ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1940

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
73857
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen fietsliefhebbers en brouwerij over samenwerking en merkrechten

In deze zaak heeft eiseres, een groep fietsliefhebbers die jaarlijks de wielertocht 'Limburgs Mooiste' organiseert, gedaagde, een brouwerij, aangeklaagd in kort geding. Eiseres stelt dat gedaagde wanprestatie heeft gepleegd door de samenwerking op onrechtmatige wijze te beëindigen en dat gedaagde in strijd met de goede trouw handelt door een concurrerende tocht onder de naam 'Toerversie Amstel Gold Race' te organiseren. De samenwerking tussen partijen begon in 1992, waarbij gedaagde als sponsor betrokken was. In 1999 werd de samenwerking geïntensiveerd, maar in oktober 2001 beëindigde gedaagde de samenwerking. Eiseres vorderde onder andere dat gedaagde op haar website zou vermelden dat de tocht 'Limburgs Mooiste' voortgezet zou worden en dat gedaagde haar e-mailadres zou verwijderen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er een spoedeisend belang was bij de vorderingen van eiseres. Partijen bereikten een regeling over de website, maar de vordering om het e-mailadres te verwijderen werd afgewezen. De rechter oordeelde dat gedaagde de samenwerking onrechtmatig had beëindigd en kende eiseres een voorschot op schadevergoeding toe van € 6.800,-. De overige vorderingen werden afgewezen, en de kosten van het geding werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT
Zaaknummer: 73857 / KG ZA 02-116
Datum uitspraak: 26 april 2002
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
[Eiseres],
gevestigd te Heerlen,
eiseres bij exploot van dagvaarding in kort geding d.d. 5 april 2002,
procureur: mr. F.H.I. Hundscheid,
tegen:
[Gedaagde],
statutair gevestigd te Amsterdam en mede kantoor houdende te Heerlen,
gedaagde,
procureur: mr. F.G.F.M. Tripels,
advocaat: mr. Ch.Y.M. Moons, kantoor houdende te Amsterdam
1. Het verloop van de procedure
1.1 Eiseres heeft gedaagde gedagvaard in kort geding. Ten dienende dage, 22 april 2002, heeft eiseres gesteld en gevorderd overeenkomstig de inhoud van die dagvaarding. Ter terechtzitting heeft zij haar vordering, onder verwijzing naar op voorhand ingezonden producties en een ter zitting nog overgelegde productie, nader mondeling doen toelichten.
1.2 Gedaagde heeft aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen verweer doen voeren, daarbij eveneens verwijzend naar op voorhand ingezonden producties.
1.3 Vervolgens is het geding voor enige tijd geschorst.
1.4 Na de hervatting heeft eiseres gere- en heeft gedaagde gedupliceerd.
1.5 Ten slotte hebben partijen om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 Eiseres, hierna: [eiseres], is een groep fietsliefhebbers, die sedert 1992 jaarlijks op Hemelvaartsdag een wielertocht voor recreanten organiseert. De tocht draagt de naam "Limburgs Mooiste" en vindt plaats in Zuid-Limburg.
2.2 Onder haar handelsnaam "[gedaagde] Brouwerij", is gedaagde, hierna: [gedaagde], destijds als (hoofd-) sponsor bij Limburgs Mooiste betrokken geraakt. [Gedaagde] is ook (en met name) bekend als organisator van de Amstel Gold Race, een jaarlijkse wielerwedstrijd voor professionals, eveneens gehouden in Zuid-Limburg.
2.3 Nadat in 1992 ongeveer 1600 fietsers aan Limburgs Mooiste hadden deelgenomen, liep het aantal in de daarop volgende jaren gestaag op. In 1999 werden circa 8000 deelnemers geteld. Het evenement werd door de jaren heen als geslaagd ervaren.
2.4 In 1999 besluiten [eiseres] en [gedaagde], tot dan toe uitsluitend als sponsor bij het evenement betrokken, hun samenwerking te intensiveren. Reden daarvoor is dat [gedaagde] aandringt op "upgrading" van het evenement, zij wil het laten uitgroeien tot een "mega-evenement" met nòg meer deelnemers en publiciteit. [Gedaagde] zal deze upgrading, zeer kort gezegd, faciliteren en (deels) financieren.
