ECLI:NL:RBMAA:2003:AG0139

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
28 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
77718 - HA ZA 02-825
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • Sijmonsma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van de Rechtbank Maastricht in een geschil over aansprakelijkheid bij internationaal vervoer onder CMR

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 28 mei 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen ITG Internationale Spedition GmbH (eiseres) en Medion A.G. en Gothaer Allgemeine Versicherung A.G. (gedaagden). ITG had een vordering ingesteld tegen Medion en Gothaer, waarbij zij stelde dat zij niet aansprakelijk was voor het verlies van een zending notebooks die op 20 december 2001 was opgehaald voor vervoer van Maastricht naar Dortmund. De zending was gestolen op 24 december 2001, wat leidde tot een schadeclaim van Medion van € 1.185.680,57. ITG beriep zich op artikel 17 van de CMR, waarin de aansprakelijkheid van de vervoerder wordt beperkt.

De gedaagden, Medion en Gothaer, voerden aan dat de Rechtbank Maastricht onbevoegd was om van de vordering kennis te nemen, omdat de plaats van inontvangstneming volgens hen niet Maastricht was, maar Taipei. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gehoord, inclusief de stellingen van ITG dat er sprake was van twee aparte vervoersovereenkomsten. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van één gecombineerde vervoersovereenkomst van Taiwan naar Dortmund, waarbij Maastricht niet als plaats van inontvangstneming kon worden aangemerkt.

Uiteindelijk heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard om van de vordering van ITG kennis te nemen en heeft ITG in de kosten van de procedure veroordeeld. Dit vonnis benadrukt de toepassing van de CMR en de internationale bevoegdheid van de rechtbank in geschillen over internationaal vervoer.

Uitspraak

Vonnis : 28 mei 2003
Zaaknummer : 77718 / HA ZA 02-825
De rechtbank te Maastricht, sector civiel, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
de vennootschap naar het recht van Duitsland ITG INTERNATIONALE SPEDITION GMBH,
gevestigd te Düsseldorf (Duitsland),
eiseres in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
procureur mr. P.H. Brandts;
tegen:
1. de vennootschap naar het recht van Duitsland MEDION A.G.,
gevestigd te Essen (Duitsland),
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
procureur mr. J.A.M.G. Vogels;
2. de vennootschap naar het recht van Duitsland GOTHAER ALLGEMEINE VERSICHERUNG A.G.,
gevestigd te Köln (Duitsland),
gedaagde in de hoofdzaak, eiseres in het incident,
procureur mr. J.A.M.G. Vogels.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres in de hoofdzaak, hierna te noemen "ITG", heeft gedaagden in de hoofdzaak, hierna respectievelijk te noemen "Eurodocument", "Medion" en "Gothaer", gedagvaard voor deze rechtbank en gesteld en gevorderd als in die dagvaarding vermeld. Bij die dagvaarding zijn producties overgelegd. Bij rolinstructieblad van 25 september 2002 heeft eiseres verzocht de zaak tegen Eurodocument door te halen ter rolle ter fine van royement, hetgeen de rechtbank heeft gedaan.
Medion en Gothaer hebben daarna een incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid genomen. Bij die gelegenheid hebben Medion en Gothaer producties in het geding gebracht.
Daarop heeft ITG onder overlegging van producties geantwoord in het incident.
Medion en Gothaer hebben vervolgens pleidooi verzocht. Ten pleidooie hebben partijen elk nog een akte houdende overlegging productie(s) genomen, waarna zij de zaak hebben doen bepleiten aan de hand van door hen in het geding gebrachte pleitnota's. Aan de pleitnota van ITG zijn nog producties gehecht. Van deze zitting is een audiëntieblad opgemaakt.
