In beroep heeft eiseres tegen het bestreden besluit, kort en zakelijk weergegeven, aangevoerd dat
§ verweerder in het bestreden besluit geen inzicht heeft gegeven in de factoren die hebben geleid tot de opgelegde financiële bijdrage, zodat niet duidelijk is of verweerder rekening heeft ge-houden met door eiseres wel en niet te beïnvloeden factoren,
§ de wijze waarop de uitgavennorm is vastgesteld niet juist is, omdat deze is gebaseerd op progno-ses en ramingen,
§ eiseres in strijd met het bepaalde in artikel 41, vierde lid, van de Hsw pas op 26 januari 1999 in plaats van op 1 januari 1999 op de hoogte is gesteld van de definitieve vaststelling van de stijging van de gemiddelde huursubsidiebijdrage van 3,3% en toen ook pas de definitieve vaststelling van de gemiddelde huursubsidiebijdrage voor het tijdvak 1997/1998 heeft ontvangen op grond waar-van de maximaal toegestane gemiddelde huursubsidiebijdrage in het tijdvak 1998/1999 kan wor-den berekend. Op 26 januari 1999 ligt 80% van de huursubsidies echter al vast, zodat eiseres geen invloed meer heeft op de stijging in het tijdvak 1998/1999,
§ het opleggen van de bijdrage alleen redelijk is, als duidelijk is dat de stijging niet te wijten is aan door eiseres te beïnvloeden factoren (het huurbeleid en het toewijzingsbeleid),
§ de maximale huurverhoging 6,5% was, zodat eiseres niet mag worden aangeslagen als zij een huurverhoging van 3,46% heeft gerealiseerd, temeer niet nu in dit percentage de woningverbete-ringen zijn verdisconteerd,
§ de gemiddelde rekenhuur niet relevant is, omdat deze een resultante is van allerlei factoren die eiseres deels wel en deels niet kan beïnvloeden. Eiseres heeft invloed op de jaarlijkse huurverho-ging en die als gevolg van verbeteringen alsmede op de instroom. De stijging van de gemiddelde rekenhuur wordt voorts beïnvloed door de uitstroom, waarop eiseres geen invloed heeft. Een stijging van de gemiddelde rekenhuur van 3,1% bewijst niet dat een verhuurder een hoger dan gemiddeld huurbeleid heeft gevoerd dan wel een ruim toewijzingsbeleid. Daarom moet alleen worden gekeken naar de stijging van de rekenhuur van de continuanten,
§ de extreem grote uitstroom (3,02%) in 1998 tot een overschrijding van de huursubsidie-uitgaven-norm heeft geleid (5,83%-3,3% = 2,53%). Eiseres heeft in 1998 namelijk 371 woningen met een gemiddelde netto-huur van circa ƒ 650,-- vrijwel alle aan de zittende huurders verkocht en 70 woningen met een gemiddelde nettohuur van circa ƒ 550,-- gesloopt, zodat de gemiddelde huur en de gemiddelde huursubsidiebijdrage van de achterblijvers is gestegen,
§ verweerder bij de beoordeling of sprake is van een lagere dan gemiddelde inkomensontwikkeling ten onrechte de eis hanteert dat de normhuurontwikkeling in een gemeente tot de laagste 10% van de gemeenten in Nederland behoort. Volgens eiseres wordt met deze eis het belang van de normhuurontwikkeling voor de stijging van de gemiddelde huursubsidiebijdrage volledig miskent, temeer nu verweerder bij de beoordeling van de invloed van de rekenhuurstijging op de gemiddel-de huursubsidiebijdrage een daarop haaks staande benadering hanteert,
§ eiseres veel heeft geïnvesteerd in seniorenhuisvesting in het belang van de volkshuisvesting.