2.5 In het kader van de zo-even gereleveerde bedoelingen wordt (voor zover nu van belang) de start- en finishlokatie van de tocht verplaatst naar het "Megaland"-terrein te Landgraaf. [Gedaagde] gaat ook mankracht ter beschikking stellen en brengt haar expertise en contacten in. Het evenement wordt door toedoen van [gedaagde] opgenomen in de "Golden Bike" serie van de UCI (de internationale wielerunie), hetgeen betekent dat de tocht kan worden gerekend tot de tien beste toertochten ter wereld. Haar naam wordt gewijzigd in "Toerversie Amstel Gold Race", met "Limburgs Mooiste" als ondertitel. En ten slotte gaat [gedaagde] op haar website www.amstelgoldrace.nl op internet aandacht aan het evenement besteden en biedt zij belangstellenden de mogelijkheid om zich via die website als deelnemer aan de tocht aan te melden.
2.6 Partijen stellen ook een "letter of intent" alsmede een "overeenkomst" op, welke beide echter ongetekend blijven.
2.7 In de jaren 2000 en 2001 wordt het evenement op Hemelvaartsdag in de nieuwe opzet georganiseerd. Het deelnemersaantal stijgt verder tot boven de 10.000.
2.8 Op 5 juni 2001 stelt [gedaagde] aan [eiseres] voor het evenement van 2001 te evalueren en voor 2002 "door te voeren wijzigingen" te bespreken. Tevens verzoekt zij (kennelijk) in verband met (handhaving van) de Golden Bike-status om opgave van het deelnemersbestand ten behoeve van de UCI, welk verzoek zij op 1 augustus 2001 herhaalt. Kort daarop zendt [eiseres] het gevraagde bestand rechtstreeks aan de UCI.
2.9 In juli, augustus en september 2001 vinden er over de verdere invulling van de samenwerking enkele besprekingen tussen partijen plaats (over de inhoud en strekking waarvan zij thans van mening verschillen).
2.10 In oktober 2001 wordt de samenwerking beëindigd.
2.11 Vervolgens vinden er nog enkele (vruchteloze) gesprekken tussen partijen plaats.
2.12 [Gedaagde] is voornemens op 1 september zelf een tocht onder de naam "Toerversie Amstel Gold Race" te gaan organiseren. Zij heeft de verwijzing naar het evenement, dat op Hemelvaartsdag (9 mei 2002) weer onder haar oude naam Limburgs Mooiste zal worden gehouden, op haar website verwijderd. Ook biedt zij belangstellenden niet meer de mogelijkheid zich via haar website voor die tocht aan te melden.
2.13 [Eiseres] stelt thans dat [gedaagde] wanprestatie heeft gepleegd door de samenwerking tussen partijen op onrechtmatige wijze op te zeggen en [gedaagde] voorts in strijd met de postcontractuele goede trouw althans onrechtmatig handelt omdat zij voornemens is onder de naam Toerversie Amstel Gold Race een concurrerende tocht te organiseren. [Eiseres] heeft in dit geding gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om op haar website www.amstelgoldrace.nl duidelijk te vermelden de navolgende tekst:
"de toerversie Amstel Gold Race, die sinds 10 jaar op Hemelvaartsdag werd gereden, gaat vanaf 2002 op die dag als vanouds verder onder de naam "LIMBURGS MOOISTE". Voor informatie over deze klassieker klik hier": (waarna volgt het vignet Limburgs Mooiste met link naar www.limburgsmooiste.nl),
met bepaling dat het formaat van dit tekstblokje minimaal het formaat dient te hebben van het blokje "Golden Bike", zoals op de huidige webpagina van de Stichting Amstel Gold Race vermeld, althans [gedaagde] te veroordelen een zodanige tekst met een zodanig formaat te plaatsen op haar website als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
II. [gedaagde] te veroordelen haar e-mailadres toerversie@amstelgoldrace.nl te verwijderen en verwijderd te houden;
III. [gedaagde] te veroordelen om, ten titel van voorschot op schadevergoeding, te betalen aan [eiseres] een zodanig bedrag als de voorzieningenrechter in goede justitie vermeent te behoren;
IV. [gedaagde] te verbieden om voort te gaan met het organiseren, althans het doen organiseren van een fietsevenement onder de naam "Toerversie Amstel Gold Race", althans [gedaagde] te verbieden aan dat fietsevenement enige medewerking (financieel of anderszins) te verlenen;
V. [gedaagde] te verbieden om op enigerlei wijze gebruik te maken of gebruik te doen maken van enig databestand dat, naar [gedaagde] weet of geacht moet worden te weten, afkomstig is van [eiseres];
een en ander met bepaling dat [gedaagde] aan [eiseres] verbeurt een dwangsom van € 2.000,- per dag dat [gedaagde] na betekening van het te wijzen vonnis in gebreke is aan de vordering als sub I, II, IV en V te voldoen, en met veroordeling van [gedaagde] in alle kosten van deze procedure.
