ECLI:NL:RBMAA:2002:AF1281
Rechtbank Maastricht
- Kort geding
- A.M. Adelmeijer
- Rechtspraak.nl
Vonnis in kort geding over beslagvrije voet en provisie-inkomsten
In deze zaak heeft eiser, aangeduid als [S.], gedaagden, aangeduid als [C. cs.], gedagvaard in kort geding. De procedure vond plaats op 11 november 2002, waarbij [S.] zijn vordering toelichtte en verwees naar eerder toegezonden producties. De partijen hebben op elkaars stellingen gereageerd, maar na een schorsing van de zitting bleek dat er geen overeenstemming was bereikt over een regeling. De uitspraak werd vastgesteld op 26 november 2002.
Het geschil betreft een samenwerkingsovereenkomst tussen [S.] en [C. cs.], waarbij [C. cs.] het beheer van de assurantieportefeuille van [S.] op zich nam. Na opzegging van deze overeenkomst door [S.] heeft hij een lening van fl. 125.000,-- ontvangen van [C. cs.]. [S.] vorderde in kort geding dat de beslagvrije voet zou worden toegepast op zijn provisie-inkomsten, die onder beslag lagen. [C. cs.] voerden verweer, stellende dat de provisies niet onder de beslagvrije voet vallen omdat er geen arbeidsrelatie was.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende spoedeisend belang was en dat de door [S.] ontvangen provisie-inkomsten onder het loonbegrip van artikel 475c van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vallen. Het verweer van [C. cs.] dat [S.] niet over een vaste woonplaats beschikte, werd verworpen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van [S.] niet voor toewijzing vatbaar was, maar dat de kosten van het geding gecompenseerd dienden te worden. Uiteindelijk werd [C. cs.] veroordeeld om de beslagvrije voet toe te passen met ingang van augustus 2002, met een dwangsom van € 500,-- per dag, tot een maximum van € 10.000,--. De kosten van het geding werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.