ECLI:NL:RBMAA:2003:AF6622

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
19 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
67581 - HA ZA 01-699
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake ontbindende voorwaarde bij koopovereenkomst onroerende zaak

In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht werd behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de totstandkoming van een koopovereenkomst voor een onroerende zaak. De eisers, de heren en mevrouw B., wonende te Kattendijke, hebben de gedaagde, de heer S., aangeklaagd omdat zij van mening zijn dat er een bindende overeenkomst tot stand is gekomen. De kern van het geschil betreft de vraag of er een ontbindende voorwaarde is overeengekomen bij het sluiten van de overeenkomst. De rechtbank heeft in een eerder vonnis de gedaagde toegelaten om bewijs te leveren van zijn stelling dat hij pas tot aankoop kon overgaan nadat hij zijn eigen woning in Maastricht had verkocht. Tijdens de getuigenverhoren heeft getuige S. verklaard dat de gedaagde tijdens een bezichtiging van het pand heeft aangegeven dat hij pas kon kopen als hij zijn eigen woning had verkocht. De rechtbank heeft deze verklaring als bewijs geaccepteerd, ondanks tegenstrijdige verklaringen van andere getuigen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de gedaagde is geslaagd in het leveren van het bewijs van de ontbindende voorwaarde. De vordering van de eisers is afgewezen, en zij zijn veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde. Het vonnis is uitgesproken door rechter-plaatsvervanger M.J.M. Goessen.

Uitspraak

Vonnis : 19 maart 2003
Zaaknummer : 67581 / HA ZA 01-699
De rechtbank te Maastricht, enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
1. [De heer B. ],
2. [Mevrouw B. ],
beiden wonende te Kattendijke, gemeente Goes,
eisers,
procureur mr. Ch.M.E.M. Paulussen;
tegen:
[De heer S. ],
wonende te Maastricht,
gedaagde,
procureur mr. F.P.J. Bots.
1. Het verdere verloop van de procedure
Ter voldoening aan de hem in het tussenvonnis van 29 augustus 2002 verstrekte [bewijsopdrachten] heeft [Gedaagde] getuigen doen horen. [Eisers] hebben in contra-enquête een getuige doen horen. Van deze getuigenverhoren zijn processen-verbaal opgemaakt die zich bij de stukken bevinden.
De rechter ten overstaan van wie de bewijslevering heeft plaatsgevonden, is niet in staat aan deze uitspraak medewerking te verlenen.
Ten slotte hebben partijen wederom vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is nader bepaald op heden.
2. De verdere beoordeling
2.1 Partijen zijn het erover eens dat tussen hen een overeenkomst tot stand is gekomen terzake de (ver)koop van de onroerende zaak gelegen aan [adres].
Kern van het onderhavige geschil is echter de vraag of partijen bij het sluiten van deze overeenkomst een ontbindende voorwaarde zijn overeengekomen.
2.2 Bij voormeld vonnis, waarbij de rechtbank volhardt, werd [Gedaagde] toegelaten te bewijzen dat:
a) hij bij de onderhandelingen met [Eisers] heeft aangegeven eerst tot de (definitieve) aankoop van het onroerend goed [adres] te kunnen overgaan op het moment dat hij zijn eigen woning te Maastricht zou hebben verkocht;
b) de door [Eisers] gestelde schade in verband met het niet doorgaan van de transactie met [Gedaagde] terzake het onroerend goed [adres], in werkelijkheid niet door [Eisers] is geleden, althans niet in de door hen gestelde omvang.
De rechtbank zal eerst de onder 2.1 onder a) gegeven bewijsopdracht beoordelen.
2.3 Getuige [S.] heeft - samengevat - het navolgende verklaard.
Ik ben aanwezig geweest bij de bezichtiging van het betrokken pand. Ik heb toen uit de mond van [Gedaagde] gehoord dat hij jegens [eisers] in aanwezigheid van makelaar Sinke verklaarde geïnteresseerd te zijn in de aankoop van het pand van [eisers]. Daarbij zei [Gedaagde] dat hij echter eerst tot aankoop van dat pand kon overgaan op het moment dat hij zijn eigen pand te Maastricht had verkocht en daaruit gelden had verkregen. [Gedaagde] heeft bij deze bezichtiging geen onvoorwaardelijke aankoopverklaring gedaan.
Na deze bezichtiging hebben zowel ik als [Gedaagde] telefoontjes ontvangen van mevrouw [B.] waarbij zij [Gedaagde] probeerde te bewegen tot aankoop van het betrokken pand.
[Gedaagde] heeft - samengevat - het navolgende verklaard.
Ik had belangstelling voor de koop van een pand gelegen aan [Het adres] en toebehorende aan [B.]. Ik heb tegenover mevrouw [B.] verklaard dat ik bereid was om het pand te kopen voor een prijs van fl. 600.000,-. Ik heb daarbij uitdrukkelijk gezegd dat ik dit bod uitbracht onder de voorwaarde dat zij, [B.], kon wachten tot ik het geld had om het pand te kunnen kopen. Ik heb haar toen ook gezegd dat ik het aankoopbedrag diende te verkrijgen uit de verkoop van mijn eigen pand en dat zij , indien ze niet zo lang kon wachten, het pand maar aan een ander moest verkopen als ze er een goed bod voor kreeg.
2.4 Op grond van de verklaring van getuige [S.] en de ondersteuning daarvan door de verklaring van partijgetuige [Gedaagde] is de rechtbank van oordeel dat [Gedaagde] is geslaagd in het leveren van het bewijs van de onder 2.2 onder a) weergegeven bewijsopdracht.
Dat getuige Sinke heeft verklaard dat [Gedaagde] niet in zijn bijzijn heeft kenbaar gemaakt dat hij eerst tot aankoop van het onderhavige pand kon overgaan nadat zijn pand in Maastricht was verkocht doet daaraan niet af nu dit de mogelijkheid onverlet laat dat [Gedaagde] deze mededeling zou kunnen hebben gedaan op een moment dat Sinke niet in de (onmiddellijke) nabijheid van [Gedaagde] en mevrouw [B.] was.
2.5 In overweging 3.5 van voormeld vonnis heeft de rechtbank reeds geoordeeld, dat indien [Gedaagde] slaagt in de bewijslevering, de vordering van [Eisers] dient te worden afgewezen en zij in de kosten van deze procedure zullen worden verwezen. De rechtbank komt dan ook niet toe aan het beoordelen van de onder 2.2. onder b) gegeven bewijsopdracht.
3. De uitspraak
De rechtbank:
wijst af het door [Eisers] gevorderde;
veroordeelt [Eisers] in de kosten van de procedure aan de zijde van [Gedaagde] gevallen en tot heden begroot op
€Euro 426,- voor griffierecht, Euro€ 167,30 voor getuigentaxe en Euro€ 1.996,- voor salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Goessen, rechter-plaatsvervanger, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.