2.14 [Gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1 Nu Limburgs Mooiste op 9 mei 2002 verreden zal worden moet een voldoende spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen worden aangenomen. [Eiseres] kan dus in haar vorderingen worden ontvangen.
3.2 Ter zitting hebben partijen omtrent het onder I gevorderde de volgende regeling bereikt: [gedaagde] zal zo spoedig als maar mogelijk op de website waarop zij van de "Toerversie Amstel Gold Race" kond doet (welke site wordt bereikt nadat op de pagina www.amstelgoldrace.nl naar het aldaar genoemde evenement wordt doorgeklikt) een zogenoemde banner plaatsen met de tekst: "9 mei 2002 Limburgs Mooiste", via welke internetbezoekers vervolgens direct kunnen doorklikken naar [eiseres]'s pagina www.limburgsmooiste.nl. Deze banner zal dezelfde afmetingen hebben als de andere banners op deze pagina. Ook voor de editie 2003 van Limburgs Mooiste zal [gedaagde] een dergelijke banner (tijdig) plaatsen, met dien verstande dat de datum van het evenement vanzelfsprekend zal worden aangepast.
3.3 Gelet op deze regeling heeft [eiseres] haar vordering onder I, met instemming van [gedaagde], ingetrokken.
3.4 Aan haar vordering onder II heeft [eiseres] ten grondslag gelegd dat het betreffende e-mail-adres (www.toerversie@amstelgoldrace.nl) door [gedaagde] is gebruikt "voor informatie" over Limburgs Mooiste, zodat het thans voor [gedaagde] geen enkel doel meer dient en [eiseres] er belang bij heeft om degenen die informatie over Limburgs Mooiste wensen te ontvangen niet naar concurrent [gedaagde] te leiden.
3.5 [Gedaagde] heeft zich daartegen gekant door te stellen dat het hier een nieuw, eerst sedert maart 2002 in gebruik genomen e-mailadres betreft, dat nimmer ten behoeve van het door [eiseres] georganiseerde evenement werd ingezet. Bovendien heeft zij in dat verband aandacht gevraagd voor het feit dat "Amstelgoldrace.nl" haar rechtmatige domeinnaam is.
3.6 De (blote) stelling dat het gewraakte e-mailadres in het verleden is gebruikt ten behoeve van (thans weer geheten) Limburgs Mooiste vraagt vanwege de betwisting ervan om een onderzoek naar feiten en omstandigheden, waarvoor in kort geding evenwel geen plaats is. Reeds om die reden valt het doek voor deze vordering. Doch ook indien zou zijn aangenomen dat genoemd e-mailadres voor het door [eiseres] aangeroerde doel is ingezet, zou de vordering geen beter lot zijn beschoren. Niet valt in te zien -hetgeen [eiseres] naar voren heeft gebracht noopt tot die conclusie in ieder geval niet- dat [gedaagde] zich door gebruik te maken van haar eigen e-mailadres aan misbruik van recht schuldig zou maken.
