Zaaknummer : 58591 / HA ZA 00-769
De rechtbank te Maastricht, meervoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van:
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HOUBEN INSTALLATIETECHNIEK B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Sittard,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur voorheen mr. R.G.E.M. Francot
thans mr. Ph.A.A. Nijbakker;
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid LINTSEN & PIETERS B.V.,
gevestigd en kantoor houdende te Sittard,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. L.J.M. Stikkelbroeck.
1. Het verloop van de procedure
Eiseres in conventie, gedaagde in reconventie, hierna te noemen "Houben", heeft bij naar de dagvaarding verwijzende conclusie van eis gesteld en geconcludeerd voor eis overeenkomstig de inhoud van die dagvaarding. Bij conclusie van eis zijn producties overgelegd. Gedaagde in conventie, eiseres in reconventie hierna te noemen "Lintsen", heeft daarna onder het overleggen van producties geantwoord in conventie en geconcludeerd voor eis in reconventie.
Houben heeft daarop gerepliceerd in conventie en geantwoord in reconventie, zulks onder overlegging van producties. Lintsen heeft geconcludeerd voor dupliek in conventie en repliek in reconventie, waarbij zij producties in de procedure heeft gebracht.
Daarop heeft Houben nog een conclusie van dupliek in reconventie genomen.
Houben heeft vervolgens pleidooi verzocht en partijen hebben daarop de zaak doen bepleiten. Van deze zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Voorafgaand aan het pleidooi is door Lintsen bij brief van 30 oktober 2001 en door Houben bij brief van 31 oktober 2001 een verklaring toegezonden.
Houben heeft stukken ter griffie gedeponeerd, waarvan een akte is opgemaakt.
Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd op het rechtbankdossier. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2.1 Houben heeft voor Lintsen werkzaamheden verricht terzake waarvan Lintsen aan Houben een totaal bedrag van f 97.365,13 verschuldigd is. Ondanks sommatie blijft Lintsen in gebreke met betaling van dat bedrag, zodat nu tevens wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten worden gevorderd.
2.2 Houben heeft op grond van het vorenstaande gevorderd dat Lintsen bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te betalen een bedrag van f 98.138,07, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf dag der dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening, alsmede met veroordeling van Lintsen in de kosten van deze procedure.
2.3 De vordering wordt door Lintsen weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusies van antwoord en dupliek.
2.4 Lintsen heeft met Franpack Bates B.V. te Maastricht een overeenkomst gesloten terzake van de aanpassing door Lintsen van een aantal productielijnen. De werktuigbouwkundige werkzaamheden bij Franpack Bates zijn verricht door Lintsen zelf. De elektrotechnische werkzaamheden en de automatisering heeft Lintsen uitbesteed aan Houben, volgens Lintsen in het kader van een overeenkomst tot opdracht en/of aanneming van werk, volgens Houben in het kader van een detacheringovereenkomst
2.5 Volgens Lintsen is Houben in de uitvoering van die overeenkomst te kort geschoten en zij vordert ontbinding van deze overeenkomst alsmede schadevergoeding waaronder de schade geleden door Franpack Bates nu de werkzaamheden te laat zijn opgeleverd.
2.6 Lintsen heeft op grond van het vorenstaande gevorderd dat de rechtbank:
A. de overeenkomst tussen Lintsen en Houben voor het project Franpack Bates zal ontbinden;
B. voor recht zal verklaren dat Houben aansprakelijk is voor de vertraging en de schade die bij de uitvoering van het project Franpack Bates is ontstaan;
C. Houben zal veroordelen tot betaling van een schadevergoeding aan Lintsen van f 276.293,18, als volgt gespecificeerd:
- schade Antigoon f 83.242,62;
- schade Franpack Bates f 190.350,00;
- schade Gelissen f 2.699,56;
te vermeerderen met de schade Antigoon vanaf juli 2000 en de kosten van rechtsbijstand en deskundigen, althans te bepalen dat de schade moet worden opgemaakt bij staat;
met veroordeling van Houben in de proceskosten in conventie en reconventie.
2.7 De vordering wordt door Houben weersproken, waartoe wordt verwezen naar de conclusies van antwoord en dupliek in reconventie.
