ECLI:NL:RBMAA:2003:AI6157

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
84337 / KG ZA 03-203
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.M. Adelmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Misbruik van bevoegdheid tot ontruiming in kort geding

In deze zaak heeft eiser, hierna aangeduid als [Eiser], Hestia, de verhuurder, gedagvaard in kort geding. De procedure begon op 20 juni 2003, waar [Eiser] zijn vordering toelichtte met verwijzing naar ingezonden producties. Hestia voerde verweer aan de hand van pleitnotities. De partijen hebben op elkaars stellingen gereageerd en het geding werd tijdelijk geschorst om een regeling te beproeven. Na hervatting vroegen beide partijen om vonnis.

Het geschil draait om de huurachterstand van [Eiser] en zijn echtgenote, die een woning huurden van Hestia. In 2001 werd de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen op [Eiser] van toepassing verklaard, wat leidde tot een huurachterstand. In november 2002 werd een betalingsregeling getroffen, maar na de opheffing van het faillissement in januari 2003, stelde Hestia dat de betalingsregeling niet meer kon worden gehandhaafd. Hestia dagvaardde [Eiser] en zijn echtgenote, wat resulteerde in een verstekvonnis dat de huurovereenkomst ontbond en ontruiming beval.

[Eiser] stelde dat Hestia misbruik maakte van haar bevoegdheid om tot ontruiming over te gaan. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was en dat de beëindiging van de betalingsregeling niet zonder meer kon plaatsvinden. De voorzieningenrechter concludeerde dat [Eiser] er redelijkerwijs vanuit mocht gaan dat hij niet ontruimd zou worden zolang hij zich aan de betalingsregeling hield. Gezien de omstandigheden en de belangen van [Eiser] en zijn gezin, werd de executie van het vonnis geschorst totdat de kantonrechter in de verzetprocedure een eindvonnis zou wijzen. Hestia werd in de kosten van het geding verwezen.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT, SECTOR CIVIEL
Zaaknummer : 84337 / KG ZA 03-203
Datum uitspraak: 26 juni 2003 (bij vervroeging)
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
[Eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser bij exploot van dagvaarding in kort geding van 19 juni 2003,
procureur: mr. A.M. Holmes (toevoeging aangevraagd),
tegen:
De stichting HESTIA GROEP,
gevestigd en kantoor houdende te Landgraaf,
gedaagde,
procureur: mr. T.J.A. Iding.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiser ([R.]) heeft gedaagde (hierna: Hestia) gedagvaard in kort geding.
1.2 Op de dienende dag, 20 juni 2003, heeft [Eiser] gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding. Onder verwijzing naar een aantal op voorhand ingezonden producties heeft [Eiser] zijn vordering nader doen toelichten.
1.3 Hestia heeft aan de hand van pleitnotities verweer doen voeren. Daarbij heeft zij verwezen naar een op voorhand ingezonden productie.
1.4 Partijen hebben op elkaars stellingen gereageerd.
1.5 Vervolgens is ter beproeving van een regeling het geding voor enige tijd geschorst.
1.6 Na de hervatting hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 [Eiser] en zijn echtgenote huurden van Hestia de woning, staande en gelegen te [adres], laatstelijk tegen een huurprijs van € 295,55 per maand.
2.2 In de loop van 2001 is de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) op [Eiser] van toepassing verklaard. Destijds had [Eiser] reeds een huurachterstand (de precieze hoogte daarvan hebben partijen niet bekend gemaakt). In november 2001 is de schuldsanering omgezet in een faillissement.
2.3 Gedurende de schuldsanering resp. het faillissement is de huurachterstand verder opgelopen.
2.4 In november 2002 heeft [Eiser] met Hestia, door middel van een op een "rekening-courant"-overzicht gestelde handgeschreven akkoordverklaring, een afbetalingsregeling getroffen. Aldus verbond [Eiser] zich € 50,- per maand op de huurachterstand in te lopen. Op 10 januari 2003 is zulks nogmaals schriftelijk vastgelegd.
2.5 [Eiser] heeft zich aan de betalingsregeling gehouden.
2.6 Op 30 januari 2003 is het faillissement van [Eiser] wegens gebrek aan baten opgeheven.
2.7 Naar aanleiding hiervan heeft Hestia bij brief van 11 februari 2003 aan [Eiser] (en diens echtgenote) doen weten:
"(…...)
Deze stopzetting van de WSNP betekent voor u dat al onze vorderingen op u weer herleven.
In het verleden hebben wij een betalingsregeling getroffen welke nu niet meer kan worden gehandhaafd, omdat de achterstand is gewijzigd.
De huidige achterstand bedraagt € 2.225,93 tm 11 februari 2003.
Gelet op de plotselinge wijziging in de achterstand verzoek ik u zich binnen 5 werkdagen te melden op het rayonkantoor voor het treffen van een betalingsregeling.
(…...)"
2.8 Bij dagvaarding van 21 maart 2003 heeft Hestia [Eiser] en diens echtgenote gedagvaard voor de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen. [Eiser] en zijn echtgenote zijn niet verschenen. Bij verstekvonnis van 16 april 2003 heeft de kantonrechter de huurovereenkomst ontbonden met ontruiming van [Eiser] en echtgenote en veroordeling van laatstgenoemden tot betaling een huurachterstand van € 2.499,61 c.a..
