ECLI:NL:RBMAA:2002:AF2537

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 september 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
77342 / KG ZA 02-305
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige handeling van de Ontvanger jegens NCH in verband met derdenbeslag

In deze zaak, die op 9 september 2002 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Maastricht is behandeld, staat de vraag centraal of de Ontvanger onrechtmatig handelt jegens de Coöperatie Nederlandse Constructie en Handelscoöperatie van ECT B.A. (NCH) door te stellen dat de facturen van NCH aan de commanditaire vennootschap Vienna C.V. en Ara Bulk Transport B.V. onder het door de Ontvanger gelegde derdenbeslag vallen. NCH heeft de Ontvanger in kort geding gedagvaard, omdat zij meent dat de Ontvanger onterecht de betaling van haar facturen aan Vienna en Ara blokkeert. De Ontvanger heeft op zijn beurt betoogd dat de facturen betrekking hebben op vorderingen die behoren tot het vermogen van ECT Maasdok, de onderneming waar NCH managementwerkzaamheden voor verricht.

Uitspraak

Vonnis : 9 september 2002
Zaaknummer : 77342 / KG ZA 02-305
VONNIS VAN DE VOORZIENINGENRECHTER IN DE RECHTBANK MAASTRICHT,
IN HET KORT GEDING VAN:
DE COÖPERATIE
NEDERLANDSE CONSTRUCTIE EN HANDELSCOOPERATIE VAN ECT B.A.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres bij dagvaarding van 22 augustus 2002,
procureur mr. J.M.H. Römkens;
tegen:
DE ONTVANGER VAN DE BELASTINGDIENST ONDERNEMINGEN MAASTRICHT,
kantoor houdende te Maastricht,
gedaagde,
procureur mr. Ch.M.E.M. Paulussen,
advocaat mr. M.F. Baaij te Den Haag.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres, hierna te noemen "NCH" heeft gedaagde, hierna te noemen "de Ontvanger", bij op 22 augustus 2002 uitgebracht exploot gedagvaard in kort geding. Ter zitting heeft NCH haar vordering gewijzigd, waarna zij haar vordering met verwijzing naar de door haar voorhand toegezonden producties aan de hand van een pleitnota nader heeft doen toelichten. De Ontvanger heeft, na een korte schorsing van de zitting, aan de hand van een pleitnota en met verwijzing naar de door hem op voorhand toegezonden producties verweer gevoerd. Nadat partijen vervolgens op elkaars stellingen hebben gereageerd, hebben zij om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1. In dit vonnis wordt uitgegaan van de volgende feiten:
a. Op 12 juli 2002 heeft de Ontvanger ten laste van scheepsreparatiebedrijf J.E. Constructions Spolka Z.o.o., hierna "ECT Maasdok", executoriaal derdenbeslag gelegd onder de commanditaire vennootschap Vienna C.V., hierna "Vienna, op al hetgeen Vienna aan ECT Maasdok verschuldigd is of zal worden, zulks in verband met een door ECT Maasdok onbetaald gelaten aanslag van ruim Euro€ 7 miljoen.
b. Het van bedoeld beslag opgemaakt proces-verbaal is tijdig aan ECT Maasdok betekend.
c. Bij verklaring derdenbeslag van 8 augustus 2002 heeft Vienna verklaard niets aan ECT Maasdok verschuldigd te zijn. In de toelichting bij haar verklaring wijst Vienna de Ontvanger erop dat zij de bijgevoegde factuur van NCH heeft ontvangen en verzoekt zij de Ontvanger haar te berichten of zij tot betaling daarvan kan overgaan. De betreffende factuur van NCH dateert van 29 juli 2002, bedraagt €Euro 33.600,- en heeft betrekking op werkzaamheden aan het schip "DB Vienna".
d. Bij brief van 12 augustus 2002 heeft de Ontvanger Vienna een aantal vragen voorgelegd, en haar onder meer als volgt bericht:
"Voor wat betreft uw vraag in uw brief bij de verklaring kan ik u als volgt berichten. Zoals ik u reeds telefonisch mededeelde, is de ontvanger van mening dat het overeenkomstig de factuur verschuldigde bedrag door het derdenbeslag is getroffen. Dit ondanks het gegeven dat de factuur is toegezonden door NCH. Dit betekent dat niet bevrijdend kan worden betaald aan NCH omdat betaling dan in weerwil van het derdenbeslag plaatsvindt. Het gevolg kan zijn dat u - ondanks de eventuele betaling aan NCH - verplicht kunt worden tot betaling aan de ontvanger."
