ECLI:NL:RBMAA:2003:AF5836

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-005338-02
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens poging tot moord met handgranaat

Op 14 maart 2003 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van poging tot moord op twee personen met een handgranaat. De zaak kwam voor de rechtbank na een onderzoek op de terechtzittingen van 10 december 2002, 13 februari 2003 en 13 maart 2003. De tenlastelegging omvatte zowel een primair als subsidiair verwijt, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd om samen met anderen de slachtoffers van het leven te beroven door een handgranaat in hun woning te gooien.

Tijdens de zittingen werd vastgesteld dat er naast de verklaringen van een getuige geen andere bewijsmiddelen beschikbaar waren die de beschuldigingen tegen de verdachte konden onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. Hierdoor kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte het hem ten laste gelegde feit had gepleegd.

De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle beschuldigingen en hevelde het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van dezelfde datum. Daarnaast verklaarde de rechtbank de vorderingen van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk, wat betekent dat deze partijen geen recht hadden op schadevergoeding in deze zaak. De kosten die door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen waren gemaakt, werden begroot op nihil. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. A.S. Arnold, en in aanwezigheid van de andere rechters en de griffier.

Uitspraak

Parketnummer: 03/005338-02
Datum uitspraak: 14 maart 2003 (bij vervroeging)
RECHTBANK MAASTRICHT
VONNIS
op tegenspraak bij verstek gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[Naam verdachte],
geboren [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres],
thans gedetineerd in de P.I. Limburg Zuid - HvB Overmaze te
Maastricht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2002, 13 februari 2003 en 13 maart 2003.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 19 oktober 1996 in de gemeente Maastricht ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade
[naam slachtoffer1] en/of [naam slachtoffer2] van het leven te beroven, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en na kalm
beraad en rustig overleg, een ruit van de woning van die [naam slachtoffer1] en/of
[naam slachtoffer2] heeft/hebben vernield en/of (vervolgens) een handgranaat de woning van
die [naam slachtoffer1] en/of die [naam slachtoffer2] heeft/hebben binnengegooid via de ruit van de
kamer waarin die [naam slachtoffer1] en/of die [naam slachtoffer2] verbleef/verbleven , terwijl de
uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 19 oktober 1996 in de gemeente Maastricht ter uitvoering
van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer1] en/of [naam slachtoffer2] van het leven te beroven, met dat opzet een ruit van de woning van die
[naam slachtoffer1] en/of [naam slachtoffer2] heeft/hebben vernield en/of (vervolgens) een
handgranaat de woning van die [naam slachtoffer1] en/of die [naam slachtoffer2] heeft/hebben
binnengegooid via de ruit van de kamer waarin die [naam slachtoffer1] en/of die [naam slachtoffer2]
verbleef/verbleven, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid.
Vrijspraak
Uit het onderzoek ter terechtzitting is de rechtbank gebleken dat er naast de verklaringen van de getuige [naam getuige] geen andere bewijsmiddelen voorhanden zijn op grond waarvan het aan verdachte primair of subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte primair en subsidiair is ten laste gelegd.
De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte opheffen met ingang van 14 maart 2003, en de vorderingen van de benadeelde partijen [naam slachtoffer1] en [naam slachtoffer2] niet-ontvankelijk verklaren.
BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden;
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam slachtoffer1] in zijn vordering;
- veroordeling van de benadeelde partij [naam slachtoffer1] voornoemd in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
- niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam slachtoffer2] in haar vordering;
- veroordeling van de benadeelde partij [naam slachtoffer2] voornoemd in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.S. Arnold, voorzitter, mr. E.W.A. van den Berg-Buntsma en mr. M.E. Kramer, rechters, in tegenwoordigheid van F.P.J.M. Vugs, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 14 maart 2003.
Typ: EV