ECLI:NL:RBMAA:2003:AF7286

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 april 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82112 - KG ZA 03-90
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.M. Adelmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op merkrechten van Rolex door gedaagde in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, de vennootschap naar Zwitsers recht ROLEX S.A., gedaagde gedagvaard in kort geding wegens inbreuk op haar merkrechten. De procedure vond plaats op 31 maart 2003, waarbij Rolex haar vorderingen heeft toegelicht. De achtergrond van het geschil betreft de inbeslagname van een partij horloges door de Economische Controledienst (ECD) op 26 oktober 2002, waarvan Rolex stelt dat deze bestemd waren voor gedaagde. Rolex heeft de in beslag genomen horloges laten onderzoeken door de Fédération de l'industrie horlogère suisse, die concludeerde dat het om namaak horloges ging. Na een sommatie aan gedaagde om inbreuken op de merkrechten te staken, heeft Rolex besloten om deze kort geding procedure te starten.

Gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat er geen spoedeisend belang is en dat er al een strafrechtelijke procedure tegen hem loopt. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat de civiele actie in dit kort geding niet in strijd is met de strafrechtelijke procedure en dat Rolex voldoende spoedeisend belang heeft aangetoond. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de in beslag genomen horloges duidelijk kopieën zijn van de originele Rolex-modellen, en dat gedaagde inbreuk maakt op de merkrechten van Rolex volgens artikel 13A lid 1 sub a en b van de Benelux Merkenwet.

De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van Rolex grotendeels toegewezen, met uitzondering van enkele vorderingen die niet voldoende onderbouwd waren. Gedaagde is veroordeeld tot het staken van de inbreuk op de merkrechten, het afgeven van de in beslag genomen horloges ter vernietiging, en het betalen van een dwangsom voor iedere dag dat hij niet aan de veroordelingen voldoet. Tevens is de termijn voor het instellen van de hoofdzaak vastgesteld op zes maanden na betekening van het vonnis. Gedaagde is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT
Zaaknummer: 82112 / KG ZA 03-90
Datum uitspraak: 14 april 2003
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
De vennootschap naar Zwitsers recht ROLEX S.A.,
gevestigd te Genève, Zwitserland,
eiseres bij exploot van dagvaarding in kort geding d.d. 21 maart 2003,
procureur: mr. E.J.J.M. Kneepkens,
advocaat: mr. F.V.B.M. Mutsaerts,
tegen:
[De heer H. ],
wonende te [E. ],
gedaagde,
procureur: mr. W.G.M.M. van Montfort.
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiseres (hierna te noemen: "Rolex") heeft gedaagde (hierna te noemen[Gedaagde]") gedagvaard in kort geding en op de dienende dag, 31 maart 2003, gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van die dagvaarding. Rolex heeft vervolgens haar vordering nader doen toelichten, zulks onder verwijzing naar op voorhand toegezonden producties.
1.2 [Gedaagde] heeft hiertegen verweer gevoerd.
1.3 Partijen hebben vervolgens op elkaars stellingen gereageerd.
1.4 Tenslotte is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Rolex is krachtens internationaal depot rechthebbende op onder meer de navolgende woord- en of beeldmerken, alle gedeponeerd voor onder meer horloges, met de navolgende inschrijvingsnummers:
- internationale inschrijving d.d. 28 februari 1962, registratienummer 252 976, onder meer voor de Benelux, voor het woord- / beeldmerk ROLEX (met kroon) voor de warenklassen 1 t/m 34;
- internationale inschrijving d.d. 4 mei 1961, registratienummer 242 916R, onder meer voor de Benelux, voor het beeldmerk ROLEX (kroon) voor de warenklasse 14;
- internationale inschrijving d.d. 4 augustus 1956, registratienummer 2R 194 468, onder meer voor de Benelux, voor het woordmerk ROLEX voor de warenklasse 14.
2.2 Op 26 oktober 2002 heeft de Economische Controledienst (ECD) in Leeuwarden een partij horloges in beslag genomen, waaronder 67 horloges voorzien van het merk ROLEX.
