ECLI:NL:RBMAA:2002:AE1289

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
9 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
70431
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.M. Adelmeijer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over conservatoir beslag en declaraties tussen advocaat en cliënten

In deze zaak, die voor de Rechtbank Maastricht werd behandeld, ging het om een kort geding dat was aangespannen door [eiser], een advocaat, tegen zijn voormalige cliënten, [gedaagden]. De procedure volgde op een geschil over de betaling van facturen die [eiser] aan [gedaagden] had gestuurd voor zijn werkzaamheden als advocaat. [Eiser] had van februari 1994 tot september 1997 [gedaagden] bijgestaan, maar na beëindiging van de relatie ontstond er onenigheid over de hoogte van de declaraties, die in totaal circa fl. 225.000,- bedroegen. [Gedaagden] voerden aan dat de declaraties overmatig waren en vroegen de Raad van Toezicht om de facturen te begroten. In de tussentijd hadden [gedaagden] conservatoir beslag gelegd op de bedragen die zij aan [eiser] verschuldigd waren, wat [eiser] als onrechtmatig beschouwde.

De voorzieningenrechter oordeelde dat [eiser] voldoende spoedeisend belang had bij de opheffing van het beslag, omdat hij niet vrijelijk zijn vordering kon innen. De rechter beoordeelde de onderliggende vordering van [gedaagden] en concludeerde dat deze onvoldoende onderbouwd was. De rechter stelde vast dat de facturen deugdelijk gespecificeerd waren en dat [gedaagden] niet voldoende bewijs hadden geleverd voor hun claims van onzorgvuldig handelen door [eiser].

Uiteindelijk besloot de voorzieningenrechter het conservatoir beslag op te heffen en [gedaagden] te veroordelen in de kosten van het geding. De uitspraak werd gedaan op 9 april 2002, waarbij de kosten aan de zijde van [eiser] werden begroot op € 1.311,77, inclusief het salaris van de procureur en andere kosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK TE MAASTRICHT
Zaaknummer: 70431 / KG ZA 01-462
Datum uitspraak: 9 april 2002
VONNIS IN HET KORT GEDING VAN:
[Eiser],
wonende te Landgraaf, kantoor houdende te Maastricht,
eiser bij exploot van dagvaarding in kort geding d.d. 27 oktober 2001,
procureur: mr. J.M.H. Römkens,
tegen:
[Gedaagden],
echtelieden,
wonende te Beek,
gedaagden,
procureur: mr. A.J.J. Kreutzkamp (toevoeging aangevraagd)
1. Het verloop van de procedure
1.1 Voor het verloop van de procedure tot en met de op 26 november 2001 gehouden terechtzitting wordt verwezen naar het van die zitting opgemaakte proces-verbaal.
1.2 De procureur van gedaagden (hierna: [gedaagden]) heeft een faxbericht van 30 november 2001 met bijlage ingezonden, waarop de procureur van eiser (hierna: [eiser]) bij brief gedateerd 3 december 2001, ter griffie ingekomen op 4 december 2001, heeft gereageerd. Bij faxbericht van 20 december 2001 heeft de procureur van [gedaagden] op zijn beurt weer op laatstgenoemde brief gereageerd.
1.3 De procureur van [eiser] heeft vervolgens nog een faxbericht van 14 januari 2002 ingezonden. De procureur van [gedaagden] heeft daarop bij faxbericht van 23 januari 2002 gereageerd.
1.4 De procureur van [eiser] heeft ten slotte een faxbericht van 24 januari 2002 inge-zonden, waarna een voortzetting van het geding is bepaald.
1.5 De voortzetting heeft op 25 maart 2002 plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpun-ten ter zitting andermaal toegelicht.
1.6 Ten slotte hebben zij om vonnis verzocht. De uitspraak van het vonnis is bepaald op heden.
2. Het geschil
2.1 [Eiser] heeft van omstreeks februari 1994 tot september 1997 [gedaagden] in diverse kwesties als advocaat bijgestaan. In september 1997 heeft [eiser] de relatie met [gedaagden] beëindigd en zijn [gedaagden] naar een andere advocaat overgestapt.
2.2 Tegen deze achtergrond is er tussen partijen een geschil gerezen omtrent de door [eiser] voor zijn werkzaamheden aan [gedaagden] gezonden facturen, in totaal belopende circa fl. 225.000,-.
2.3 Omdat zij van oordeel waren dat diverse declaraties overmatig waren hebben [gedaagden] de Raad van Toezicht in het arrondissement Maastricht verzocht de betreffende declaraties te begroten. Naar aanleiding van die begrotingen heeft [eiser] enkele crediteringen doorgevoerd. Thans ligt nog één dossier ter beoordeling bij de Raad van Toezicht voor.
2.4 Daarnaast verwijten [gedaagden] [eiser] een aantal beroepsfouten te hebben gemaakt in de door hem behartigde zaken, waardoor zij stellen schade te hebben geleden.
2.5 Partijen hebben over de hen verdeeld houdende vragen reeds uitvoerig met elkaar en met de Deken van de Orde van Advocaten in dit arrondissement gecorrespondeerd en hebben ter zake bovendien enkele kort geding-procedures tegen elkaar gevoerd.