e. Vienna heeft zich vervolgens op standpunt gesteld dat zij redelijke gronden heeft te twijfelen aan wie de betaling dient te geschieden en dat zij om die reden bevoegd is haar betaling op te schorten.
f. Op 12 juli 2002 heeft de Ontvanger tevens executoriaal derdenbeslag ten laste van ECT Maasdok gelegd onder Ara Bulk Transport B.V., hierna "Ara". Ook Ara heeft de betaling van een haar door NCH toegezonden factuur (factuur van 19 augustus 2002 ad €Euro 47.604,23 met betrekking tot werkzaamheden aan duwbak Black) opgeschort in verband met het door de Ontvanger gelegde beslag.
g. NCH is op hetzelfde adres gevestigd als ECT Maasdok en stelt zich blijkens het overgelegde uittreksel uit het handelsregister ten doel "het voorzien in de stoffelijke behoeften van de leden, krachtens overeenkomsten, gesloten in het bedrijf dat zij te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent of doet uitoefenen". NCH verrichtte managementwerkzaamheden en administratieve taken ten behoeve van ECT Maasdok.
2.2. NCH stelt dat haar facturen zien op vorderingen van haar op Vienna en Ara, en dat die vorderingen om die reden niet vallen onder de door de Ontvanger ten laste van ECT Maasdok gelegde beslagen. Zij beroept zich daartoe onder meer op een overeenkomst tussen haar en ECT Maasdok van 8 juli 2002, waarin het volgende wordt bepaald":
A. ECT will temporary cease all its activities at the shipyard Maasdok, Maastricht as a result from receipt on 8 July 2002 from a tax bill from the Dutch tax autorities for Euro 7.053.335,00 supported by a tax authority bailiff action. This tax bill and the bailiff actions will be disputed by ECT as incorrect and not reflecting the business scope of the company. This unmotivated tax invoice together with the tax bailiff action is putting ECT in a position that it cannot take any responsibility for the properties of the customers actually at the shipyard, nor it can take any responsibility towards suppliers delivering goods and services.
B. In order to protect third parties, not a part from this dispute with the tax authority, ECT has requested NCH to take over on a temporary basis the "going concern" activities.
C. Going concern business will be handled by NCH for its own account, subject that a minimum profitability is gained on the actual projects in execution. NCH will arrange for skilled contractors and purchase materials when necessary and will collect all receivables due from the customers. The present contracts and agreements are ceased to NCH with immediate effect per 8 July 2002, until the tax situation has cleared up and will allow ECT to take back its operations at Maasdok.
D. ECT allows NCH to operate its properties and supplies presently at the shipyard to fulfill the "going conecern" agreement in order to fully protect third parties like, but not limited to, customers, ship owners, suppliers of goods and services.
Volgens NCH handelt de Ontvanger onrechtmatig jegens haar door na te laten aan Vienna en Ara te bevestigen dat het hun vrij staat aan NCH te betalen. NCH stelt belang te hebben bij spoedige betaling door Vienna en Ara teneinde in haar liquiditeitsbehoefte te kunnen voorzien en stelt om die reden spoedeisend belang te hebben bij de door haar gevraagde voorziening.
2.3. NCH vordert op grond van het vorenstaande, na wijziging van eis en naar de voorzieningenrechter verstaat, dat de voorzieningenrechter bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad en op alle dagen en uren:
1. primair de Ontvanger zal veroordelen binnen twee dagen aan Vienna en Ara mede te delen dat de door NCH middels haar facturen van 29 juli 2002 respectievelijk gefactureerde vorderingen niet onder de door de Ontvanger onder Vienna respectievelijk Ara gelegde derdenbeslagen ten laste van ECT Maasdok vallen, op verbeurte van een dwangsom van
€Euro 1.000,- per dag dat de Ontvanger na betekening van het te wijzen vonnis daarmee in gebreke blijft;
2. subsidiair de beslissing op NCH's vordering kort zal aanhouden, teneinde de Ontvanger in de gelegenheid te stellen de werkenadministratie van NCH te controleren, waarna de Ontvanger kan beslissen of hij de verklaringen van Vienna en Ara betwist;
met veroordeling van de Ontvanger in de kosten van het geding.
2.4. De vordering wordt de Ontvanger weersproken. De sub 2.3. aangehaalde overeenkomst heeft zij bij mondelinge verklaring ter zitting vernietigd wegens benadeling van schuldeisers. Voor zover voor de beoordeling van belang zullen de verweren van de Ontvanger hierna aan de orde komen.
3. De beoordeling
3.1. Kern van het geschil is de vraag of de Ontvanger onrechtmatig jegens NCH handelt door jegens Vienna en Ara het standpunt in te nemen dat zij risico lopen door in weerwil van de ten laste van ECT Maasdok gelegde derdenbeslagen tot betaling van NCH's facturen over te gaan. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is dat niet het geval. Daartoe wordt het volgende overwogen.