2.3 Rolex stelt dat deze partij horloges bestemd waren voor [Gedaagde].
2.4 Rolex heeft de door ECD in beslag genomen horloges laten onderzoeken door de Fédération de l'industrie horlogère suisse. In het door deze Fédération opgestelde rapport staat vermeld dat de onderzochte partij horloges namaak ROLEX-horloges zijn.
2.5 Bij schrijven d.d. 19 november 2002 heeft mr. Mutsaerts namens Rolex aangifte gedaan tegen [Gedaagde] bij de politie Leeuwarden wegens overtreding van de artikelen 337, 416, 417 en 417bis Wetboek van strafrecht en/of de artikelen 31 en/of 31a en/of 31b en/of 32 van de Auteurswet.
2.6 Bij schrijven d.d. 16 december 2002 heeft Rolex [Gedaagde] gesommeerd iedere inbreuk op de merkrechten van Rolex te staken en gestaakt te houden, hetgeen [Gedaagde] niet heeft gedaan.
2.7 Rolex stelt dat [Gedaagde] gezien het vorenstaande onrechtmatig jegens haar handelt en inbreuk maakt op de merkrechten van Rolex krachtens artikel 13A lid 1 sub a en b van de Benelux Merkenwet (hierna: BMW), en heeft daarom in dit geding gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
1. [Gedaagde] met onmiddellijke ingang te verbieden inbreuk te maken op de merkrechten van Rolex en bijzonder ieder gebruik te verbieden van de in het lichaam van deze dagvaarding opgenomen merken, daaronder begrepen ieder vervaardigen, doen
vervaardigen, aanbieden, importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van horloges of
andere waren die zijn voorzien van de bedoelde merken of van daarmee overeenstemmende tekens, in Nederland, België of
Luxemburg;
2. [Gedaagde] te bevelen binnen twee werkdagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis aan de advocaat van Rolex schriftelijk op te geven:
a. exacte naam en adres van haar leverancier(s) van de bovenbedoelde producten alsmede het exacte aantal exemplaren dat door hem van die producten werd ingekocht en/of besteld, met nauwkeurige opgave van de daarvoor geldende inkoopprijzen per product;
b. exacte namen en adressen van alle personen of ondernemingen aan wie [Gedaagde] de bedoelde producten in Nederland, België of Luxemburg heeft geleverd of verkocht of van wie hij bestellingen heeft genoteerd, onder vermelding van het exact aantal exemplaren per product per afnemer en de bijbehorende verkoopprijzen per product;
c. het totale aantal exemplaren van de bedoelde producten die [Gedaagde] tot het moment van betekening van het in deze te wijzen vonnis aan consumenten heeft verkocht, met de bijbehorende verkoopprijs of, indien sprake was van verschillende prijzen, verkoopprijzen per product;
d. de brutowinst per product, of indien er verschillende prijzen zijn gehanteerd bij een product, de brutowinst per exemplaar van een product, zijnde het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs.
3. [Gedaagde] te bevelen zijn gehele voorraad van de bedoelde producten binnen 14 werkdagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis op een door Rolex te bepalen adres in Nederland ter vernietiging aan Rolex af te geven;
4. [Gedaagde] te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag of in ieder geval, zulks ter keuze van Rolex, van gehele of gedeeltelijke niet-nakoming van het hierboven onder 1 en/of 2 en/of 3 bedoelde bevel;
5. [Gedaagde] te veroordelen tot betaling van een voorschot op schadevergoeding aan Rolex van € 5.000,--, althans tot betaling van een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie gerechtvaardigd acht;
6. [Gedaagde] te veroordelen tot afdracht aan Rolex van de door haar genoten bruto-winst, zoals deze blijkt uit de opgave van [Gedaagde] genoemd onder II;
7. De termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak dient te worden ingesteld te bepalen op 6 maanden na het wijzen van dit vonnis in kort geding;
8. [Gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure en met bepaling dat [Gedaagde] de wettelijke rente over de proceskosten verschuldigd is vanaf 14 dagen na de dag van het te deze te wijzen vonnis.
2.8 [Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1 [Gedaagde] betwist vooraleerst het spoedeisend belang van Rolex bij de gevraagde voorzieningen. Hij voert hiertoe aan dat Rolex enige tijd heeft laten verstrijken tussen de datum van inbeslagname van de partij horloges en de datum van aanhangig maken van dit kort geding.