In conventie en in reconventie
3.1 De eerste vraag die moet worden beantwoordt is welke de aard is van de overeenkomst die is gesloten tussen Houben en Lintsen.
Houben stelt bij repliek en pleidooi in deze procedure dat er sprake is van een detacheringovereenkomst: door Houben zijn aan Lintsen werknemers ter beschikking gesteld die in opdracht van Lintsen werkzaamheden hebben uitgevoerd. Dat blijkt volgens haar ook uit het feit dat het werk onvoldoende bepaalbaar was, geen vaste prijs is afgesproken en geen maximumbedrag is afgesproken. Indien geen sprake is van een detacheringovereenkomst bestond er slechts een inspanningsverplichting aan de zijde van Houben.
Volgens Lintsen was er sprake van een overeenkomst van opdracht c.q. aanneming van werk. Deze stelling is door Houben ook ingenomen ten tijde van het kort geding van 29 mei 2000 dat tussen beide partijen heeft gespeeld betreffende overgave aan Lintsen van softwarelijsten en elektronische schema's. Daarnaast was de uitvoering door Houben zodanig dat gesproken kan worden van opdracht c.q. aanneming van werk.
3.2 De rechtbank is van oordeel dat de tussen partijen geldende overeenkomst moet worden gezien als een overeenkomst tot opdracht voor wat betreft de automatiseringswerkzaamheden en aanneming van werk voor wat betreft de elektrotechnische werkzaamheden. Dat blijkt volgens haar uit de door Houben aan Lintsen gefaxte bevestiging van 12 april 2000 van het werk bij Franpack Bates te Maastricht die niet anders kan worden gelezen dan als een bevestiging van de ontvangen opdracht. Bovendien wordt deze stelling ook ingenomen in een tussen dezelfde partijen gevoerd kort geding over de vordering tot afgifte van stukken betreffende deze opdracht. De rechtbank laat daarbij meewegen het door Houben ingenomen standpunt - voorafgaand aan het kort geding - bij brief van 24 mei 2000 (productie 17 bij conclusie van dupliek in conventie) waarin nadrukkelijk wordt aangegeven dat Houben bereid en in staat is diens werkzaamheden af te ronden en de wijze waarop ook overigens door partijen uitvoering is gegeven aan de overeenkomst (standpunt sub 24 conclusie van repliek in conventie). Houben heeft toen duidelijk aangegeven dat de werkzaamheden - finetuning en afwerking - gewoon nog zouden worden uitgevoerd. Verder is onbetwist het inhuren door Houben van Electrovisie en het vervolgens doorberekenen van die kosten aan Lintsen (conclusie van dupliek in conventie 1.13). De latere stelling van Houben dat er sprake is van een detacheringovereenkomst, volgens haar gelegitimeerd door het feit dat zij niet gebonden zou zijn aan hetgeen in de kort geding procedure, welke door een andere advocaat werd gevoerd, is gesteld, acht de rechtbank niet alleen in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde, te meer nu ook in de dagvaarding leidende tot deze procedure wordt gesproken over het in opdracht en voor rekening van Lintsen uitvoeren van werkzaamheden, doch bovendien strijdig met hetgeen hiervoor is overwogen.
Algemene voorwaarden zijn op deze overeenkomst niet van toepassing nu niet blijkt van enige overeenstemming daarover.
3.3 Omtrent de precieze inhoud van de betreffende overeenkomst verschillen partijen van mening. Volgens Lintsen wordt de aan Houben verstrekte opdracht duidelijk uit de door haar overgelegde ongedateerde brief (productie II bij conclusie van antwoord in conventie) waarin naast de te verrichten werkzaamheden, tevens de levertermijnen en de naam van de projectleider worden genoemd. Deze brief is geadresseerd aan Houben maar die stelt deze nooit te hebben ontvangen en beroept zich op een opdrachtbevestiging van haar zijde aan Lintsen van 12 april 2000 waarin met name wordt ingegaan op de tarieven.
Vervolgens stelt Lintsen uitdrukkelijk dat afspraken zijn gemaakt omtrent de kosten inhoudende dat de kosten van het werk, inclusief het tekenwerk, uitgevoerd in CAD, door Houben werden geraamd op f 38.000,-- waarmee Lintsen stelt akkoord te zijn gegaan. Dit nu wordt door Houben betwist. Volgens haar zouden de werkzaamheden worden uitgevoerd op regiebasis hetgeen inhoudt dat de werkzaamheden per uur zouden worden betaald.
