ECLI:NL:RBMAA:2003:AF6847

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
31 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
81937 - KG ZA 03-74
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.M. Adelmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot teruggave van roerende zaken in kort geding

In deze zaak heeft eiser, de heer S., gedaagden, de heer H. en mevrouw H., gedagvaard in kort geding. Eiser heeft in de periode van februari 2001 tot augustus 2002 bij gedaagden ingewoond en heeft na zijn vertrek een aantal goederen achtergelaten. Eiser heeft gedaagden verzocht om teruggave van deze goederen, maar gedaagden hebben hier niet op gereageerd. Eiser stelt dat gedaagden onrechtmatig handelen door de afgifte van zijn eigendommen te weigeren en vordert in dit kort geding de teruggave van zijn goederen, alsook een schadevergoeding van € 6.000,- voor het geval gedaagden niet meer in staat zijn om de goederen terug te geven.

Gedaagden hebben verweer gevoerd en betwisten het belang van eiser bij zijn vordering. Zij stellen dat eiser vrijwillig is vertrokken en dat de goederen inmiddels zijn weggegooid. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagden nog over de goederen beschikken en dat de vordering tot teruggave van de goederen daarom niet kan worden toegewezen. Eiser is als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 908,-.

De voorzieningenrechter heeft de gevraagde voorzieningen geweigerd en de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De uitspraak is gedaan op 31 maart 2003.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT
Zaaknummer: 81937 / KG ZA 03-74
Datum uitspraak: 31 maart 2003
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
[De heer S. ],
wonende te Kerkrade,
eiser bij exploot van dagvaarding in kort geding d.d. 28 februari 2003,
procureur: mr. T.J.A. Iding (voorwaardelijke toevoeging verleend),
tegen:
1. [De heer H. ],
en
2. [Mevrouw H. ],
beide wonende te Kerkrade,
gedaagden,
procureur: mr. J.J.M. Goltstein.
1. Het verloop van de procedure
1.1 [Eiser]]) heeft gedaagde[Gedaagden]]) gedagvaard in kort geding en op de dienende dag, 17 maart 2003, gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van die dagvaarding. [Eiser] heeft vervolgens zijn vordering nader doen toelichten, zulks onder verwijzing naar op voorhand toegezonden producties.
1.2 [Gedaagden] hebben hiertegen verweer gevoerd.
1.3 Partijen hebben vervolgens op elkaars stellingen gereageerd.
1.4 Tenslotte is de uitspraak van het vonnis bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 [Eiser] heeft in de periode februari 2001 tot augustus 2002 bij [Gedaagden] ingewoond. Hij had een kamer ter beschikking en maakte gebruik van de overige voorzieningen in de woning.
2.2 Omstreeks augustus 2002 heeft [Eiser] de woning verlaten, onder achterlating van een aantal tot zijn eigendom behorende goederen.
2.3 Bij schrijven d.d. 26 november 2002 gericht aan [Gedaagden] heeft [Eiser] verzocht om teruggifte van zijn eigendommen. Op dit schrijven hebben [Gedaagden] niet gereageerd.
2.4 Bij schrijven d.d 11 december 2002 gericht aan [Gedaagden] heeft de raadsman van [Eiser] nogmaals gesommeerd tot afgifte van de eigendommen.
2.5 Bij schrijven d.d. 31 januari 2003 gericht aan de raadsman van [Eiser] heeft mr. Goltstein namens [Gedaagden] medegedeeld dat afgifte van de goederen niet meer mogelijk is, omdat [Gedaagden] de goederen reeds hebben doen ophalen door de firma Recyclinghof te Geilenkirchen. Mr. Goltstein heeft tevens in dit schrijven medegedeeld dat deze opgehaalde goederen geen waarde hadden.
2.6 [Eiser] stelt dat [Gedaagden] onrechtmatig jegens hem handelen, omdat zij de afgifte van zijn eigendommen weigeren en heeft daarom in dit geding gevorderd, uitvoerbaar bij voorraad:
- primair:
I. [Gedaagden] te veroordelen om binnen twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [Eiser] ter
hand te stellen de volgende roerende zaken: stereo-installatie, videorecorder merk Sony, minidiscspeler merk Sony,
portable minidisc merk Sony, TV merk Sony, DVD-speler merk Sony, Triniton kleur zwart, TV merk Blaupunkt, computer
merk Vobis met toebehoren, HP scanjet, printer merk Lexmark, LG flatron monitor, wasmachine, koel- / vrieskast,
gasfornuis, koffiezetapparaat, stoomstrijkijzer, staafmixer, radiowekker merk Philips, halogeen plafondspots, plafondlamp,
sandwichrooster, decoupeerzaag, draaideurkast, slaapbank, tv / stereomeubel, dressoir, salontafel, glasvitrine, ladenkast,
bijzettafel voor telefoon, opbergtoren voor cd's, zithoek, ledikant, lattenbodem, eettafel met twee stoelen en een bank,