3.2 De voorzieningenrechter stelt voorop dat Rolex na de inbeslagname een rapport terzake de in beslag genomen horloges heeft laten opmaken. Vervolgens heeft zij in november 2002 aangifte gedaan bij de politie in Leeuwarden. Waarna zij op 16 december 2002 een sommatiebrief gericht aan [Gedaagde] heeft doen uitgaan, waarop [Gedaagde] bij monde van zijn raadsman heeft gereageerd. De voorzieningenrechter is gezien het vorenstaande van oordeel dat geen sprake is van stilzitten zijdens Rolex. Dit door [Gedaagde] gevoerde verweer treft daarom geen doel.
Gelet hierop heeft Rolex voldoende spoedeisend belang bij de onderhavige vorderingen.
3.3 [Gedaagde] voert verder het verweer dat deze zaak zich niet leent voor behandeling in kort geding omdat reeds een strafrechtelijke procedure tegen [Gedaagde] loopt.
3.4 De voorzieningenrechter is van oordeel dat het reeds aanhangig zijn van een strafrechtelijke procedure jegens [Gedaagde] er niet aan in de weg staat dat een kort geding wordt aangespannen waarbij een civiele actie als de onderhavige wordt ingesteld, omdat de inzet in dit geding een andere is dan die in de strafrechtelijke procedure. Ook dit door [Gedaagde] gevoerde verweer treft gezien het vorenstaande geen doel.
3.5 De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat het gezien het door [Gedaagde] onvoldoende gemotiveerd gevoerde verweer en de overgelegde stukken van inbeslagname, voldoende aannemelijk is geworden dat de in Leeuwarden in beslag genomen horloges voorzien van het merk ROLEX voor [Gedaagde] bestemd waren.
3.6 Ter staving van haar vordering stelt Rolex dat zij de in beslag genomen horloges heeft laten onderzoeken door de Fédération de l'industrie horlogère suisse en dat uit het door haar overgelegde rapport van de Fédération is gebleken dat er sprake is van namaak ROLEX-horloges.
Zij stelt dat [Gedaagde] door het importeren, verhandelen en/of in voorraad hebben van deze als namaak gekwalificeerde horloges inbreuk maakt op de merkrechten van Rolex ex artikel 13A lid 1 sub a en b BMW, omdat hij in het economisch verkeer gebruik maakt van het merk waarvoor het is ingeschreven.
Ten gevolge van het door [Gedaagde] importeren en verhandelen van namaak ROLEX-horloges lijdt zij aanzienlijke reputatieschade. Daarnaast wordt zij gedwongen hoge kosten te maken ter bescherming van haar merkrechten, voor welke kosten [Gedaagde] aansprakelijk is.
3.7 [Gedaagde] stelt hiertegenover dat er geen sprake is van een merkinbreuk in de zin van artikel 13A lid 1 sub a en b BMW: niet is gebleken dat het om praktisch dezelfde horloges gaat.
Hij voert hiertoe aan dat de gebruikte onderdelen en materiaalsoorten -naar uit het rapport van de Fédération duidelijk blijkt- geen enkele overeenstemming met het merk ROLEX vertonen. Hij stelt tevens dat er geen sprake is van verwarringsgevaar bij het publiek gezien het enorme prijsverschil met de originele ROLEX-horloges.
3.8.1 In dit geding staat vast dat Rolex krachtens internationaal depot rechthebbende is op onder meer de woord- en beeldmerken als hiervoor genoemd in 2.1.
Rolex kan zich als merkhouder verzetten tegen elk gebruik dat in het economisch verkeer van het merk Rolex wordt gemaakt voor de waren waarvoor het merk is ingeschreven.
Gezien de stelling van [Gedaagde] dat het duidelijk om kopieën gaat en het door Rolex overgelegde rapport van de Fédération de l'industrie horlogère suisse is naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende aannemelijk geworden dat de door de ECD op 26 oktober 2002 in beslag genomen horloges duidelijke kopieën zijn van de modellen uit de originele ROLEX-collectie.
3.8.2 [Gedaagde] pleegt gezien het hiervoor overwogene inbreuk op het door de BMW beschermde merkrecht van Rolex als bedoeld in artikel 13A lid 1 sub a BMW.