Ten slotte hebben partijen ten pleidooie vonnis in het incident gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
In de hoofdzaak
2.1 Bij dagvaarding heeft ITG kort gezegd aangevoerd dat zij op of omstreeks 20 december 2001 van Medion de opdracht heeft ontvangen om een zending notebooks te vervoeren vanaf het adres van Eurodocument te Beek ("Maastricht Airport") naar het losadres van de vennootschap naar het recht van Duitsland "Zippert Logistik U. Spedition GmbH & Co" te Dortmund, hierna te noemen "Zippert." ITG heeft deze opdracht uitbesteed aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Schiphol Express B.V." te Luchthaven Schiphol, die de opdracht weer heeft uitbesteed aan de de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "[J. ] & Zn B.V.", althans "Transport- en Containerbedrijf [J. ] & Zn B.V", hierna te noemen "[J. ]." Op of omstreeks 21 december 2001 heeft [J. ] de zending notebooks in ontvangst genomen in de vrachtwagencombinatie met kenteken BG-FG-37 onder CMR-vrachtbrief met nummer 859123. Nadat [J. ] deze vrachtwagen - met daarin de betreffende notebooks - had gestald op haar bedrijfsterrein te Landgraaf, is deze op of omstreeks 24 december 2001 gestolen. Daardoor heeft Medion, aldus ITG, een schade geleden van
€ 1.185.680,57. Op grond van het voorgaande is ITG ingevolge het bepaalde in artikel 17 van de Convention Relative au Contrat de Transport International de Marchandise par Route (CMR) naar haar zeggen niet aansprakelijk, althans niet verder dan tot de beperking als neergelegd in de artikelen 23 juncto 25 CMR.
2.2 Op grond van het vorenstaande heeft ITG gevorderd dat de rechtbank bij vonnis zal verklaren voor recht dat ITG jegens geen der gedaagden - zijnde Medion en Gothaer, nu de zaak jegens de aanvankelijk tevens gedagvaarde Zippert niet is aangebracht en ten aanzien van Eurodocument is geroyeerd - aan-sprakelijk is, althans niet aansprakelijk is jegens Medion en/of Gothaer voor het in december 2001 ontstane verlies van de zending notebooks vervoerd onder CMR-vrachtbrief met nummer 859123, althans dat haar aansprakelijkheid jegens gedaagden, althans jegens Medion en/of Gothaer is beperkt overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 CMR, kosten rechtens.
In het incident
2.3 Kort gezegd hebben Medion en Gothaer bij incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegheid aangevoerd dat de rechtbank Maastricht onbevoegd is om van de onderhavige vordering in de hoofdzaak kennis te nemen. Daartoe hebben zij gesteld dat Medion ITG de opdracht heeft gegeven de betreffende notebooks van Taipei (Taiwan) via Maastricht Airport te vervoeren naar Dortmund (Duitsland). Maastricht kan derhalve, aldus Medion en Gothaer, niet worden aangemerkt als de plaats van inontvangstneming zoals bedoeld in artikel 31 lid 1 onder b CMR. In de overeenkomst tussen Medion en ITG dient Taipei mitsdien te worden aangemerkt als plaats van inontvangstneming en Dortmund als plaats van aflevering. Maastricht is, aldus Medion en Gothaer, slechts plaats van inontvangstneming in de overeenkomst tussen ITG en Schiphol Express B.V.
2.4 Met betrekking tot de hoofdzaak hebben Medion en Gothaer nog gesteld dat de schade anders dan ITG bij dagvaarding heeft gesteld € 1.190.811,63 bedraagt. Die schade is door Gothaer, verzekeraar van Medion, aan Medion vergoed. Gelet hierop alsmede op de door Medion aan Gothaer verstrekte last en volmacht om haar aanspraken met betrekking tot de geleden schade geldend te maken - zie productie 1 (eerste pagina) van de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid - is Gothaer getreden in de rechten van Medion en heeft Medion terzake van die schade geen vorderingsrecht meer. Voorts hebben Medion en Gothaer nog aangevoerd dat Gothaer in de onderhavige kwestie al een procedure in Duitsland aanhangig heeft gemaakt tegen ITG bij "Mahnbescheid" van 22 maart 2002, bij incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid abusievelijk aangeduid als Mahnbescheid van 22 oktober 2002, zo hebben Medion en Gothaer ten pleidooie aangegeven.
2.5 Op grond van het in rechtsoverweging 2.3 overwogene hebben Medion en Gothaer gevorderd dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zich onbevoegd zal verklaren om van de vordering van ITG in de hoofdzaak kennis te nemen.