kleding, zulks op verbeurte van een dwangsom van € [Euro 500,--] voor iedere dag dat [Gedaagden], nadat twee dagen na
betekening van dit vonnis zijn verstreken, nalatig blijft aan het in deze te wijzen vonnis te voldoen;
II. [Gedaagden] te veroordelen in de kosten van dit geding;
- subsidiair:
I. Voor het geval dat [Gedaagden] niet meer in staat zijn om aan [Eiser] genoemde roerende zaken terug te geven,
[Gedaagden] te veroordelen om als voorschot op een nog in een bodemprocedure te vorderen schadevergoeding binnen
twee dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis aan [Eiser] te voldoen een bedrag ad €Euro 6.000,--;
II. [Gedaagden] te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.7 [Gedaagden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1 [Gedaagden] betwisten vooraleerst het belang van [Eiser] bij zijn primaire vordering tot afgifte van deze goederen. Zij voeren hiertoe aan dat zij niet aan deze vordering kunnen voldoen, omdat zij deze spullen hebben weggedaan.
3.2 De aard van de onderhavige vordering -teruggifte van eigendommen- brengt naar het oordeel van de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang met zich mee.
3.3.1 [Eiser] stelt dat hij door [Gedaagden] begin augustus 2002 zonder vooraankondiging en zonder aanleiding op straat is gezet. Vanaf augustus 2002 heeft hij bij herhaling getracht zijn spullen terug te halen, maar [Gedaagden] weigerden deze af te staan.
3.3.2 [Gedaagden] stellen hiertegenover dat [Eiser] vrijwillig omstreeks juli/augustus 2002 is vertrokken. Zij stellen verder dat via de maatschappelijk werker erop aangedrongen is dat [Eiser] zijn spullen zou komen ophalen, maar dat [Eiser] de spullen niet heeft opgehaald. Omdat er sprake was van stank, maden en vlooien in de door [Eiser] gebruikte kamer, hebben zij de spullen vervolgens doen ophalen door een recyclingbedrijf.
3.3.3 Partijen zijn het erover eens dat er, nadat [Eiser] de woning van [Gedaagden] heeft verlaten, spullen zijn achtergebleven. Hetgeen partijen verdeeld houdt is de vraag wélke spullen en de waarde van deze spullen.
De voorzieningenrechter acht het gezien het ter zitting gestelde en de overgelegde stukken in het kader van dit kort geding voldoende aannemelijk geworden dat [Gedaagden] thans niet meer over de in de door [Eiser] gebruikte kamer achtergebleven goederen beschikken.
De voorzieningenrechter is gezien het bovenstaande van oordeel dat de grondslag voor de vordering tot teruggifte van de goederen ontbreekt. De primaire vordering is daarom niet voor toewijzing vatbaar.
3.4.1 Ter staving van zijn subsidiaire vordering stelt [Eiser] het volgende. De spullen die hij na zijn vertrek in de woning heeft achtergelaten vertegenwoordigen een waarde van ongeveer Euro€ 12.000,--. Omdat [Gedaagden] thans niet in staat zijn de eigendommen aan [Eiser] terug te geven vordert [Eiser] in dit geding een voorschot op de in een bodemprocedure te vorderen schadevergoeding.
3.4.2 [Gedaagden] betwisten dat al de door [Eiser] genoemde goederen na zijn vertrek in de kamer zijn achtergebleven. Tevens betwisten zij de door [Eiser] gestelde waarde van de goederen.
Zij stellen verder dat na zijn vertrek aanwezig waren: een kapotte Triniton tv / gasfornuis / slaapbank / salontafel / lattenbodem / eettafel met twee stoelen en een bank, welke goederen in een slechte staat verkeerden. Zij voegen daaraan toe dat de kosten die gemoeid waren met het doen ophalen van de goederen hoger waren dan de waarde van deze goederen en dat daarom de gevorderde schadevergoeding dient te worden afgewezen.
3.4.3 De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het kader van dit kort geding niet vastgesteld kan worden welke aan [Eiser] in eigendom toebehorende goederen na zijn vertrek in de woning van [Gedaagden] zijn blijven staan. In het kader van dit kort geding is geen ruimte voor nader onderzoek hieromtrent, omdat hiervoor getuigen dienen te worden gehoord. Daarom kan in dit geding ook niet vastgesteld worden of -en zo ja ter hoogte van welk bedrag- [Eiser] in een eventueel door hem aanhangig te maken bodemprocedure een vordering tot schadevergoeding geldend kan maken.
De subsidiaire vordering is gezien het bovenstaande niet voor toewijzing vatbaar.
3.5 [Eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht:
RECHT DOENDE in kort geding:
Weigert de gevraagde voorzieningen;
Veroordeelt [Eiser] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [Gedaagden] gerezen en tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag ad Euro€ 908,--, waarvan Euro€ 205,-- aan vast recht en Euro € 703,-- salaris procureur;
Verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
BC