2.6 Tot dusver hebben [gedaagden] in totaal circa fl. 120.000,- op [eisers] facturen voldaan.
2.7 Bij dagvaarding van 9 februari 2000 hebben [gedaagden] voor deze rechtbank een bodemprocedure tegen [eiser] aanhangig gemaakt, waarin zij stelden dat zij per saldo een vordering op [eiser] hebben ter zake van onverschuldigde betaling (vanwege overmatige facturering) en schadevergoeding (vanwege gemaakte beroepsfouten), waaraan zij (onder meer) een dienovereenkomstig luidende verklaring voor recht hebben verbonden. [Eiser] heeft in die procedure verweer gevoerd. Thans staat deze zaak voor vonnis.
2.8 Ter verzekering van hun vordering uit voormelden hoofde hebben [gedaagden], na daartoe op 3 september 2001 verkregen verlof met begroting van hun vordering op fl. 125.000,-, (kennelijk op enig moment nadien) conservatoir beslag onder zichzelf doen leggen op hetgeen zij aan [eiser] verschuldigd zijn.
2.9 [Eiser] acht dit beslag onrechtmatig. Hij heeft in dit geding -na vermindering van zijn eis ter zitting van 26 november 2001- gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
het door de president op 3 september 2001 onder nummer 68737 / BP RK 01/686 verleende verlof voor het conservatoir eigenbeslag met onmiddellijke ingang in te trekken en [gedaagden] te veroordelen in de kosten van het geding, waaronder begrepen het salaris van de procureur van [eiser].
2.10 [Gedaagden] hebben gemotiveerd verweer gevoerd.
3. De beoordeling
3.1 De omstandigheid dat [eiser] als gevolg van het litigieuze beslag niet vrijelijk tot inning van zijn (gestelde) vordering kan overgaan, brengt reeds een voldoende spoedeisend belang bij de zich daartegen kerende voorziening met zich.
3.2 De vraag die voorligt is of summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van de vordering waarvoor [gedaagden] litigieus beslag hebben doen leggen. Daarvoor is, met inachtneming van de grenzen van het kort geding, meer in het bijzonder de aard van de onderhavige zaak, een inhoudelijke toets van het ingeroepen recht nodig. Aangezien het inleidend verzoekschrift, waarin de vordering is begroot op fl. 125.000,-, nauwelijks inzicht in haar opbouw verschaft, zal zij moeten worden beoordeeld aan de hand van de, na verzoek van de voorzieningenrechter, op 30 november 2001 door [gedaagden] alsnog overgelegde opstelling.
3.3 Dat overzicht valt uiteen in drie onderdelen, welke hierna achtereenvolgens onder I, II en III zullen worden besproken.
I. Niet beoordeeld door de Raad van Toezicht. Nog te beoordelen door de deskundigen. Teveel berekend: ……. subtotaal 21.757,46.
3.4 Uit het debat kan worden opgemaakt dat het hier door [gedaagden] in het verleden reeds betaalde facturen betreft. Thans zijn zij van oordeel zijn dat die betaling ten onrechte heeft plaatsgevonden. [Gedaagden] hebben de betreffende facturen, die zij vanwege hun omvang lijken te bekritiseren, (om voorshands onbekende redenen) niet aan de Raad van Toezicht ter begroting voorgelegd.
3.5 Aangenomen moet vooreerst worden dat terugvordering van de genoemde bedragen (in de bodemzaak) reeds op laatstgenoemde omstandigheid stuk loopt. In de artikelen 32 tot en met 40 van de Wet tarieven in burgerlijke zaken is voor geschillen over de omvang van het door de advocaat aan zijn cliënt in rekening gebrachte salaris een aparte, met voldoende waarborgen omklede rechtsgang neergelegd (de meergenoemde begrotingsprocedure bij de Raad van Toezicht). Als die rechtsgang ten onrechte niet is benut, en voorshands zal daarvan moeten worden uitgegaan, zal dat, naar meer dan waarschijnlijk is, in de bodemprocedure tot niet-ontvankelijkheid leiden (zo luidt de vaste jurisprudentie ter zake).
3.6 Doch ook indien deze aanname onjuist is strandt voormeld betoog. Daarvoor is redengevend dat het hier, zoals onweersproken gesteld, om deugdelijk gespecificeerde facturen gaat. [Gedaagden] konden daarom niet simpelweg met onderhavige blote opsomming volstaan. Wordt er geklaagd over in rekening gebrachte bedragen, dan zullen de gewraakte posten, voor zover zij van een specificatie vergezeld zijn gegaan, zowel van een gespecificeerd als deugdelijk gemotiveerd commentaar moeten worden voorzien. Daaraan ontbreekt het echter. Dit alles klemt te meer, nu [gedaagden], getuige de betaling, aanvankelijk de thans bepleite buitensporigheid van de betreffende facturen kennelijk in het geheel niet hebben onderkend, doch zich daarover eerst hebben beklaagd nadat [eiser] met [gedaagden] had gebroken.
