RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Vonnis : 9 september 2003
Zaaknummer: 85861 / KG ZA 03-309
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis in kort geding gewezen in de zaak van:
de stichting WONINGSTICHTING HOENSBROECK,
gevestigd te [Woonplaats],
eiseres,
procureur mr. P.M.G. Lardinois;
[Gedaagde],
wonende te [Woonplaats],
gedaagde,
procureur mr. J.W. Rauh (toevoeging).
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiseres heeft gedaagde gedagvaard in kort geding. Op de dienende dag, 1 september 2003, heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand ingezonden producties nader heeft doen toelichten.
1.2 Onder overlegging van een productie heeft gedaagde verweer gevoerd. Daarbij heeft gedaagde gebruik gemaakt van pleitaantekeningen.
1.3 Partijen hebben op elkaars stellingen gereageerd.
1.4 Vervolgens is het geding voor korte tijd geschorst. Na de hervatting heeft de voorzieningenrechter een drietal informanten gehoord.
1.5 Ten slotte hebben partijen de voorzieningenrechter gevraagd om vonnis te wijzen. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2.1 Eiseres verhuurt aan gedaagde de woning gelegen aan [adres]. Gedaagde verkeert in een zwakke gezondheid.
2.2 Stellende dat gedaagde en haar zoon, [V.], welke in juni 2003 zijn intrek bij gedaagde heeft genomen, althans haar sedertdien regelmatig in haar woning bezoekt, aan de omwonenden van [adres], welke eveneens huurders zijn van eiseres, stelselmatig ernstige overlast overlast veroorzaken, heeft eiseres gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
gedaagde te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het vonnis de woning aan [adres], gemeente [X.], te verlaten en te ontruimen met de haren en al het hare, met machtiging op eiseres om, indien gedaagde daarmee in gebreke blijft, de ontruiming zelf op kosten van gedaagde te doen uitvoeren met hulp van de sterke arm van politie en justitie, met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
2.3 Gedaagde heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1 Een voldoende spoedeisend belang volgt reeds uit de aard van de zaak.
3.2 Centraal in deze zaak staat de vraag of gedaagde en haar zoon sedert enige tijd aan de omwonenden van het van eiseres gehuurde pand ernstige overlast bezorgen.
3.2 Ofschoon gedaagde zich ter zitting heeft uitgeput in ontkenningen is zulks naar het oordeel van de voorzieningenrechter voorshands in voldoende mate komen vast te staan. Daartoe wordt acht geslagen op het relaas van een zeventiental buurtbewoners betreffende het gedrag van gedaagde en haar zoon. Uit een over de periode van 24 juni tot en met 28 juli 2003 bijgehouden en in dit geding overgelegd verslag rijst dienaangaande een bepaald onverkwikkelijk beeld op. (Openbaar) dronkenschap, luidkeels en indringend geschreeuw en diverse daarmee gepaard gaande taferelen, welke zich veelal afspelen in de nachtelijke uren, zijn volgens de omwonenden aan de orde van de dag. Naar de als informant gehoorde buurman [S. ] verklaarde blijft de buurt sedert de komst van de zoon in juni 2003 evenmin verschoond van hooglopende scheldpartijen, waarbij gedaagde en haar zoon betrokken zijn. Dit een en ander vindt deels steun in de verklaring van de brigadier van politie Limburg-Zuid [P.], die ook als informant is gehoord. Uit diens verklaring en het getoonde overzicht blijkt dat er van juni 2003 tot heden een achttal politiemutaties ter zake van overlast is geweest.
3.3 Bij deze stand van zaken acht de voorzieningenrechter de gestelde overlast alleszins voldoende aannemelijk. De andersluidende verklaring van de dochter van gedaagde, [B. ], welke eveneens als informant is gehoord, legt onvoldoende gewicht in de schaal om tot een ander oordeel te leiden. Daarbij wordt ook betrokken de omstandigheid dat de betreffende familie een voorgeschiedenis van overlast heeft. Al eerder heeft de voorzieningenrechter zich over deze problematiek moeten buigen. Ook toen is (bij vonnis van 29 januari 2001) vanwege de ernstige overlast ontruiming bevolen.
3.4 Gedaagde heeft in een subsidiaire variant nog benadrukt dat het zwaartepunt van de overlast is gelegen in het gedrag van haar zoon en veel minder in dat van haarzelf. Dit moge zo zijn, maar het kan niet tot een ander oordeel leiden. Een huurder is op gelijke wijze als voor eigen gedrag aansprakelijk voor gedragingen van personen die zich met zijn goedvinden in het gehuurde bevinden.
3.5 In het licht van dit een en ander is de voorzieningenrechter van oordeel dat de bodemrechter een vordering tot ontbinding en ontruiming hoogstwaarschijnlijk zou toewijzen. Aldus ligt ook de in dit geding gevraagde voorziening voor toewijzing gereed. Rekening houdend met de zwakke gezondheidstoestand van gedaagde, zal haar een ruime termijn worden gegund om de woning te verlaten. Daaraan wordt evenwel de voorwaarde verbonden dat gedaagdes zoon haar in de tussentijd niet meer in de woning aan de [adres] bezoekt. De voorzieningenrechter heeft gedaagde ter zitting voorgehouden dat als dit laatste toch gebeurt, eiseres terstond tot ontruiming van gedaagde kan overgaan.
3.6 Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt gedaagde verwezen in de proceskosten.
veroordeelt gedaagde, onder de voorwaarde als opgenomen onder 3.5 van dit vonnis, om binnen twee maanden na betekening van dit vonnis de woning aan [adres], gemeente [X.], te verlaten en te ontruimen met de haren en al het hare, met machtiging op eiseres om, indien gedaagde daarmee in gebreke blijft, de ontruiming zelf op kosten van gedaagde te doen uitvoeren met hulp van de sterke arm van politie en justitie;
veroordeelt gedaagde in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van eiseres begroot op € 205,- aan vast recht, € 703,- voor salaris procureur en € 81,16 aan explootkosten;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en bij ontstentenis van deze uitgesproken door mr. J.R. Sijmonsma ter openbare terechtzitting in [tegenwoordigheid] van de griffier.
RQ