Vonnis : 23 april 2003
Zaaknummer : 67836 / HA ZA 01 - 743
De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BUNNIES JEUGDSCHOENEN BV,
gevestigd te Kaatsheuvel,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. J.O.I. Leliveld;
MR. [T. ],
wonende te Schimmert,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in het incident,
procureur mr. E.J.J.M. Kneepkens.
zaaknummer: 73541/ HA ZA 02 - 270
MR. [T. ],
wonende te Schimmert,
eiser in de vrijwaringszaak,
procureur mr. E.J.J.M. Kneepkens
1. [De heer M. ]
wonende te Weert,
procureur mr. J.O.I. Leliveld
2. de besloten vennootschap met [beperkte] aansprakelijkheid [K. S. ] MAASTRICHT BV,
gevestigd te Maastricht,
procureur mr. M.C.G. Nijssen
gedaagden in de vrijwaringszaak.
Wederom gezien de stukken, waaronder het incidenteel vonnis d.d. 21 februari 2002 door deze rechtbank in de hoofdzaak (rolnummer 67836) gewezen.
2. Het verdere verloop van de procedure in de hoofdzaak
Na voormeld vonnis heeft [Mr. T. ] onder het overleggen van producties, geantwoord. Bunnies heeft daarop gerepliceerd, zulks onder overlegging van producties.
[Mr. T. ] concludeerde voor dupliek waarbij hij nog producties in het geding bracht.
Bunnies heeft hierop nog bij akte gereageerd.
Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
3. Het verloop van de procedure in de vrijwaringszaak
Eiser in de vrijwaringszaak, hierna te noemen "[Mr. T. ]", heeft bij de naar de dagvaarding verwijzende conclusie van eis, onder het overleggen van producties, gesteld en geconcludeerd voor eis overeenkomstig de inhoud van die dagvaarding.
Gedaagden in de vrijwaringszaak, hierna te noemen respectievelijk "[M. ]" en "[K. ]", hebben daarna onder het overleggen van producties geantwoord.
[Mr. T. ] heeft daarop gerepliceerd zulks onder overlegging van producties.
[M. ] en [K. ] concludeerden voor dupliek.
Tenslotte hebben partijen vonnis gevraagd op het procesdossier, waarvan de uitspraak nader is bepaald op heden.
4. De tussen partijen vaststaande fei-ten in de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, alsmede op grond van de niet betwiste inhoud van de overgelegde bescheiden staat ten processe tussen partijen - voor zover thans van belang - het navolgende vast:
- Op 11 december 1996 is [Mr. T. ] door de rechtbank Roermond benoemd tot bewindvoerder in de voorlopige surséance van betaling van de hee[C. ], wonende te Weert, hierna te noemen "[C. ]". De surseance werd verleend voor 1.5 jaar en is nadien nog eens voor 1.5 jaar verlengd.
- [M. ] was de eigenaar van het pand waarin de zaak gevestigd was. [M. ] wilde trachten het bedrijf weer financieel gezond te krijgen. Daartoe had hij zich o.a. jegens de Rabobank te Sittard persoonlijk borg gesteld voor de schulden van [C. ].
- [K. ] was de accountant en vervaardigde o.a. twee in het geding zijnde (concept) rapporten inzake de jaarrekening 1998
- Bunnies leverde van oudsher schoenen aan [C. ] en zijn voorganger [M. ] en is ook tijdens de surseance blijven leveren.
- Op 20 juli 1999 ontdekt [Mr. T. ] een onjuiste voorraadwaardering door [C. ]: de door [C. ] opgestelde voorraadopname is gebaseerd op verwachte verkoopprijzen en niet tegen, zoals in voorgaande jaren werd aangenomen, historische verkrijgingsprijs of lagere bedrijfswaarde, waardoor eenmalig een verlaging van de voorraden ontstaat en het bedrijfsresultaat in 1998 zwaar negatief wordt. Een en ander is vermeld in het twaalfde verslag in de surseance d.d. 22 september 1999.
- [K. ] vervaardigt in september 1999 naar aanleiding van de onjuiste waardering van de voorraden een nieuw rapport inzake de jaarrekening 1998 (productie 6 bij conclusie van antwoord), waarin op blz. 7 wordt aangegeven dat het bestaan van de onderneming onzeker werd en op blz. 11 dat het bedrijfsresultaat negatief werd.
- Op 15 september 1999 heeft [C. ] nog een laatste (najaars)bestelling bij Bunnies gedaan tot een bedrag van
fl. 55.256,61.
- Eind 1999 is in overleg met [M. ] - die een en ander zou (mede) financieren -besloten de crediteuren een akkoord aan te bieden. Begin 2000 worden de vereiste machtigingen aan alle crediteuren verzonden en de vereiste meerderheid had zich al akkoord verklaard.
- Bij brief van 25 februari 2000 ontraadt [K. ] [M. ] de financiering van het akkoord, waarna [Mr. T. ] bij brief van 28 februari 2000 de rechtbank te Roermond verzoekt de surseance in te trekken bij gebrek aan financiering van het akkoord.