3.2. Vooropgesteld wordt dat de termijn van artikel 477a, lid 2, Rv waarbinnen de Ontvanger de bevoegdheid toekomt de door de derden afgelegde verklaringen te betwisten nog niet is verstreken. De Ontvanger heeft aangegeven voornemens te zijn de verklaringen van Vienna en (naar de voorzieningenrechter begrijpt) Ara te betwisten, maar eerst nader onderzoek naar de gang van zaken rond ECT Maasdok te willen doen. NCH's vordering zou erop neerkomen dat de Ontvanger hangende de hem door de wet gegeven termijn van twee maanden aan Vienna en Ara dient te verklaren dat hij de door hen afgelegde derdenverklaringen niet betwist. Voor toewijzing van een dergelijke vordering is naar het oordeel van de voorzieningenrechter slechts plaats, indien in redelijkheid geen twijfel kan bestaan over de juistheid van de door de derden afgelegde verklaringen derdenbeslag en niet aannemelijk is dat nader onderzoek daarin verandering kan brengen. Een dergelijk geval doet zich hier niet voor. Op basis van de stellingen van partijen en de door hen overgelegde bescheiden, waarvan een aantal voor de Ontvanger kennelijk "nieuw" was, kan voorshands niet gezegd worden dat onjuist of onwaarschijnlijk is het door de Ontvanger ingenomen standpunt dat de door NCH aan Vienna en Ara gefactureerde bedragen betrekking hebben op vorderingen die behoren tot het vermogen van ECT Maasdok.
3.3. Aanwijzingen voor de juistheid van het standpunt van de Ontvanger zijn onder meer gelegen in het feit dat de overeenkomsten waarop de facturen betrekking hebben zijn aangegaan tussen ECT Maasdok en Vienna respectievelijk Ara. NCH was, althans aanvankelijk, geen partij bij deze overeenkomsten. Gelet op de aard van de werkzaamheden, het repareren van schepen, en de hiervoor sub 2.1. onder g) genoemde bedrijfsomschrijving van NCH, ligt voorts niet erg voor de hand dat deze werkzaamheden door haar zijn verricht. Daarbij komt dat NCH de activiteiten van ECT Maasdok volgens haar stellingen en de hiervoor sub 2.2. aangehaalde overeenkomst pas vanaf 8 juli 2002 heeft overgenomen, en aangenomen moet worden dat het leeuwendeel van de aan het schip van Vienna verrichte werkzaamheden voordien, dus door ECT Maasdok, is verricht. In dit verband wijst de voorzieningenrechter er op dat de Ontvanger onweersproken heeft gesteld dat het schip van Vienna op 31 mei 2002 in het dok is gearriveerd en op 13 juli 2002 is vertrokken. Afgezien daarvan geldt dat een overname van de activiteiten als door NCH bedoeld, het inroepen door de Ontvanger van de pauliana nog daargelaten, niet zonder meer meebrengt dat vorderingen terzake reeds verrichte en nog te verrichten werkzaamheden zijn overgegaan van ECT Maasdok op NCH. Zo is gesteld noch gebleken dat ten aanzien van Vienna en Ara sprake is geweest van een contractsoverneming als bedoeld in artikel 6:159 BW. Voor zover in de sub 2.2. bedoelde overeenkomst een overdracht door ECT Maasdok aan NCH van haar vorderingen op Vienna en Ara kan worden gelezen, geldt bovendien dat gesteld noch gebleken is dat deze overdracht - voorafgaand aan de beslaglegging door de Ontvanger - aan Vienna en Ara is medegedeeld. Derhalve is geen sprake van enige cessie die aan de Ontvanger als beslaglegger kan worden tegengeworpen.
3.4. Het voorgaande brengt mee dat de primaire vordering van NCH niet toewijsbaar is. Voor een aanhouding van het geding zoals door NCH subsidiair voorgesteld ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding, te meer nu NCH's wijze van administratie niet van doorslaggevend belang is voor de beoordeling van haar (primaire) vordering.
3.5. NCH zal als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
4. De uitspraak
De voorzieningenrechter:
RECHT DOENDE in kort geding:
wijst de gevorderde voorzieningen af;
veroordeelt NCH in de kosten van het geding, tot heden aan de zijde van de Ontvanger begroot op Euro€ 193,- aan vast recht en €Euro 703,- voor salaris procureur.
Aldus gewezen door mr. P.E. de Kort, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 september 2002 in het bijzijn van de griffier.