3.7 Vervolgens heeft [eiseres] (onder III) een door de voorzieningenrechter nader te bepalen voorschot op schadevergoeding gevorderd. [Eiseres] heeft deze vordering doen steunen op de naar haar oordeel onrechtmatige opzegging van de samenwerking zijdens [gedaagde]. [Gedaagde] bestrijdt, zo wordt haar standpunt begrepen, in de eerste plaats dat er tussen partijen überhaupt sprake is geweest van een contractuele relatie, welke haar tot schadevergoeding zou kunnen verplichten. In subsidiaire zin betoogt zij, zo er wel een overeenkomst tussen hen heeft gevigeerd, dat [eiseres] met de beëindiging daarvan in oktober 2001 heeft ingestemd, zodat partijen, naar kan worden begrepen, met wederzijds goedvinden uiteen zijn gegaan. Ten derde en meer subsidiair stelt zij zich, naar wordt verstaan, op het standpunt dat zij die overeenkomst in oktober 2001 tijdig en op goede gronden heeft opgezegd.
3.8 Met de hier aangesneden kwestie ligt de kern van de zaak voor. In dat verband is voor-eerst van belang of er tussen partijen enigerlei vorm van overeenkomst heeft bestaan.
3.9 Voorshands wordt aangenomen dat zulks het geval is geweest. Slaat men immers acht op de omstandigheid dat partijen al sedert 1992 zaken met elkaar deden, tot 1999 alleen de sponsoring betreffende, en zij vanaf 1999 zeer nauw zijn gaan samenwerken, waarbij [gedaagde] niet alleen op facilitair gebied zeer sterk bij het evenement betrokken is geraakt, maar kennelijk ook niet onaanzienlijke financiële verplichtingen op zich heeft genomen, dan kan bezwaarlijk worden volgehouden dat, zoals [gedaagde] lijkt te willen zeggen, er van niet meer dan louter vrijblijvende contacten sprake is geweest. Dat partijen nooit zijn overgegaan tot ondertekening van een schriftelijk contract, staat aan dat oordeel niet in de weg nu zulks voor het aannemen van een overeenkomst (sui generis) geen constitutief vereiste is.
3.10 Thans moet aan de orde komen het subsidiaire verweer van [gedaagde], welk ten betoge strekt dat partijen de overeenkomst in oktober 2001 met wederzijds goedvinden hebben beëindigd. Zij grondt deze stelling met name op de inhoud van een e-mailbericht van [eiseres] van 7 oktober 2001, verzonden naar aanleiding van [gedaagde]s telefonische mededeling van 3 oktober 2001, waarin [gedaagde] er blijk van gaf de samenwerking te willen beëindigen.
3.11 Het verweer treft geen doel. Hoewel in voormeld e-mailbericht kan worden gelezen dat [eiseres] zich (om haar moverende redenen) bij [gedaagde]s wens om te komen tot beëindiging van de relatie zal neerleggen, valt hieruit geenszins af te leiden dat zij het daarmee ook eens is. Waar zij reeds onmiddellijk zinspeelt op de financiële problemen waarvoor zij als gevolg van die beslissing kan komen te staan, lijkt het tegendeel veeleer het geval. Ook het zich kort daarop ontsponnen debat wijst daar onmiskenbaar op.
3.12 Bespreking verdient voorts de meer subsidiaire stelling van [gedaagde], inhoudende dat zij in oktober 2001 de samenwerking tijdig en op goede gronden heeft opgezegd.
3.13 De vraag of [gedaagde] de samenwerking op goede gronden heeft opgezegd heeft aanleiding gegeven tot een uitvoerig debat. [Gedaagde] heeft, na uiteengezet te hebben dat partijen een onoverbrugbaar meningsverschil hadden over de datum van het evenement, omstandig betoogd dat het door [eiseres] gevoerde financiële beleid en de verantwoording ervan (aan haar verschuldigd in verband met haar ondersteuning te dier zake) over de jaren 2000 en 2001 zodanig gebrekkig zijn geweest, en [eiseres] in die jaren dusdanig buitensporige posten (betreffende een fietsvakantie van haar bestuursleden en de inschakeling van het organisatiebureau van haar voorzitter) te haren laste is gaan opvoeren, dat zulks voor haar reden is geweest de samenwerking te beëindigen. [Eiseres] heeft zich hiertegen gekant door, kort gezegd, de deugdelijkheid van de te berde gebrachte opzeggingsgronden te bestrijden. Zij heeft betoogd dat [gedaagde] er alleen op uit was haar aan de kant te schuiven, teneinde, met de in de afgelopen jaren opgedane kennis en contacten, op eigen houtje een toertocht te gaan organiseren.