Gelet hierop gaat de voorzieningenrechter voorbij aan het door [Gedaagde] gevoerde verweer dat er geen sprake is van verwarringsgevaar bij het publiek, omdat zij niet meer aan beoordeling van artikel 13A lid 1 sub b BMW -en het daarmee verband houdende verwarringsgevaar- toekomt.
3.8.3 De vorderingen onder:
- 1, 2 en 3 van het petitum zijn voor toewijzing vatbaar als nader in het dictum bepaald;
- 4 van het petitum is voor toewijzing vatbaar als nader in het dictum bepaald, met dien verstande dat de gevorderde dwangsom van € 1.000,-- per dag zal worden gemaximeerd tot een bedrag van € 30.000,--;
- 5 van het petitum zal, nu deze naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet inzichtelijk is gemaakt en in het kader van dit kort geding geen plaats is voor nader onderzoek hieromtrent, worden afgewezen;
- 6 van het petitum zal worden afgewezen omdat de gevorderde bruto-winst geen steun vindt in het recht;
- 7 van het petitum is tenslotte voor toewijzing vatbaar, hierbij mede in acht genomen dat door [Gedaagde] ter zitting is aangegeven dat hij geen bezwaar heeft tegen de gevorderde termijn van 6 maanden.
3.9 [Gedaagde] zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
3.10 Tenslotte merkt de voorzieningenrechter op dat [Gedaagde] de bevoegdheid van de voorzieningenrechter niet heeft betwist.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
RECHT DOENDE in kort geding:
1. Veroordeelt [Gedaagde] na de datum van betekening van dit vonnis te verbieden inbreuk te maken op de merkrechten van Rolex en in het bijzonder ieder gebruik te verbieden van de in het lichaam van de dagvaarding opgenomen merken, daaronder begrepen ieder vervaardigen, doen vervaardigen, aanbieden, importeren, verkopen, leveren, in voorraad houden of anderszins verhandelen van horloges of andere waren die zijn voorzien van de bedoelde merken of van daarmee overeenstemmende tekens, in Nederland, België of Luxemburg;
2. Beveelt [Gedaagde] binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis aan de advocaat van Rolex schriftelijk op te geven:
a. exacte naam en adres van zijn leverancier(s) van de bovenbedoelde producten alsmede het exacte aantal exemplaren dat door hem van die producten werd ingekocht en/of besteld, met nauwkeurige opgave van de daarvoor geldende inkoopprijzen per product;
b. exacte namen en adressen van alle personen of ondernemingen aan wie [Gedaagde] de bedoelde producten in Nederland, België of Luxemburg heeft geleverd of verkocht of van wie hij bestellingen heeft genoteerd, onder vermelding van het exacte aantal exemplaren per product per afnemer en de bijbehorende verkoopprijzen per product;
c. het totale aantal exemplaren van de bedoelde producten die [Gedaagde] tot het moment van betekening van dit vonnis aan consumenten heeft verkocht, met de bijbehorende verkoopprijs of, indien sprake was van verschillende prijzen, verkoopprijzen per product;
d. de brutowinst per product, of indien er verschillende prijzen zijn gehanteerd bij een product, de brutowinst per exemplaar van een product, zijnde het verschil tussen de inkoopprijs en de verkoopprijs;
3. Beveelt [Gedaagde] zijn gehele voorraad van de bedoelde producten binnen 14 werkdagen na betekening van dit vonnis op een door Rolex te bepalen adres in Nederland ter vernietiging aan Rolex af te geven;
4. Veroordeelt [Gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor iedere dag dat hij niet aan de hiervoor genoemde veroordelingen voldoet, met een maximum van € 30.000,--;
5. Bepaalt de termijn waarbinnen de eis in de hoofdzaak dient te worden ingesteld op zes maanden na betekening van dit vonnis;
6. Veroordeelt [Gedaagde] in de kosten van deze procedure aan de zijde van Rolex gerezen en tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag ad € 989,16, waarvan € 205,-- aan vast recht, € 703,-- aan salaris procureur en € 81,16 aan kosten dagvaarding;
Wijst het meer of anders gevorderde af;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
BC