- Op 22 maart 2000 heeft de rechtbank te Roermond de surseance omgezet in een wettelijke schuldsanering.
- De laatste bestelling bij Bunnies is door de liquidatie grotendeels onbetaald gebleven.
5. In de hoofdzaak en in de vrijwaringszaak
De rechtbank zal allereerst de hoofdzaak behandelen, nu het resultaat van de vrijwaringszaak afhankelijk is van de eindbeslissing in de hoofdzaak.
6. De vordering en het verweer in de hoofdzaak
De rechtbank verwijst hiervoor naar haar incidenteel vonnis d.d. 21 februari 2002 in de hoofdzaak.
7. Beoordeling in de hoofdzaak en het vrijwaringsincident
7.1 Als grondslag voor haar vordering stelt Bunnies naast de hiervoor genoemde feiten - samengevat en voorzover thans van belang - dat [Mr. T. ] in persoon jegens haar aansprakelijk is nu hij als bewindvoerder tegenover Bunnies lichtzinnig, onzorgvuldig en dus onrechtmatig heeft gehandeld, nu hem duidelijk was/had moeten zijn, dat hij de boedelcrediteuren waaronder Bunnies, niet meer kon voldoen althans daar grote kans op bestond, en hij desalniettemin Bunnies in september 1999 toch tot leverantie van de najaarscollectie heeft bewogen, terwijl daarop vrijwel geen betaling meer volgde c.q. kon volgen. De cijfers van de voortgezette bedrijfsvoering over 1997 waren immers reeds negatief en deze lijn zette zich in 1998 geleidelijk voort.
7.2 Bepalend voor de aansprakelijkheid van de bewindvoerder privé - welke is gebaseerd op zodanig onrechtmatig handelen van de bewindvoeder in zijn functie, dat hem daarvan persoonlijk een verwijt kan worden gemaakt - is het antwoord op de vraag of de bewindvoerder zorgvuldig, dat wil zeggen zoals in redelijkheid mag worden verlangd van een over voldoende inzicht en ervaring beschikkende bewindvoeder die zijn taak met nauwgezetheid en inzet verricht, heeft gehandeld (zo ook rechtbank Middelburg, 22 oktober 1997, JOR 1998/11). Hierbij dient de speciale positie van de bewindvoerder bij een surseance van betaling in aanmerking te worden genomen: de bewindvoerder neemt de bedrijfsvoering van de schuldenaar niet over, terwijl surseance gericht is op instandhouding van de onderneming in een periode van financiële moeilijkheden; negatieve resultaten betekenen niet zonder meer dat de bedrijfsvoering moet worden gestaakt
7.3 De vraag is dus - Bunnies stoelt daarop haar vordering - of tijdens de laatste bestelling op 15 september 1999 sprake was van een situatie waarbij voor [Mr. T. ] duidelijk was of had moeten zijn dat de (achteraf bezien) laatste bestelling bij Bunnies, anders dan eerdere bestellingen gedurende de surseance, grotendeels niet zou kunnen worden voldaan.
Mede aanmerking genomen de in rechte vaststaande feiten (4) beantwoordt de rechtbank die vraag ontkennend. Dienaangaande overweegt de rechtbank het navolgende.
7.3.1 Zoals uit de door [Mr. T. ] als productie 2 bij conclusie van antwoord overgelegde correspondentie tussen hem en Bunnies blijkt is er vanaf begin 1998 regelmatig contact met Bunnies over de geregelde achterstanden in betalingen en toont Bunnies zich sceptisch over een goede afloop. Bunnies was dus op de hoogte van de risico's die zij liep, desondanks bleef zij leveren.
Anderzijds bleek [C. ] toch steeds weer in staat de opgelopen achterstanden bij Bunnies weg te werken (tot een totaal van fl. 293.100,60): alleen de laatste bestelling bleef (deels) onbetaald.
De rechtbank wil wel aannemen dat [Mr. T. ] Bunnies heeft bewogen tot levering, maar gelet op het vorenstaande heeft Bunnies een eigen zakelijke verantwoordelijkheid om haar risico's zo goed mogelijk af te dekken. In zijn brief van 15 september 1999 geeft [Mr. T. ] ook geen garanties; hij zegt (slechts) toe dat [C. ] en hijzelf "zich volledig zullen inzetten teneinde deze inspanningsovereenkomst tussen Bunnies en [C. ] te kunnen nakomen.
7.3.2 Uit de feiten, zoals hierboven weergegeven, noch uit de door Bunnies gestelde feiten en omstandigheden, is gebleken dat [Mr. T. ] op 15 september 1999 duidelijk was/had moeten zijn, dat hij de boedelcrediteuren waaronder Bunnies, niet meer kon voldoen althans daar grote kans op bestond. Integendeel in 1997 en 1998 waren de bedrijfsresultaten redelijk, een akkoord was onder bereik, dat [M. ], ondanks tegenvallende resultaten in 1999, kennelijk tot twee dagen voor de geplande zitting, wilde financieren, hetgeen o.m. blijkt uit de als productie 7 bij conclusie van antwoord overgelegde brief van [K. ] aan [Mr. T. ] d.d. 25 februari 2000.