3.14 Voormeld debat behoeft hier niet beslist te worden. Niet heeft [eiseres] immers (meer) verdedigd, zoals zij preprocessueel nog wel heeft doen stellen, dat er tussen partijen een duurovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gevigeerd die (naar haar aard) niet tussentijds kan worden opgezegd. Aangenomen moet deswege worden, hetgeen ook in de stellingen van [gedaagde] besloten ligt, dat hetgeen tussen hen als overeengekomen heeft gegolden (en waarvan de contouren in dit geding weinig scherp zijn geworden) opzegbaar was, zij het met inachtneming van een redelijke termijn (waarover zo dadelijk meer). Of de gronden waarmee de opzegging is omkleed (on)deugdelijk zijn kan hiermee blijven rusten.
3.15 Vervolgens ligt de vraag voor of [gedaagde] de opzegging tijdig heeft gedaan. Bij de beoordeling daarvan moet het uitgangspunt zijn dat opzegging dient te geschieden met inachtneming van een redelijke termijn. Die termijn moet gevonden worden na afweging van de wederzijds betrokken belangen.
3.16 Aangenomen moet worden dat [gedaagde] door in oktober 2001 de samenwerking op te zeggen, hetgeen meebracht dat zij bij het op 9 mei 2002 te houden evenement niet meer betrokken zou zijn, deze termijn niet in acht heeft genomen. Niet alleen is daarvoor redengevend het bestaan van de reeds jarenlange samenwerking tussen partijen en de aanmerkelijke intensivering ervan in 1999, maar meer nog het feit dat, zoals uit de overgelegde gespreksverslagen en correspondentie onmiskenbaar naar voren komt, het [gedaagde] is geweest die vanaf 1999 voortdurend heeft aangedrongen op verdergaande aankleding van het evenement met daarmee gepaard gaande steeds zwaardere financiële verplichtingen. Aldus dringt zich de gedachte op dat [eiseres] allengs in een afhankelijkheidsrelatie tot [gedaagde] is komen te staan. Hoe dit ook zij, houdt men enerzijds rekening met het belang van [gedaagde] om zelf in 2002 een toertocht te organiseren en anderzijds met dat van [eiseres] om, aannemende dat zulks in haar bedoeling ligt, het inmiddels bereikte niveau van haar evenement (enigszins) te handhaven, waarvoor zij echter geheel nieuwe bronnen zal moeten (kunnen) aanboren, dan ware een opzeggingstermijn van een jaar op zijn plaats geweest. Nu die termijn niet in acht is genomen moet de opzegging om die reden onrechtmatig worden geacht.
3.17 Het vorenoverwogene leidt in beginsel tot schadeplichtigheid van [gedaagde]. In dat verband is van belang dat [eiseres], zo blijkt uit het lichaam van de dagvaarding, het gevraagde voorschot op € 28.900,- heeft begroot, welk bedrag direct is gerelateerd aan het bedrag van € 68.000,-. Met dit laatste bedrag heeft [gedaagde] het evenement vanaf 1999 jaarlijks gesponsord, zo verklaart [eiseres] zich nader.
3.18 Nu [gedaagde], behoudens de aanstonds te bespreken huurkwestie, heeft tegengesproken dat zij jaarlijks met € 68.000,- aan het evenement heeft bijgedragen, en [eiseres] geen enkel document ter staving van haar stelling heeft overgelegd, moet in zoverre reeds het doek voor haar vallen.
3.19 [Gedaagde] heeft daarentegen erkend jaarlijks met een bedrag ad € 6.800,- aan huur van het Megaland-terrein te hebben bijgedragen. In voldoende mate is aannemelijk dat [eiseres] ten minste dit bedrag aan schade heeft geleden. Daarom zal het worden toegewezen.