2.6 ITG heeft de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid gemotiveerd weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusie van antwoord in het incident alsmede naar hetgeen ITG ten pleidooie heeft doen bepleiten c.q. de door haar overgelegde pleitnota.
3. De beoordeling
In het incident
3.1 Vooraf merkt de rechtbank op dat zij met partijen van oordeel is dat de CMR in ieder geval van toepassing is op het tussen partijen overeengekomen vervoer over de weg van Maastricht/Aachen Airport naar Dortmund, gelet op met name de in artikel 1 CMR vermelde vereisten. Uit de door partijen aangedragen feiten en omstandigheden kan echter niet althans onvoldoende worden afgeleid dat de CMR ook van toepassing is op het tussen partijen overeengekomen vervoer via de lucht van Taiwan naar Maastricht/Aachen Airport, zodat de rechtbank het antwoord op die - door partijen niet gestelde - vraag in het midden zal laten.
3.2 Voorts merkt de rechtbank op dat, voor zover de CMR niet voorziet in de regeling van een of meerdere onderdelen van de door partijen gesloten vervoersovereenkomst(en), Duits recht van toepassing is, nu partijen kennelijk voor dat recht hebben gekozen in de zin van artikel 3 van het Verdrag inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EEG-Verbintenissenverdrag). In dit verband verwijst de rechtbank naar met name punt 4 van de incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid van Medion en Gothaer en naar punt 13 van de conclusie van antwoord in het incident van ITG. Het enkele feit dat ITG zich ten pleidooie heeft beroepen op Nederlandse rechtspraak geeft onvoldoende aanleiding om te veronderstellen dat ITG afstand zou hebben willen doen van de aanvankelijk door haar gedane keuze voor Duits recht.
3.3 Bij de onderhavige door Medion en Gothaer opgeworpen exceptie gaat het om de vraag of de Nederlandse rechter - dus niet de rechtbank Maastricht, nu artikel 31 lid 1 CMR slechts de internationale bevoegdheid toedeelt - bevoegd is om van het onderhavige geschil kennis te nemen. Met partijen is de rechtbank van oordeel dat voor het antwoord op die vraag essentieel is of sprake is van twee separate vervoersovereenkomsten van Taiwan naar Maastricht/Aachen Airport respectievelijk van Maastricht/Aachen Airport naar Dortmund - bepleit door ITG - dan wel van één gecombineerde vervoersovereenkomst van Taiwan naar Dortmund - bepleit door Medion en Gothaer - zodat kan worden vastgesteld of Maastricht al dan niet als plaats van inontvangstneming in de zin van genoemd verdragsartikel kan worden aangemerkt.
3.4 Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van één gecombineerde vervoersovereenkomst van Taiwan naar Dortmund. Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
3.4.1 Vooropgesteld zij dat, nu tussen partijen niet in geschil is dat de litigieuze, te vervoeren notebooks uiteindelijk dienden te worden afgeleverd bij Zippert te Dortmund, de bedoeling van partijen er naar het oordeel van de rechtbank op was gericht dat de plaats van bestemming van de notebooks Dortmund zou zijn.
3.4.2 ITG heeft haar stelling dat sprake is van twee separate vervoersovereenkomsten onder meer hierop gebaseerd dat bij faxbericht van 10 december 2001 (zie productie 2 bij conclusie van antwoord in het incident) de opdracht van 28 november 2001 "van de baan" is (zie punt 2 van de pleitnota van ITG). Bij de eerste opdracht van 28 november 2001 is door Medion aan ITG de opdracht gegeven om een zending notebooks te vervoeren van "Ladeort" Taiwan naar "Airport of destination" Düsseldorf (zie productie 1 van de conclusie van antwoord in het incident). Bij de tweede opdracht van 10 december 2001 is door Medion aan ITG de opdracht gegeven om een zending notebooks te vervoeren van "Ladeort" Taiwan naar "Airport of destination" Amsterdam/Maastricht. Het door ITG gevoerde betoog stuit reeds hierop af dat het in bedoelde opdrachten gaat om twee verschillende typen notebooks. In de eerste opdracht gaat het om het type MD 9645 en in de tweede opdracht om het type MD 9663. De eerste opdracht van 28 november 2001 is derhalve blijven bestaan en niet vervangen door de tweede opdracht van 10 december 2001.
