RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Civiel
Zaaknummer: 85483 / KG ZA 03-272
De voorzieningenrechter, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis in kort geding gewezen in de zaak van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid AMBULANCEZORG NEDERLAND,
gevestigd en kantoor houdende te Zwolle,
eiseres,
procureur: mr. P.H. Brandts,
advocaat: mr. M.R. van Hall te Utrecht,
1. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid CNV BEDRIJVENBOND,
statutair gevestigd te Houten en mede kantoor houdende te Sittard,
gedaagde sub 1,
geen procureur gesteld hebbende,
advocaat: mr. A. Schellart te Utrecht,
2. de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid FNV BONDGENOTEN,
statutair gevestigd te Amsterdam,
gedaagde sub 2,
geen procureur gesteld hebbende,
advocaat: mr. M. Bosman te Utrecht.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiseres, hierna te noemen: AZN, heeft gedaagden, hierna gezamenlijk te noemen: de bonden, gedagvaard in kort geding.
1.2 Op de dienende dag, 31 juli 2003, heeft AZN gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van de dagvaarding, waarna zij haar vordering met verwijzing naar op voorhand toegezonden producties nader heeft doen toelichten, daarbij gebruikmakend van een pleitnota.
1.3 Na een korte schorsing hebben de bonden - gedaagde sub 2 aan de hand van een pleitnota - verweer gevoerd. Gedaagde sub 1 heeft daarbij verwezen naar op voorhand toe-gezonden producties.
1.4 Na andermaal een korte schorsing hebben partijen gere- en gedupliceerd. AZN heeft nog stukken overgelegd.
1.5 Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht.
1.6 De voorzieningenrechter heeft op de dienende dag mondeling uitspraak gedaan.
De motivering van die uitspraak is later volledig op schrift gesteld.
2. Het geschil
2.1 In de ambulancezorg in Nederland zijn ongeveer 3000 werknemers werkzaam. Ongeveer de helft daarvan is in dienst van gemeenten. De andere helft is in dienst van particuliere ambulancediensten. Voor deze laatste categorie vervult AZN de werkgeversfunctie.
2.2 De arbeidsvoorwaarden voor het personeel van de particuliere ambulancediensten en die van de gemeentelijke ambulancediensten verschillen in een aantal opzichten van elkaar. De partijen in het CAO-overleg - tevens partijen in deze procedure - streven naar een harmonisatie van deze arbeidsvoorwaarden.
2.3 Nadat partijen op een aantal punten, waaronder een salarisverhoging van 15 a 20 % voor het personeel in de particuliere sector, overeenstemming hadden bereikt, zijn zij er vooralsnog niet in geslaagd om een regeling te bereiken op het stuk van de zogenoemde FLO-problematiek.
2.4 De sinds jaar en dag voor de gemeentelijke ambulancezorg geldende FLO-regeling - FLO staat voor functioneel leeftijdsontslag - komt er, kort gezegd, op neer dat het personeel in die sector de mogelijkheid heeft om uit te treden bij het bereiken van de leeftijd van 55 jaar. In de private sector bestaat die mogelijkheid niet. De inzet van de bonden is thans om tot een vergelijkbare regeling in de private sector te komen. AZN acht dit tot nu toe onhaalbaar.
2.5 Naar de “juridische afdwingbaarheid” en financiële aspecten van de mogelijke invoering van een FLO-regeling in de private sector hebben partijen onderzoeken laten verrichten.
De uitkomst van dit een en ander was, kort gezegd, dat invoering van een FLO-regeling in de private sector enerzijds kostbaar zal zijn en anderzijds juridisch niet afdwingbaar.
2.6 Vanaf januari 2003 hebben partijen regelmatig over de FLO-problematiek gesproken. Laatstelijk tijdens overleg op 9 april, 2 juni, 3 juli en 8 juli 2003. De bonden hebben uit-eindelijk voorgesteld te komen tot een volledige harmonisatie van het functioneel leeftijds-ontslag op 55 jaar, dan wel “een ouderenbeleid” en een uittredingsmogelijkheid vanaf 57 jaar. AZN heeft zich noch in het een, noch in het ander kunnen vinden. Zij heeft ten slotte aangegeven op 11 september 2003 met de bonden verder te willen praten.
2.7 De bonden wensen zich bij dat laatste niet neer te leggen. Gedaagde sub 2 heeft bij brief van 15 juli 2003 acties aangekondigd. Gedaagde sub 1 heeft AZN bij brief van 23 juli 2003 een ultimatum gesteld tot 28 juli 2003: als AZN voor die datum niet een van beide onder 2.6 genoemde voorstellen aanvaardt, volgen er acties. AZN heeft de termijn laten verstrijken.