Verder zijn partijen het oneens over wie verantwoordelijk was voor de veldbekabeling van het project. Uit de - betwiste - opdrachtbevestiging van Lintsen zou kunnen worden opgemaakt dat beide partijen daar gezamenlijk voor verantwoordelijk waren hetgeen door Houben wordt betwist.
Met betrekking tot de schakelkasten wordt door Lintsen gesteld dat het onnodig strippen van een schakelkast de grootste fout van Houben is geweest. Houben betwist dat hij daarvoor verantwoordelijk is geweest en stelt dat, indien een van zijn werknemers de schakelkast heeft gestript, dit in opdracht van Lintsen is gebeurd.
3.4 De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van de tussen partijen gesloten overeenkomst allerminst duidelijk is. De opdrachtbevestigingen waarop partijen zich beroepen zijn niet gelijkluidend. In de opdrachtbevestiging van de zijde van Lintsen wordt niet gesproken van een vaste prijs voor alle werkzaamheden als door haar gesteld. De in de opdrachtbevestiging van Houben gebruikte term 'op regiebasis' kan volgens de rechtbank niet anders worden uitgelegd dan dat de werkzaamheden per uur zouden worden betaald en daarin worden geen oplevertermijnen genoemd. Verder komt uit de stukken weliswaar duidelijk naar voren dat de werkzaamheden onder grote tijdsdruk zijn uitgevoerd maar dat daarmee ook met Houben fatale oplevertermijnen waren overeengekomen kan, gezien het hierboven overwogene, niet zonder meer worden vastgesteld.
Ook omtrent de veldbekabeling en de schakelkasten verschillen partijen van mening wie daarvoor verantwoordelijkheid droeg.
3.5 Gezien deze onduidelijkheden is het aan Lintsen om haar stellingen met betrekking tot de omvang van de tussen haar en Houben gesloten overeenkomst te bewijzen waartoe de rechtbank Lintsen zal toelaten. Zij dient daartoe te bewijzen dat een vaste prijs voor de te verrichten werkzaamheden is afgesproken, dat met Houben oplevertermijnen waren afgesproken en wat de aard van de werkzaamheden waren door Houben moesten worden uitgevoerd.
Indien de omvang van de overeenkomst tussen partijen komt vast te staan zal aan de orde komen of aan de zijde van Houben sprake is van een tekortkoming in deze overeenkomst. Lintsen zal derhalve tevens worden toegelaten tot bewijs van haar stellingen dat Houben is tekort geschoten in de uitvoering van haar werkzaamheden. Wellicht dat daaromtrent later nog een deskundigenonderzoek geïndiceerd is.
3.6 In afwachting van deze bewijslevering houdt de rechtbank iedere verdere beslissing aan.
laat Lintsen toe om door alle middelen rechtens, allereerst door middel van getuigen, te bewijzen dat:
- tussen partijen een vaste prijs voor de te verrichten werkzaamheden is afgesproken en dat oplevertermijnen tussen partijen zijn overeengekomen;
- wat de aard van de werkzaamheden waren welke door Houben moesten worden uitgevoerd;
- Houben is tekort geschoten in de uitvoering van haar werkzaamheden;
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden voor een rechter-commissaris, waartoe te dezen wordt benoemd mr. Van den Acker, in het gerechtsgebouw te Maastricht aan het St. Annadal 1 op een datum en tijdstip als door de rechter-commissaris zal worden bepaald, nadat Lintsen bij akte heeft opgegeven of getuigen zullen worden voorgebracht, in dat geval onder opgave van het aantal en - zo mogelijk - de personalia van de getuigen;
verwijst de zaak naar de rol van 20 juni 2002 met peremptoirstelling voor akte houdende opgave getuigen aan de zijde van Lintsen, alsmede voor akte houdende verhinderdata in de eerste vier maanden vanaf de datum van opgave aan de zijde van beide partijen, eveneens peremptoir;
In conventie en in reconventie:
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Van den Acker, voorzitter, Hoekstra en Otto, rechters, en ter openbare terechtzitting uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.