3.4.3 Voorts blijkt ook uit de door - nota bene - ITG zelf naar Medion gestuurde rekeningen ter zake van het vervoer van de litigieuze zending notebooks dat sprake is van één gecombineerde vervoersovereenkomst (zie de derde, vierde en vijfde pagina van productie 2 bij incidentele conclusie houdende exceptie van onbevoegdheid). Immers, niet alleen hebben de rekeningen betrekking op beide typen notebooks, maar daarnaast is op de rekeningen vermeld dat de notebooks zijn verzonden ("Absender") vanuit Taiwan en (hadden moeten) zijn afgeleverd ("Lief. an") in Dortmund. Tevens maken de rekeningen expliciet melding van luchtvrachtkosten ("Luftfracht"), die slechts betrekking kunnen hebben op het -vervoer van de notebooks van Taiwan naar Maastricht/Aachen Airport, welk vervoer volgens ITG een verplichting zou zijn die voortvloeit uit de beweerdelijke eerste separate vervoersovereenkomst van Taiwan naar Maastricht/Aachen Airport. Ook het feit dat de kosten over het gehele traject van Taiwan naar Dortmund door ITG aan Medion gezamenlijk in rekening zijn gebracht - van een onderscheid tussen de twee trajecten is geen spoor te bekennen - wijst er naar het oordeel van de rechtbank onmiskenbaar op dat sprake is van één gecombineerde vervoersovereenkomst. Dat (enkele van) de door ITG overgelegde "Air Waybills" als "Airport of destination" vermelden "Maastricht Airport" kan daar niet aan af doen, nu die aanduiding slechts als eindbestemming van het vervoer via de lucht kan worden aangemerkt. Vandaar ook de veelzeggende toevoeging "Airport of destination" (onderstreping, de rechtbank). Zulks blijkt ook uit de eerste - volgens ITG "van de baan" zijnde - opdracht van 28 november 2001, waarin als eindbestemming van het vervoer via de lucht Düsseldorf als "Airport of destination" is aangewezen.
3.4.4 Onder verwijzing naar het door ITG genoemde NJ 1998/63 - op deze plaats zij benadrukt dat Duits recht van toepassing is (zie rechtsoverweging 3.2) - overweegt de rechtbank dat, in het midden gelaten of sprake is van een "andere overeenkomst met de rechthebbende" - in casu een andere overeenkomst tussen ITG en Medion dan de onderhavige - de onderhavige vervoersovereenkomst naar het oordeel van de rechtbank niet is geëindigd met ingang van het tijdstip waarop die andere overeenkomst in werking is getreden. Immers, voor ITG bestond uit hoofde van de onderhavige vervoersovereenkomst nog steeds de verplichting om de zending notebooks uiteindelijk in Dortmund af te leveren. Dat ITG die opdracht heeft uitbesteed aan derden, maakt dat niet anders. Die uitbesteding regardeert Medion (en Gothaer) immers niet.
3.5 Al het voorgaande brengt met zich Maastricht niet als plaats van inontvangstneming in de zin van artikel 31 lid 1 CMR kan worden aangemerkt, zodat Medion en Gothaer de exceptie van onbevoegdheid terecht hebben opgeworpen. De vordering in het incident is derhalve voor toewijzing vatbaar. Als de in het ongelijk gestelde partij zal ITG worden veroordeeld in de kosten van het incident.
In de hoofdzaak
3.4 Gelet op het in het incident overwogene zal de rechtbank zich onbevoegd verklaren kennis te nemen van het onderhavige geschil.
3.5 Als de in het ongelijk gestelde partij zal ITG worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4. Uitspraak
De rechtbank:
In het incident
wijst het gevorderde toe;
veroordeelt ITG in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Medion en Gothaer gerezen en tot op heden begroot op € 780,00 voor salaris procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
In de hoofdzaak
verklaart zich onbevoegd om van de vordering van ITG op Medion en Gothaer kennis te nemen;
veroordeelt ITG in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Medion en Gothaer gerezen en tot op heden begroot op € 193,00 aan griffierecht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sijmonsma, vice-president, en ter openbare civiele terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
ThP