2.8 De bonden hebben hun leden opgeroepen om met ingang van 28 juli 2003 actie te gaan voeren. De leden zijn daartoe ook overgegaan. De acties duren nog voort.
2.9 Uit de door de bonden daartoe uitgebrachte nieuwsbrief van 23 juli 2003 kan worden opgemaakt wat de acties behelzen:
“Uitgangspunt is en blijft dat de acties publieks vriendelijk zijn en blijven. Mochten de werkgevers niet ingaan op onze eisen, dan zal vanaf 28 juli a.s. 6.30 uur LANDELIJK voor onbepaalde tijd alléén zondagsdiensten gereden worden: spoedeisend vervoer (A1 en A2 ritten) en de aanvoerritten (besteld vervoer) blijven onverkort gewaarborgd. De volgende activiteiten worden vanaf 28 juli a.s. landelijk NIET meer verricht:
• afvoerritten (besteld vervoer). De werkgevers (CPA’s, BVA sectie NMA en de Raad voor Regionale Geneeskundige Functionarissen) hebben wij tijdig verzocht zorg te dragen voor alternatieve afvoerritten.
• de ritformulieren worden voorlopig NIET bij de werkgever ingeleverd;
• géén vervoer van huisartsen door ambulance-chauffeurs;
• géén GHOR-activiteiten (geen OvD-G); [ter zitting is gebleken dat dit aldus moet worden verstaan dat GHOR-activiteiten in spoedgevallen wel worden verricht, vzr.]
• géén overwerk;
• géén ambulances bij evenementen;
• géén ingetrokken (verlof)dagen.”
2.10 Stellende, naar de kern genomen, dat door aldus te handelen de bonden wanprestatie plegen door met AZN gemaakte afspraken niet na te komen, althans de acties onrechtmatig zijn, heeft AZN gevorderd bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad:
1. de bonden te verbieden voort te gaan met het organiseren van, uitroepen van, bevorderen van, (lees:) of welke wijze dan ook betrokken te zijn bij acties, die ten doel hebben een met het FLO vergelijkbare regeling af te dwingen, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 500.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de bonden in gebreke blijven aan het ten deze te wijzen vonnis in kort geding te voldoen;
2. de bonden te gebieden zich in de toekomst te onthouden van het organiseren van, uitroepen van, bevorderen van, of welke wijze dan ook betrokken te zijn bij acties, die ten doel hebben een met het FLO vergelijkbare regeling af te dwingen, zulks op straffe van een direct opeisbare dwangsom van € 500.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat de bonden in gebreke blijven aan het ten deze te wijzen vonnis in kort geding te voldoen;
3. subsidiair een voorziening te treffen die gegeven de omstandigheden in goede justitie zal worden bepaald;
4. de bonden te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
2.11 De bonden hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3.1 Het recht op het voeren van collectieve actie, waaronder begrepen het stakingsrecht, wordt in beginsel beheerst door de bepalingen van het Europees Sociaal Handvest (ESH). In artikel 6 aanhef en onder 4 van het ESH wordt het recht van werknemers of hun vertegen-woordigende vakbonden op collectief optreden erkend in geval van belangengeschillen met werkgevers, met uitzondering van verplichtingen uit hoofde van reeds eerder gesloten collectieve arbeidsovereenkomsten.
3.2 Valt een collectieve actie onder het bereik van artikel 6 lid 4 ESH, en aangenomen moet worden dat dit voor de onderhavige acties het geval is - het beroep van AZN op de in de, inmiddels geëxpireerde, CAO opgenomen vredesplichtclausule gaat niet op omdat het de bonden er niet om te doen is die CAO gewijzigd te krijgen (zie artikel 11 lid 6) - dan brengt dat mee dat deze in beginsel moet worden geduld als een rechtmatige uitoefening van het in deze verdragsbepaling erkende grondrecht, ondanks de met haar beoogde en op de koop toe genomen schadelijke gevolgen voor de werkgever en derden.
3.3 Voor het oordeel dat een staking niettemin onrechtmatig is, is alleen dan plaats als zwaarwegende procedureregels ("spelregels”) zijn veronachtzaamd dan wel indien - met inachtneming van de door artikel 31 ESH getrokken grenzen - moet worden geoordeeld dat de bonden en hun leden in redelijkheid niet tot de ondernomen actie hadden mogen overgaan.
