ECLI:NL:RBMAA:2002:AF2017

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
15 november 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 02/112
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de status van woordenboeken op Cd-rom als hulpmiddel in het onderwijs voor blinde scholieren

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 15 november 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen A, een blinde scholiere, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV GAK). A had een aanvraag ingediend voor een vergoeding voor woordenboeken op Cd-rom, welke door de verweerder was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat woordenboeken op Cd-rom moeten worden beschouwd als hulpmiddelen en niet als leermiddelen, zoals de verweerder had gesteld. De rechtbank baseerde haar oordeel op de aard van woordenboeken, die niet gebonden zijn aan specifieke leerstof of opleidingsfasen. Woordenboeken kunnen gedurende de gehele opleiding worden gebruikt en bevatten geen lesmateriaal. Dit in tegenstelling tot leermiddelen, die specifiek zijn gericht op het leren van bepaalde stof. De rechtbank vergeleek woordenboeken met elektronische rekenmachines, die ook als hulpmiddelen worden beschouwd en verstrekt door de verweerder. De rechtbank concludeerde dat de verweerder bij de beoordeling van de aanvraag van A een onjuiste uitleg had gegeven van de begrippen leermiddel en hulpmiddel. De rechtbank verklaarde het beroep van A gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg de verweerder op om een nieuw besluit te nemen in overeenstemming met deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat het UWV GAK het griffierecht van A diende te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
ENKELVOUDIGE KAMER BESTUURSRECHT
Reg.nr.: Awb 02/112
Uitspraak inzake:
A, wonende te B, eiseres, wettelijk vertegenwoordigd door haar ouders;
gemachtigde: B.W. Brochard van Bartimeus Onderwijsinstelling te Zeist,
tegen
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV GAK) te Amsterdam, verweerder.
1. Procesverloop.
Namens eiseres is een aanvraag ingediend om een vergoeding voor woordenboeken op Cd-rom. Bij besluit van 10 mei 2001 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen.
Hiertegen is namens eiseres een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 30 januari 2002 heeft verweerder dit bezwaarschrift ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 21 augustus 2002 behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mw. mr. H.M.J. Slabbekoorn.
2. Overwegingen.
Artikel 11 van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (verder: Wet REA) bepaalt, voor zover hier van belang, dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen mede tot taak heeft te bevorderen dat belemmeringen worden weggenomen die de ingezetene, bedoeld in artikel 3 van de Wajong vanwege ziekte of gebrek ondervindt bij het volgen van onderwijs, indien het een persoon betreft die (…) jonger is dan 17 jaar.
Ingevolge artikel 22, vierde lid, van de Wet REA kan het Uitvoeringsinstituut op aanvraag de persoon als bedoeld in artikel 11 van de Wet in aanmerking brengen voor voorzieningen die hem in staat stellen onderwijs te volgen.
Artikel 22, zevende lid, van de Wet REA bepaalt dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur met betrekking tot dit artikel nadere regels worden gesteld.
Deze nadere regels zijn neergelegd in het Reïntegratie-instrumentenbesluit Wet REA (verder: het Besluit). Artikel 9 van het Besluit luidt:
Onder voorzieningen als bedoeld in artikel 22, vierde lid onder a, van de Wet worden niet verstaan: voorzieningen op het gebied van onderwijs die behoren tot de verstrekkingen waarvoor een regeling is getroffen onder de verantwoordelijkheid van Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (hierna: Minister van OCW).
In de Regeling computervoorzieningen in het onderwijs 1999 (verder: de Regeling) is voorgeschreven dat het UWV ter zake van verstrekking van computervoorzieningen voor het volgen van onderwijs beleid voert als weergegeven in de bijlage bij de Regeling.
Ten aanzien van blinden die het voortgezet speciaal onderwijs volgen houdt het beleid in dat aan deze leerlingen een draagbare computer met brailleleesregel als voorziening wordt verstrekt.
Volgens verweerder kunnen alle overige op school gebruikte middelen die rechtstreeks of indirect strekken tot het bereiken van een bepaald leerdoel worden opgevat als een leermiddel. Ook de door eiseres op school gebruikte woordenboeken moeten als leermiddelen worden beschouwd en op die grond geacht worden onder de verantwoordelijkheid van onze Minister van OCW te vallen.
Eiseres heeft aangevoerd dat woordenboeken niet het karakter van leermiddelen hebben maar van hulpmiddelen. Daarmee moeten digitale woordenboeken los worden gezien van overige leerboeken en onderwijsleermiddelen. In zeven andere gevallen zijn GAK kantoren wel tot verstrekking van digitale woordenboeken overgegaan aldus eiseres.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge de Regeling wordt ten aanzien van blinden die het voortgezet speciaal onderwijs volgen een draagbare computer met brailleleesregel als voorziening verstrekt. Tijdens de behandeling ter zitting is namens verweerder toegelicht dat daarbij ook de benodigde software wordt verstrekt. Woordenboeken op Cd-rom komen echter niet voor verstrekking in aanmerking omdat deze - volgens verweerder - moeten worden beschouwd als voorzieningen op het gebied van onderwijs (leermiddelen) en daarom voor rekening zijn van het Ministerie van OCW. Verweerder heeft onweersproken gelaten de stelling van eiseres dat ten aanzien van deze woordenboeken geen regeling door de Minister van OCW is getroffen.
Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat woordenboeken op Cd-rom moeten worden beschouwd als hulpmiddel. De rechtbank heeft daarbij het volgende overwogen.
Leermiddelen hebben een directe relatie met de aangeboden leerstof. Woordenboeken zijn door hun aard niet gebonden aan een (fase in een) opleiding of aan de leerinhoud daarvan. Woordenboeken in een vreemde taal kunnen de gehele opleiding worden gebruikt en het gebruik beperkt zich niet tot de opleiding in de betreffende vreemde taal zelf. Woordenboeken bevatten geen lesmateriaal en uit woordenboeken wordt, anders dan instructie in het gebruik ervan, geen les gegeven.
Daarmee zijn woordenboeken naar het oordeel van de rechtbank te vergelijken met elektronische rekenmachines/calculatoren. Deze rekenmachines bevatten evenmin lesmateriaal en kunnen worden gebruikt gedurende alle fasen van een opleiding. Leermiddelen worden aangeschaft ten behoeve van leren. Hulpmiddelen als een rekenmachine en een woordenboek worden ook aangeschaft buiten de leersituatie. Dat het gebruik van een rekenmachine of een woordenboek een leereffect kan hebben doet daaraan niet af. Elektronische rekenmachines/calculatoren worden door verweerder als hulpmiddel beschouwd en verstrekt. Woordenboeken op Cd-rom dienen naar het oordeel van de rechtbank ook als hulpmiddel te worden beschouwd.
Uit het vorenstaande volgt dat verweerder bij de beoordeling van de aanvraag van eiseres ex artikel 22, vierde lid, jo. artikel 11 van de Wet REA om een voorziening die haar in staat stelt onderwijs te volgen in de vorm van woordenboeken op Cd-rom ten aanzien van die voorziening is uitgegaan van een onjuiste uitleg van de begrippen leermiddel en hulpmiddel.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd.
3. Uitspraak.
De Rechtbank Middelburg,
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt met inachtneming van het in deze uitspraak overwogene;
bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 29,- (negenentwintig euro) vergoedt.
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2002
door mr. J.P.M. Hopmans, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.