Vonnis : 21 mei 2003
Zaaknummer : 60632 / HA ZA 00-1067
De rechtbank Maastricht, sector civiel, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
[Mevrouw B. ],
wonende te Maastricht,
eiseres,
procureur mr. H.A.J. Stollenwerck;
het rechtspersoonlijkheid bezittende publiekrechtelijke lichaam ACADEMISCH ZIEKENHUIS MAASTRICHT,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
procureur mr. Ch.M.E.M. Paulussen.
1. Het verdere verloop van de procedure
De deskundige heeft bij rapport van 17 december 2002 het bij tussenvonnis van 16 mei 2002 gelaste deskundigenbericht uitgebracht, dat zich bij de stukken bevindt.
Het AZM heeft vervolgens een conclusie na deskundigenbericht genomen. Daarop heeft [Eiseres] ook een conclusie na deskundigenbericht genomen, waarbij producties in het geding werden gebracht.
De rechter ten overstaan van wie op enigerlei wijze bewijs is bijgebracht, is niet in staat aan deze uitspraak medewerking te verlenen, nu hij niet meer werkzaam is bij deze rechtbank.
Ten slotte hebben partijen wederom vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Bij voormeld tussenvonnis, waarbij de rechtbank volhardt, heeft de rechtbank een deskundigenonderzoek gelast terzake van de volgende vragen:
a) Is naar uw mening in het onderhavige geval sprake van een mislukte hoornvliestransplantatie?
b) Zo ja, is het mislukken van die bedoelde transplantatie te wijten aan het tijdens de operatie hoestend wakker worden van [Eiseres] en het als gevolg daarvan verricht zijn van een tweede trepanatie (zie schrijven van 18 maart van Centraal Beheer aan prof.dr. [D. ])? Zo ja, waarom bent u dat van mening en, zo nee, waarom niet?
c) Wat zijn de klachten van [Eiseres]? Is er sprake van een volstrekte blindheid aan het rechteroog van [Eiseres]?
d) Verwacht u nog verbetering of verslechtering van de klachten van [Eiseres]? Bestaat er nog een reële kans om de klachten van [Eiseres] te behandelen? Zo ja, wat is de prognose?
e) In hoeverre brengen de klachten van [Eiseres] functiebeperkingen met zich bij het verrichten van loonvormende arbeid en huishoudelijke taken en in het dagelijkse leven?
f) Kunt u aangeven wat de kans is dat na een hoornvliestransplantatie als de onderhavige een astigmatisme resteert bij de betrokken patiënt ook indien de anesthesie adequaat is uitgevoerd?
g) Geeft de onderhavige zaak u overigens nog aanleiding tot het maken van opmerkingen?
2.2 De deskundige heeft de vragen als volgt beantwoord.
Vraag a:
Het transplantaat is volgens de deskundige in immunologische zin een succes te noemen. Het donormateriaal is na dertien jaar nog helder. De optische eigenschappen van het transplantaat zijn echter onvoldoende voor een redelijke gezichtsscherpte. Voor de beleving van de patiënt is de uiteindelijke gezichtsscherpte het enige dat telt. De gezichtsscherpte OD, waarmee patiënte door het leven gaat is ½ /60.
Vraag b:
Het tijdens een hoornvliestransplantatie hoestend wakker worden is volgens de deskundige zeker niet bevorderlijk voor het succes van dit soort microchirurgische ingrepen. Wanneer dit gebeurt tijdens de handeling van het trepaneren (rond uitsnijden) van het hoornvlies is dit wel een zeer ongelukkig moment. Uit het operatieverslag d.d. 3 oktober 1989 blijkt dat de trepanatiebehandeling moest worden afgebroken en een tweede trepanatie moest worden gedaan. Of patiënte vervolgens tijdens de periode van het inhechten van het transplantaat ook een te oppervlakkige narcose heeft gehad blijkt volgens deskundige niet uit de stukken. Hoewel het verband niet onomstotelijk aangetoond kan worden tussen de tweede trepanatie - noodzakelijk wegens het afbreken van de eerste trepanatie door hoestend wakker worden van de patiënte - en het hoge postoperatieve astigmatisme, is dit verband zeer waarschijnlijk.
Het tweede deel van vraag c:
Bij een visus van ½ /60 er is volgens deskundige sprake van een maatschappelijk blind oog.
Vraag d:
Er is volgens de deskundige geen reële kans om de klachten van [Eiseres] te behandelen. Enerzijds zijn de resultaten van een recidief astymatismecorrectie niet te voorspellen, anderzijds heeft een hernieuwde operatieve ingreep in deze getransplanteerde cornea het risico van endotheelcelverlies tot onder het kritisch minimum waardoor de cornea troebel kan worden.