2.9 Voormeld vonnis is op 22 mei 2003 aan het woonadres van [Eiser] betekend. [Eiser], die sedert 28 januari 2003 in voorlopige hechtenis verblijft, heeft op 10 juni 2003 van het vonnis kennisgenomen. De ontruiming is aangezegd tegen 24 juni 2003.
2.10 De huidige huurachterstand beloopt € 2.025,93.
2.11 [Eiser] heeft op 19 juni 2003 verzet aangetekend tegen het verstekvonnis van 16 april 2003.
2.12 Stellende dat Hestia misbruik maakt van haar bevoegdheid om krachtens het verstekvonnis tot ontruiming over te gaan heeft [Eiser], na daartoe vruchteloos te hebben gesommeerd, gevorderd bij vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut:
primair
Hestia te gebieden de executie van het vonnis van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, met kenmerk 128496 CV EXPL 03-1252 tot ontruiming van de woning te [adres], te schorsen en geschorst te houden, voor onbepaalde tijd c.q. voor een termijn als de voorzieningenrechter in goede justitie zal vermenen te behoren, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag of dagdeel, dat Hestia het te wijzen vonnis niet naleeft;
subsidiair
te bepalen dat de ontruimingstermijn bij afweging van de wederzijdse belangen op zes maanden wordt gesteld, met veroordeling van Hestia in de kosten van deze procedure.
2.12 Hestia heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1 Een voldoende spoedeisend belang volgt uit de aard van de zaak.
3.2 De stelling van [Eiser] dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid steunt op drie pijlers: (a) Hestia heeft in de inleidende dagvaarding bij de sector kanton ten onrechte geen melding gemaakt van het feit dat [Eiser] en Hestia een betalingsregeling waren overeengekomen, (b) die regeling kon niet voetstoots worden beëindigd, en (c) [Eiser] mocht ervan uitgegaan dat als hij zich aan de regeling zou houden, hij niet ontruimd zou worden.
3.3 Inderdaad (ad b) valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat de getroffen betalingsregeling - een obligatoire overeenkomst zonder verdere voorwaarden - zo zonder meer eenzijdig kon worden beëindigd ("opgezegd", verklaart Hestia zich in haar pleitnotitie nader). De enkele opheffing van het faillissement en het bijgevolg herleven van een pre-faillissementsschuld leveren daarvoor in ieder geval onvoldoende grond op. Dat Hestia [Eiser] vervolgens vruchteloos heeft uitgenodigd voor het treffen van een nieuwe betalingsregeling, maakt dit niet anders.
3.4 Bij dit een en ander betrekt de voorzieningenrechter dat het (ad c), gelet op het rekening-courantoverzicht met de akkoordverklaring van Hestia, welke is geplaatst onder het saldo van de op dat moment totale huurschuld, naar haar voorlopig oordeel alleszins begrij-pelijk is dat [Eiser], zoals hij betoogt, heeft gedacht dat de betaling van € 50,- extra per maand de gehele huurschuld betrof. Wat dit waard is moet uiteindelijk ten gronde worden gewogen. Bij de voorshands vaststaande feiten is echter aannemelijk dat [Eiser], die evident een leek is op juridisch gebied, ervan kon uitgaan dat hij van ontruimingsacties verschoond zou blijven zolang het bedrag van € 50,- bovenop de lopende huur keurig werd betaald.
3.5 Gelet op deze feiten en omstandigheden en tegen de achtergrond van het per 1 januari 2002 ingevoerde artikel 21 Rv, dat op partijen de plicht legt de rechter volledig en naar waarheid voor te lichten, acht de voorzieningenrechter het alleszins aannemelijk dat de kantonrechter, als hij van de juiste toedracht op de hoogte was geweest (ad a), [Eiser] ten minste een terme de grâce had gegund om zijn verplichtingen na te komen.
3.6 Hiermee is niet gezegd dat Hestia de kantonrechter om de tuin heeft willen leiden. Wel dat er geen goede reden is om het ongenuanceerde feitenrelaas in de dagvaarding met de mantel der liefde te bedekken.
3.7 Resumerend vindt de voorzieningenrechter in dit een en ander aanleiding, gelet ook op de belangen aan de zijde van [Eiser] en zijn gezin die door een ontruiming zullen worden geschaad, de gevraagde voorziening in zoverre toe te wijzen, dat de executie zal worden geschorst totdat de kantonrechter eindvonnis zal hebben gewezen in de verzetprocedure. Aannemelijk is dat de mogelijkheid van het treffen van die voorziening in het petitum besloten ligt.
3.8 Als de overwegend in het ongelijk gestelde partij wordt Hestia verwezen in de kosten van het geding.
4. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht;
RECHT DOENDE in kort geding:
Schorst de executie van het vonnis d.d. 16 april 2003 van de rechtbank Maastricht, sector kanton, locatie Heerlen, met zaaknummer 128496 CV EXPL 03-1252 tot ontruiming van de woning te [adres], totdat in de tegen dat vonnis ingestelde verzetprocedure door de sector kanton eindvonnis zal zijn gewezen;
Veroordeelt Hestia in de kosten van dit geding aan de zijde van [Eiser] gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag van € 976,20, waarvan € 205,- wegens verschuldigd vast recht, € 703,- voor salaris procureur en € 68,20 aan explootkosten, op de voet van artikel 243 lid 1 Rv te voldoen aan de griffier van deze rechtbank;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
RQ