3.20 De vordering onder IV behelst een verbod jegens [gedaagde] om de "Toerversie Amstel Gold Race" te organiseren of daaraan haar medewerking te verlenen. [Eiseres] heeft de vordering daarop gebaseerd dat van twee toertochten naast elkaar een "verwaterend effect" uitgaat, [gedaagde] "onrechtmatig meelift" op het werk en succes van [eiseres] en ten slotte Limburg te klein is voor twee grootschalige wielerevenementen als de onderhavige.
3.21 [Eiseres]'s (nauwelijks nader uitgewerkte) stellingen treffen geen doel. Zij zien er immers aan voorbij dat tussen beide evenementen een tijdsspanne van liefst vier maanden is gelegen en er bovendien, zoals door [gedaagde] onweersproken is gesteld, jaarlijks honderden tochten in Limburg worden verreden. Daarom is voorshands niet aannemelijk dat zij elkaar bijten, en wel zodanig dat [gedaagde] onrechtmatig zou handelen door haar tocht te organiseren of daaraan haar medewerking te verlenen.
3.22 Voor zover het gevraagde verbod (ook) ziet op het gebruik door [gedaagde] van de naam "Toerversie Amstel Gold Race" miskent het dat [gedaagde] van de naam "Amstel Gold Race" de rechtmatige gebruiker is, zoals [eiseres] in wezen ook niet heeft bestreden. Niet valt aanstonds in te zien, hetgeen ook niet is betoogd, dat [gedaagde] door de enkele toevoeging "Toerversie" op bescherming geen aanspraak meer zou kunnen maken.
3.23 [Eiseres] heeft, replicerende, nog gesteld dat [gedaagde] misbruik maakt van haar bevoegdheid door haar voormelde naam aan de in september 2002 te houden toertocht te verbinden. Ook deze zienswijze kan niet worden aanvaard. Niet aannemelijk is dat aan de door de wet gestelde vereisten voor toepassing van de genoemde figuur is voldaan, te weten dat de bevoegdheid wordt uitgeoefend met geen ander doel dan de ander te schaden of met een ander doel dan waarvoor zij is verleend, dan wel dat er sprake zou zijn van een onaanvaardbare onevenredigheid tussen het gediende en het geschade belang. Ook buiten deze gevallen -het betreft hier immers een niet limitatieve opsomming- zijn er voorshands geen goede gronden voor het aannemen van rechtsmisbruik aan te wijzen.
3.24 Ten slotte moet aan de orde komen het onder V gevraagde verbod dat [gedaagde] zich zal bedienen van enig databestand van [eiseres]. Blijkens de toelichting heeft [eiseres] hier het oog op het databestand waarin de deelnemers aan Limburgs Mooiste zijn opgenomen, welk bestand zij in augustus 2001 aan de UCI ter beschikking heeft gesteld. Zij vreest (kennelijk) dat de UCI dat bestand op haar beurt aan [gedaagde] zal afgeven.
3.25 De vordering sneuvelt reeds omdat, gelet op de betwisting van [gedaagde], op geen enkele wijze aannemelijk is geworden dat [gedaagde] op enig moment over de litigieuze bestanden zal kunnen beschikken, en zo dit al anders mocht zijn, niet is toegelicht waarom [gedaagde] van dat bestand gebruik zou maken en evenmin duidelijk is waarom [eiseres], door eventueel gebruik, schade zou lijden mede gezien het feit dat de tocht van [eiseres] reeds op 9 mei 2002 zal worden verreden.
3.26 Partijen zijn over en weer op enkele punten in het ongelijk gesteld. Daarom zullen de kosten van het geding worden gecompenseerd, aldus dat ieder de eigen kosten draagt.
4. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht;
RECHT DOENDE in kort geding:
Verstaat dat partijen de onder 3.2 opgenomen regeling hebben getroffen;
Veroordeelt [gedaagde] uitvoerbaar bij voorraad om, ten titel van voorschot op schadevergoeding, aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 6.800,-;
Wijst het meer of anders gevorderde af;
Compenseert de kosten van het geding aldus, dat ieder de eigen kosten draagt.
Aldus gewezen door mr. J.R. Sijmonsma, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
RQ