Vraag e:
Door het slechte gezichtsvermogen van het rechteroog functioneert [Eiseres] als een functionele monoculus, hetgeen inhoudt dat haar dieptezien is verstoord. Als gevolg daarvan heeft [Eiseres] moeite met het bepalen van afstanden (in het verkeer), met de hoogte van stoepen en treden en met bijvoorbeeld het inschenken van kopjes en glazen. Arbeid waarvoor dieptezien noodzakelijk is, zal [Eiseres] niet kunnen doen. Dit geldt zowel voor loonvormende arbeid als voor huishoudelijke taken. In het dagelijks leven heeft [Eiseres] autorijden 's avonds opgegeven evenals haar sport volleybal. Computerwerk ervaart mevrouw als extra vermoeiend, waardoor zij haar secretariaatswerkzaamheden heeft beëindigd.
Vraag f:
In de literatuur wordt opgegeven een postoperatief astigmatisme na hoornvliestransplantatie van 3-5 dioptrieën. Gemiddeld 4 dioptrieën met een spreiding van 0 tot 10 met in uitzonderlijke gevallen uitschieters naar 12-14 dioptrieën.
2.3 Alvorens het deskundigenrapport te bespreken, overweegt de rechtbank het volgende. Partijen hebben in hun respectieve conclusies na deskundigenbericht gedebatteerd over de vraag of de beslissing van de rechtbank ten aanzien van de bewijslastverdeling, en de motivering daarvan, als weergegeven in de overwegingen 2.5-2.7 van het tussenvonnis van 4 oktober 2001 juist is. Afgezien van de vraag of die beslissing al dan niet juist is en of de rechtbank op die in dat vonnis genomen beslissing thans kan terugkomen, is de rechtbank van oordeel dat dit verder onbesproken kan blijven wegens gebrek aan relevantie. Zoals de rechtbank in het hierna volgende zal overwegen, is de rechtbank van oordeel dat [Eiseres] is geslaagd in het haar opgedragen bewijs, dat zij heeft geleverd door middel van een deskundigenbericht.
2.4 De rechtbank neemt de conclusies van het deskundigenbericht over en maakt die tot de hare. Uit die rapportage concludeert de rechtbank het volgende. De deskundige vermeldt in haar onderbouwing van de beantwoording van vraag b dat het opnieuw trepaneren op een cornea waar reeds tot op zekere diepte een circulaire groeve aanwezig is, een slechter uitgangspunt is dan in één keer trepaneren. Dit komt volgens de deskundige omdat het hoornvlies een koepelvormig orgaan is, waarin de krachtverhoudingen anders zijn dan in een intacte koepel. De kans dat het trepanaat minder fraai, bijvoorbeeld licht ellipsvormig uitvalt, is volgens de deskundige op grond daarvan aanwezig. Bij [Eiseres] is - naar de rechtbank begrijpt - na de omstreden operatie een astigmatisme van 11 tot 12 dioptrieën vastgesteld - volgens het Oogziekenhuis Rotterdam zelfs 16 dioptrieën - terwijl volgens de deskundige het astigmatisme in gevallen als deze rond de 4 dioptrieën ligt. Bij een zeer hoog astigmatisme - 10 of meer dioptrieën - is er vaak een technische verklaring voor dat hoge aantal, bijvoorbeeld een excentrisch transplantaat noodzakelijk bij een excentrische cornea perforatie. Een astigmatisme van 16 dioptrieën is volgens de deskundige zeer uitzonderlijk. Op grond daarvan is volgens de rechtbank voldoende aannemelijk dat het hoge astigmatisme is te wijten aan het feit dat een tweede trepanatie noodzakelijk is geweest, als gevolg van het feit dat [Eiseres] tijdens de eerste trepanatie hoestend wakker is geworden.
2.5 Het AZM heeft in haar conclusie na deskundigenbericht nog aangevoerd dat het zeer wel denkbaar is dat ook indien [Eiseres] tijdens de eerste trepanatie niet hoestend wakker zou zijn geworden, een postoperatief astigmatisme zou resulteren, aangezien na een hoornvliestransplantatie vrijwel altijd een astigmatisme resulteert, maar die stelling moet worden gepasseerd. Anders dan het AZM lijkt te suggereren, concludeert de deskundige niet dat na een operatie als de onderhavige in een normaal geval geen astigmatisme zou mogen resteren. Zij stelt immers dat het postoperatieve astigmatisme na een corneatransplantatie gemiddeld rond de 4 dioptrieën ligt. Dat er na de omstreden operatie nog een astigmatisme resteerde is derhalve, ook volgens de deskundige, geen aanwijzing voor het feit de operatie is mislukt. Wèl een aanwijzing voor het mislukt zijn van de operatie is volgens de deskundige de mate van astigmatisme. Het AZM heeft ook niet, dan wel onvoldoende, onderbouwd, laat staan te bewijzen aangeboden, waaraan de hoge mate aan post-operatieve astigmatisme van [Eiseres] anders is te wijten dan aan een tweede trepanatie. AZM's stelling dat er onvoldoende causaal verband is, moet dan ook worden verworpen.
2.6 Het spreekt voor zich dat een adequate narcose, in een geval van een microchirurgische operatie aan een oog, vitaal is voor het welslagen van die operatie. Door een adequate narcose wordt immers bewerkstelligd dat een patiënt tijdens de operatie geen pijn voelt en (mede op grond daarvan) stil ligt. In het onderhavige geval staat vast dat de narcose op geen enkel moment diep genoeg is geweest en dat [Eiseres] als gevolg daarvan wakker, dan wel lichter, is kunnen worden tijdens de operatie. Dat de mate van astigmatisme dezelfde zou zijn geweest indien geen tweede trepanatie nodig zou zijn geweest, en er dus geen causaal verband bestaat tussen de gebrekkige narcose en het resultaat van de tweede trepanatie, acht de rechtbank op grond van het oordeel van de deskundige met betrekking tot de resultaten van een tweede trepanatie niet aannemelijk.
2.7 Het AZM heeft verder de conclusie van de deskundige betwist, dat er geen reële kans is om de klachten van [Eiseres] te behandelen. Het AZM stelt immers dat de stand van de refractiechirurgische technieken heden ten dage zodanig is dat een astigmatisme zoals aan de orde bij [Eiseres] goed is te corrigeren. De rechtbank passeert dat verweer als onvoldoende onderbouwd. De rechtbank zal het AZM ook niet toelaten tot het bewijs van haar stelling, nu zij die stelling niet te bewijzen heeft aangeboden.
2.8 Het geschil spitst zich verder toe op het vraagstuk van de proportionele causaliteit, in de zin van een gemiste kans op een beter resultaat van de medische behandeling. De deskundige heeft de vraag wat de kans is dat na een hoornvliestransplantatie als de onderhavige een astigmatisme resteert bij [Eiseres] indien de anesthesie adequaat zou zijn uitgevoerd, aldus beantwoord dat er een gemiddeld postoperatief astigmatisme is van 4 dioptrieën, met een spreiding van 0 tot 10, met in uitzonderlijke gevallen uitschieters naar 12-14 dioptrieën.
2.9 De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende. Uit het antwoord van de deskundige op vraag f begrijpt de rechtbank dat er normaal gesproken na een operatie als de onderhavige een astigmatisme resteert van gemiddeld 4 dioptrieën. Zoals de rechtbank hierboven reeds heeft overwogen, staat naar haar oordeel in voldoende mate vast dat er sprake is van een causaal verband tussen de verkeerde narcose en de noodzaak van een tweede trepanatie met als gevolg een groter astigmatisme dan gemiddeld het geval zou zijn geweest bij een enkele trepanatie. Door de foutieve narcose is de tweede trepanatie noodzakelijk geworden. Uit het rapport van de deskundige blijkt dat indien er een tweede trepanatie moet worden uitgevoerd, de resultaten daarvan ongunstiger zijn dan wanneer kan worden volstaan met één trepanatie. Omdat door de verkeerde narcose een tweede trepanatie nodig is geworden, is [Eiseres] de kans ontnomen op een beter resultaat. De twijfel over de vraag hoe groot de kans is dat het resultaat van de operatie zonder tweede trepanatie beter zou zijn geweest dan thans het geval is, moet naar het oordeel van de rechtbank voor risico van het AZM komen, nu het AZM een veiligheidsnorm heeft overtreden - het op juiste manier anestheseren van [Eiseres] - die specifiek is bedoeld om er voor te zorgen dat een complicatie als de onderhavige zich niet voordoet.
2.10 Het vorenoverwogene brengt met zich dat het AZM geheel aansprakelijk is voor de geleden schade.
2.11 Dan resteert de vraag over de omvang van de schade. Het AZM heeft bij conclusie van antwoord gesteld dat het haar weinig zinvol lijkt om in het stadium van de procedure ten tijde van het nemen van die conclusie in te gaan op alle door [Eiseres] gestelde schadeposten, nu over de aansprakelijkheidsvraag geen enkele duidelijkheid bestaat en het AZM onvoldoende gelegenheid heeft gehad om hierover overleg te plegen met haar verzekeraar. Ook nadien is het AZM niet gemotiveerd ingegaan op de hoogte van de gevorderde schadevergoeding. Klaarblij-kelijk heeft het AZM gewacht op een beslissing van de rechtbank met betrekking tot de aansprakelijkheid van het AZM. Reden waarom zij waarschijnlijk ook tijdens de comparitie na antwoord heeft verklaard dat tussen partijen niet over een regeling is gesproken.
2.12 Nu de rechtbank hierboven een beslissing heeft gegeven ten aanzien van de aansprakelijkheid, mag van het AZM thans verwacht worden dat zij nu wel gemotiveerd ingaat op de vordering van [Eiseres]. De rechtbank zal de zaak derhalve verwijzen naar na te melden rolzitting ten einde het AZM in staat te stellen zich bij nadere conclusie omtrent de vordering uit te laten. In verband met het versneld-regimekarakter van de onderhavige zaak zal de rechtbank, nadat het AZM die conclusie heeft genomen, daarna ambtshalve vonnis bepalen.
verwijst de zaak naar de rol van 9 juli 2003 teneinde het AZM in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten als in dit vonnis onder 2.12 is bepaald;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Sijmonsma, vice-president, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
MT