3.4 AZN heeft aangevoerd dat inderdaad zwaarwegende procedureregels zijn geschonden. Deze schending zou hierin bestaan dat op 8 juli 2003 door de bonden zou zijn toegezegd om op 11 september 2003 met AZN door te onderhandelen, ook over de FLO-problematiek, maar zij desondanks hun leden hebben opgeroepen om tot actie over te gaan.
3.5 Deze stelling wordt verworpen. Niet aannemelijk is geworden dat de bonden toegezegd hebben om (ook) met betrekking tot de FLO-kwestie het overleg van 11 september 2003 af te zullen wachten. Uit de overgelegde verslagen blijkt dat niet, en de beweringen van de gespreksdeelnemers staan wat dat betreft lijnrecht tegenover elkaar. Alleen een nader
onderzoek naar feiten en omstandigheden zou op dit punt uitkomst kunnen bieden,
maar daarvoor is in kort geding geen plaats.
3.6 In dit verband verdient opmerking dat de acties tijdig zijn aangekondigd, en het aannemelijk is geworden dat tussen partijen met betrekking tot de FLO-problematiek een patsituatie is ontstaan. AZN wijst de voorstellen van de bonden van de hand en de bonden op hun beurt voelen niets voor verder uitstel voor, zoals AZN wenst, nader onderzoek.
3.7 Vervolgens komt de stelling van AZN aan bod dat de bonden misbruik maken van het stakingsinstrument, omdat zij - kort gezegd - iets onmogelijks eisen. De verruiming van het FLO zou financieel niet op te brengen zijn.
3.8 Nog daargelaten of een beroep op financieel onvermogen voldoende kan zijn om stakingen en collectieve acties te doen verbieden, is in dit kort geding geenszins duidelijk geworden of, dan wel in welke mate, budgettaire krapte in de private ambulancebranche aan verruiming van het FLO in de weg staat. Dit verweer moet aanstonds worden verworpen.
3.9 Dan komt het hoofdargument van AZN aan de orde: door de acties wordt de volksge-zondheid in gevaar gebracht, althans wordt het risico dat dit gebeurt ontoelaatbaar vergroot.
3.10 Aldus wordt een beroep gedaan op artikel 31 ESH, waarin het recht op collectieve actie wordt begrensd door de beperkingen welke bij de wet zijn voorgeschreven en in een de-mocratische samenleving noodzakelijk zijn voor de bescherming van, onder meer, de volksgezondheid.
3.11 Deze uitzondering op het recht om collectieve actie te voeren moet beperkt worden uitgelegd. In het voetspoor van het arrest van de Hoge Raad van 22 november 1991 (NJ 1992, 508) moet worden aangenomen dat deze uitzondering zich niet reeds voordoet wanneer er sprake is van ongemak, maar slechts wanneer patiënten komen bloot te staan aan het gevaar dat zij in hun gezondheid - mogelijk onherstelbare - schade lijden doordat onderzoek en eventuele behandeling te lang uitblijven.
3.12 Dat dit gevaar bestaat is in dit kort geding niet voldoende aannemelijk gemaakt. Enerzijds bezweren de bonden dat zij uitdrukkelijk aan de actievoerders hebben opgedragen om in spoedeisende gevallen altijd aan hun vervoersplicht te voldoen, anderzijds heeft AZN in de summiere procedure die het kort geding nu eenmaal is, niet voldoende hard kunnen maken dat zich als gevolg van de acties ernstige incidenten hebben voorgedaan.
3.13 Weliswaar is niet denkbeeldig, dat zich situaties voordoen waarbij ongemak en vertragingen voor patiënten en verstoring van de organisatie van de ziekenhuizen zullen ontstaan - de door AZN opgevoerde incidenten wijzen daarop - maar dat de acties daadwer-kelijk (onherstelbare) schade toebrengen aan de gezondheid van patiënten is in dit kort geding niet aannemelijk geworden.
3.14 De bonden zullen, op gevaar van in de toekomst alsnog een verbod opgelegd te krijgen, echter de vinger aan de pols moeten blijven houden om er voor te zorgen dat de risico’s als gevolg van de acties binnen aanvaardbare grenzen blijven. De enkele bereidheid om, zoals door de bonden naar voren gebracht, met AZN over veiligheidsaspecten te overleggen is daarvoor niet voldoende.
3.15 De vordering wordt afgewezen met veroordeling van AZN in de proceskosten.
weigert de gevorderde voorzieningen;
veroordeelt AZN in de proceskosten tot aan dit vonnis gerezen en aan de zijde van de bonden begroot op € 410,- aan vast recht en € 1406,- voor salaris procureur;
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.P. Lampe, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in tegenwoordigheid van de griffier.
RQ