"Gezien het voorgaande adviseren wij dhr. [M. ] om niet in te gaan op uw verzoek voor een financiële injectie.
Indien u langs andere wegen de financiële middelend vindt voor een betalingsakkoord zal dhr [M. ] zich verder beraden over deelname aan een betalingsakkoord."
Het gegeven dat [M. ], [K. ] en anderen kennelijk bereid waren de boedelschulden te laten oplopen, zou juist kunnen wijzen op vertrouwen in de levensvatbaarheid van de zaak.
Tot slot merkt de rechtbank op dat bij voormelde brief in februari 2000, kennelijk voor het eerst, door de financieel adviseur wordt gerapporteerd - na een weergave van de financiële positie -:
"Gezien de in 1999 steeds slechter worden omzetcijfers en de daarop gebaseerde prognose achten wij het onmogelijk dat de onderneming van dhr. [C. ] in staat geacht moet worden deze schuldenlast verder af te bouwen."
7.4 Al het vorenstaande brengt met zich mee dat de vordering moet worden afgewezen en dat Bunnies als de in het ongelijk gestelde partij de kosten van de hoofdzaak moet dragen, alsmede die van het incident tot oproeping in vrijwaring.
7.5 Bunnies moet ook worden veroordeeld in de kosten van de vrijwaringsprocedure tussen [Mr. T. ] en [M. ] en [K. ] nu deze kosten zijn veroorzaakt door het instellen van de vordering in de hoofdzaak en [Mr. T. ] voldoende recht en belang had bij die oproeping.
7. De vordering en het verweer in de vrijwaringszaak
7.1 [Mr. T. ] heeft op de in de dagvaarding omschreven gronden gevorderd dat de rechtbank in het in de hoofdzaak met rolnummer 67836 uit te spreken vonnis [M. ] en [K. ] gelijktijdig, hoofdelijk en voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal veroordelen om aan hem tegen kwijting te betalen:
- al hetgeen waartoe hij als gedaagde in de hoofdzaak bij dat vonnis ten behoeve van Bunnies mocht worden veroordeeld, met inbegrip van rente en proceskosten,
- alle aan de zijde van [Mr. T. ] gemaakte en nog te maken kosten van rechtskundige bijstand, verhaal en verweer in en buiten deze zaak (dus: in en buiten de hoofdzaak en deze vrijwaringszaak), gemaakt en nog te maken in verband met de jegens hem gerichte en eventueel nog te richten aanspraken op vergoeding van de door Bunnies gevorderde schade, vermeerderd met de proceskosten en de wettelijke rente vanaf de betaaldata van die kosten van rechtsbijstand aan de zijde van [Mr. T. ] resp. die proceskostenveroordeling(en) tot aan de dag der algehele voldoening,
- de kosten van het geding in de hoofdzaak en in deze vrijwaringszaak.
De vordering wordt door [M. ] en [K. ] weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusies van antwoord en dupliek.
7.2 Als grondslag voor zijn vordering stelt [Mr. T. ] naast de hiervoor genoemde feiten - samengevat en voor-zover thans van belang - dat [M. ] bij hem bij voortduring het vertrouwen heeft gewekt dat hij een akkoord zou financieren en dat [K. ] onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld door in het door haar vervaardigde accountantsrapport uit te gaan van een onjuiste waardering van de voorraden.
8. De beoordeling in de vrijwaringszaak
Nu de rechtbank de vorderingen van Bunnies jegens [Mr. T. ] in de hoofdzaak zal afwijzen, dient ook de vordering in vrijwaring te worden afgewezen, met veroordeling van [Mr. T. ] als de in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten van [M. ] en [K. ].
veroordeelt Bunnies in de kosten van de hoofdzaak aan de zijde van [Mr. T. ] gevallen en tot op heden begroot op € 390,25 aan vast recht en € 998 aan salaris voor de procureur;
veroordeelt Bunnies in de kosten van de vrijwaringsprocedure tussen [Mr. T. ] en [M. ] aan de zijde van [Mr. T. ] gevallen en tot op heden begroot op € 390,25 aan vast recht en € 998 aan salaris voor de procureur.
veroordeelt Bunnies in de kosten van de vrijwaringsprocedure tussen [Mr. T. ] en [K. ] aan de zijde van [Mr. T. ] gevallen en tot op heden begroot op € 390,25 aan vast recht en € 998 aan salaris voor de procureur;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
in het vrijwaringsincident
veroordeelt Bunnies in de proceskosten aan de zijde van [Mr. T. ] gevallen en tot op heden begroot op € 499 aan salaris voor de procureur;
veroordeelt [Mr. T. ] in de proceskosten, aan de zijde van [M. ] gevallen en tot op heden begroot op € 390,25 aan vast recht en € 998 aan salaris voor de procureur.
veroordeelt [Mr. T. ] in de proceskosten, aan de zijde van [K. ] gevallen en tot op heden begroot op € 390,25 aan vast recht en € 998 aan salaris voor de procureur.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bergmans, vice-president, en ter openbare terechtzitting uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier.