ECLI:NL:RBMAA:2003:AF7492

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
18 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 03 / 452 VEROR VV FEE
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake kapvergunning voor bomen in Kerkrade

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht op 18 april 2003 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen een kapvergunning. De vergunning was verleend door het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Kerkrade aan Groen-Planning Maastricht BV voor het kappen van een groot aantal bomen op een perceel in Kerkrade. Verzoekers, bestaande uit [verzoeker 1] en 38 anderen, maakten bezwaar tegen dit besluit, omdat zij vreesden dat de kap schadelijk zou zijn voor de aanwezige beschermde diersoorten, zoals vleermuizen en marters, die in het gebied voorkomen.

De verzoekers dienden op 30 maart 2003 een bezwaarschrift in en vroegen op 1 april 2003 de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 17 april 2003 werd het verzoek behandeld, waarbij verzoekers en hun vertegenwoordiger aanwezig waren, evenals de vertegenwoordigers van de gemeente. De voorzieningenrechter overwoog dat er voldoende spoed was om een voorlopige voorziening te treffen, omdat het bestreden besluit mogelijk onomkeerbare schade zou kunnen veroorzaken aan de beschermde diersoorten.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er een nader onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen en marters in het gebied moest plaatsvinden voordat de kapvergunning kon worden gehandhaafd. Daarom werd het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, en werd het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Tevens werd bepaald dat de gemeente Kerkrade het griffierecht aan de verzoekers moest vergoeden. Deze uitspraak is gedaan in het kader van de Algemene wet bestuursrecht, waarbij de voorzieningenrechter de belangen van de verzoekers en de noodzaak van bescherming van de natuur in overweging nam.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Reg.nr.: AWB 03 / 452 VEROR VV FEE
UITSPRAAK van de voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[verzoeker 1] en 38 anderen te Kerkrade, verzoekers,
en
het College van Burgemeester en Wethouders van de Gemeente Kerkrade, gevestigd te Kerkrade, verweerder.
Datum bestreden besluit: 19 februari 2003.
Kenmerk: 03u0000991 Zaaknr.03i0000654.
Behandeling ter zitting: 17 april 2003.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN DE PROCEDURE
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 19 februari 2003 heeft het hoofd van de afdeling Openbare ruimte namens verweerder aan Groen-Planning Maastricht BV vergunning verleend tot het kappen van 53 berken, 113 esdoornen, 7 acacia's, 9 linden, 22 haagbeuken, 2 prunussen, 1 malus, 6 larix, 1 ceder, 14 sparren, 1 den en 50 coniferen op perceel [adres], kadastraal bekend gemeente Kerkrade sectie F, nummer 5056, 3601 en 3602.
Tegen dit besluit hebben verzoekers op 30 maart 2003 bezwaar gemaakt bij verweerder.
Bij schrijven van 1 april 2003 hebben verzoekers zich gewend tot de voorzieningenrechter van deze rechtbank met het verzoek ter zake een voorlopige voorziening, als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), te treffen.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:83 van de Awb ingezonden stukken zijn aan verzoekers gezonden. De inhoud van de stukken wordt als hier herhaald en ingelast beschouwd.
Het verzoek is behandeld ter zitting van de voorzieningenrechter op 17 april 2003, alwaar de heer [verzoeker 1] in persoon en mede namens de overige verzoekers is verschenen. De heer [verzoeker 1] werd vergezeld door de heer [verzoeker 2], een van de andere verzoekers. Verweerder heeft zich doen vertegnwoordigen door de heer T.H.M. Mertens en de heer H.J.C. Engelen.
II. OVERWEGINGEN
In artikel 8:81 van de Awb is bepaald dat indien tegen een besluit, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening kan treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Voorzover de toetsing aan het in dit artikel neergelegde criterium mee brengt dat een beoordeling van het geschil in de hoofdzaak wordt gegeven, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend in die procedure.
De voorzieningenrechter ziet geen beletselen verzoekers in hun verzoek ex artikel 8:81 van de Awb te ontvangen. Voorts acht de voorzieningenrechter ook de onverwijlde spoed in genoegzame mate aangetoond.
Tot het treffen van een voorlopige voorziening zal in het algemeen slechts aanleiding bestaan indien op grond van de beschikbare gegevens moet worden geoordeeld dat zonder die voorziening het voor verzoekers uit het bestreden besluit voortkomend nadeel onevenredig is in verhouding tot het met dat besluit te dienen belang. Nu de voorzieningnenrechter aan de zijde van verzoekers een spoedeisend belang aanwezig acht en derhalve niet reeds op voorhand kan worden geconcludeerd dat zij zonder enig nadeel een beslissing op bezwaar kunnen afwachten, is het antwoord op de vraag of sprake is van enig nadeel dat behoort te worden voorkomen door het treffen van een voorlopige voorziening in belangrijke mate mede afhankelijk van een voorlopig oordeel omtrent de vraag of het bestreden besluit in een eventuele hoofdzaak zal kunnen worden gehandhaafd.
Dienaangaande wordt het volgende overwogen.
Bij schrijven van 7 januari 2003 heeft Groen-planning Maastricht b.v. - blijkens de stukken namens Meulen Bouwpromotie bv - verweerder verzocht een kapvergunning op grond van de gemeentelijke kapverordening te verlenen voor het rooien van:
91 st. loofhout (diverse soorten)
22 st. naaldhout (diverse soorten)
50 st. coniferen (diverse soorten)
1 bossingel met voornamelijk berken en esdoorns, groot 670 m².
De vergunning is gevraagd in verband met de realisatie van het bouwplan/bestemmingsplan Pannesheide.
Bij besluit van 19 februari 2003 heeft het hoofd van de afdeling Openbare ruimte namens verweerder aan Groen-Planning Maastricht BV vergunning verleend tot het kappen van 53 berken, 113 esdoornen, 7 acacia's, 9 linden, 22 haagbeuken, 2 prunussen, 1 malus, 6 larix, 1 ceder, 14 sparren, 1 den en 50 coniferen op perceel [adres], kadastraal bekend gemeente Kerkrade sectie F, nummer 5056, 3601 en 3602.
In de vergunning is voorts opgenomen dat in de nieuwe situatie 93 nieuwe straatbomen worden aangeplant ter compensatie van de te vellen bomen.
Verzoekers hebben zich met dat besluit niet kunnen verenigen en hebben daartegen bij schrijven van 30 maart 2003 een bezwaarschrift ingediend bij verweerder. In bezwaar is onder meer aangevoerd dat zij verweerder er op hebben gewezen dat in het gebied, waarop de kapvergunning betrekking heeft, vleermuizen en marters voorkomen. Deze diersoorten zijn op grond van de Habitat-richtlijn beschermd. Derhalve mag hier niet gekapt worden.
De Habitat-richtlijn bevat naast gebiedsgerichte bepalingen, bepalingen gericht op soortenbescherming. Laatstgenoemde bescherming is gericht op bescherming van soorten ook buiten de speciale beschermingszones.
Een van de eisen van de Habitat-richtlijn is dat wanneer een beschermd gebied of een beschermde soort in het geding is, onderzocht wordt of er alternatieven zijn voor het project waarmee het nagestreefde doel evenzeer kan worden bereikt.
De soortenbeschermingsbepalingen van de Habitat-richtlijn zijn met de Flora-en Faunawet geïmplementeerd. De voorzieningenrechter stelt vast dat de vleermuis en de marter inheemse diersoorten zijn die op grond van de Flora- en Faunawet worden beschermd.
Ingevolge artikel 10 van de Flora- en Faunawet is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Ingevolge artikel 11 van de Flora- en Faunawet is het verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Alvorens de toepasselijkheid van de bepalingen van de Habitat-richtlijn c.q. de Flora-en Faunawet te kunnen beoordelen zal naar het oordeel van de voorzieningenrechter vastgesteld dienen te worden of vleermuizen en marters inderdaad in het bewuste gebied voorkomen c.q. daar hun vaste rust- of verblijfplaats hebben. Verzoekers stellen de vleermuizen en marters zelf te hebben waargenomen.
Tijdens een door verweerder georganiseerde inloopavond, waarop bewoners hun zienswijze mondeling of schriftelijk konden kenbaar maken, hebben verzoekers aan de aanwezige wethouder (Krasovec) gevraagd of deze er van op de hoogte was dat in het betrokken gebied vleermuizen en marters zitten. Volgens verzoekers heeft de wethouder daarop geantwoord dat dit zou worden onderzocht.
Verweerder heeft ter zitting medegedeeld dat in de stukken niet is terug te vinden dat verzoekers in een eerder stadium hebben gewezen op de aanwezigheid van vleermuizen en marters.
Verzoekers hebben medegedeeld dat de inloop-/informatieavond rommelig is verlopen en dat hetgeen tijdens die avond is besproken, niet is genotuleerd. Verweerder heeft daarop medegedeeld dat er een tweede informatie-avond is georganiseerd omdat de eerste avond niet naar ieders tevredenheid was verlopen.
Gelet op het voorgaande in samenhang met de omstandigheid dat bewoners - naar onweersproken is gesteld - tijdens de eerste informatie-avond (ook) mondeling hun zienswijze kenbaar konden maken, kan verzoekers niet tegen geworpen worden dat met betrekking tot hun mededeling aan de wethouder niets is terug te vinden in de stukken.
Desgevraagd heeft verweerder ter zitting medegedeeld dat naar de aanwezigheid van vleermuizen en marters geen nader onderzoek is verricht.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter zal een dergelijk onderzoek in ieder geval in het kader van de behandeling van het bezwaarschrift alsnog dienen plaats te vinden. Derhalve bestaat er aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening.
Nu niet is gebleken van ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende kosten bestaat er geen aanleiding voor het uitspreken van een proceskostenveroordeling.
Mitsdien wordt, mede gelet op artikel 8:84 van de wb, beslist als aangegeven in rubriek III.
III. BESLISSING
De voorzieningenrechter van de rechtbank Maastricht:
I. wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in dier voege dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na het verzenden van de beslissing op bezwaar;
II. bepaalt dat de gemeente Kerkrade aan verzoekers het door hen voor de onderhavige procedure gestorte griffierecht ad € 116,-- volledig vergoedt.
Aldus gedaan door mr. M.C.A.E. van Binnebeke in tegenwoordigheid van mr. E.B.A. Ferwerda als griffier en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2003 door mr. Van Binnebeke voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. E. Ferwerda w.g. M.C. van Binnebeke
Voor eensluidend afschrift,
de griffier,
Verzonden: 18 apr. 03
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.