II. Vordering in conclusie van repliek in bodemprocedure d.d. 16.08.2001……..Subtotaal 66.618,44.
3.7 Het betreft hier kennelijk schadebedragen als gevolg van de aan [eiser] verweten beroepsfouten. Uit bovenvermeld opschrift kan worden afgeleid dat de (staving van de) in de overgelegde opstelling opgenomen bedragen moet(en) zijn terug te vinden in de door [gedaagden] op 18 augustus 2001 in de bodemprocedure genomen conclusie van repliek (in dit geding eveneens overgelegd). Zoals aanstonds blijken zal is zulks slechts zeer ten dele het geval.
3.8 Alvorens aan de door [gedaagden] opgesomde dossiers wordt toegekomen, dient vooropgesteld te worden dat voor schadeplichtigheid uit voormelden hoofde vereist is dat voorshands voldoende aannemelijk is dat [eiser] in de betreffende kwesties niet heeft gehandeld op de wijze zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend beroepsgenoot mocht worden verwacht (hierna zal, zeer veel korter, over onzorgvuldig handelen worden gesproken).
Schomo VVE inzake Intron rapport…...….350
3.9 Deze zaak is in de genoemde conclusie van repliek niet opgenomen, en kan ook anderszins niet worden getraceerd, zodat er reeds om die reden aan zal moeten worden voorbijgegaan.
Schomo VVE P42…...….1.363,00
3.10 Hiervoor geldt hetzelfde.
Zafiridus..…….p.m.
3.11 Aangezien het hier een pro memorie-post betreft en de conclusie van repliek evenmin enig licht werpt op de (hoogte van de) beweerde schade, zal ook hieraan voorbij moeten worden gegaan.
Fiscus..…….2.684,10
3.12 Deze zaak wordt, naar moet worden aangenomen, in de conclusie van repliek opgevoerd onder dossiernummer 06, doch ontsluit, blijkens de aldaar gegeven toelichting, evenmin dat er schade is geleden en zo ja, wat de omvang ervan is. Daarom zal hieraan worden voorbijgegaan.
Sirtaki / Petridis……..p.m.
3.13 Hiervoor geldt hetzelfde als reeds is overwogen onder 3.11.
Akropolis / Dalatsis……..3.990,11
3.14 [Eiser] verweert zich in deze kwestie -het zou gaan om verzuim van het incasseren van een bedrag van fl. 3.990,11 op basis van een executoriale titel- met de stelling dat hij daartoe nooit opdracht van [gedaagden] heeft gekregen (naar kan worden begrepen heeft hij ter zake ook geen dossier aangelegd). De simpele stelling van [gedaagden] dat zulks wèl het geval is geweest is zo weinig uitgewerkt, waarbij bovendien geen enkel licht wordt geworpen op (enig) causaal verband met de opgevoerde schade, dat onvoldoende inzicht wordt verschaft in hun gedachtengang. Niet aangenomen kan daarom worden dat de opgevoerde schade voor rekening moet komen van [eiser].
O.M………...16.325,47
3.15 Het betreft hier een bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch door gedaagde sub 2 als gewezen verdachte (wier strafzaak is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel en zonder toepassing van artikel 9a Sr) gevoerde procedure ter verkrijging van schadevergoeding, meer in het bijzonder vergoeding van advocaatkosten, waarbij het hof bij beschikking van 9 juni 1999, naar wordt verstaan, van het door [eiser] bij [gedaagden] in rekening gebrachte bedrag van fl. 30.325,47 slechts fl. 14.000,- heeft toegekend. Het restant, fl. 16.325,47, vorderen zij thans van [eiser] terug, in welk verband zij er de aandacht voor vragen dat het hof heeft overwogen dat het door [eiser] gefactureerde bedrag "bovenmatig" was.
3.16 Welbeschouwd hoort dit verwijt thuis bij de onder categorie I opgenomen onverschuldigd betaalde posten, zodat hetgeen te dien aanzien reeds is overwogen ook hiervoor geldt. Op het vermoeden van niet-ontvankelijkheid (3.5), althans het onder 3.6 gereleveerde gebrek aan iedere nadere toelichting stuit het ook af. De enkele verwijzing naar vorenvermelde overweging van het hof werpt hierop evenmin enig (ander) licht en kan mitsdien niet tot een ander oordeel leiden.
3.17 Dient het gemaakte verwijt (ook) te worden begrepen als een beroep op onzorgvuldig handelen zijdens [eiser] (categorie II), dan strandt het reeds vanwege het ontbreken van iedere verdere uitwerking ervan.
Staat der Nederlanden………....1.364,65
3.18 Deze kwestie kan in de conclusie van repliek noch anderszins worden teruggevonden. Hiervoor geldt dus hetgeen reeds is overwogen onder 3.9 en 3.10.
Ubachs…....……22.870,81
3.19 [Gedaagden] beroepen zich er in de opgemelde zaak op, zoals zij in de bijlage 4 bij de conclusie van repliek (brief van 15 november 1997 aan [eiser]) hebben gesteld en [eiser] op zijn beurt heeft weersproken, dat als gevolg van de onzorgvuldige handelwijze van [eiser], althans diens kantoorgenoot [betrokken A], de procedure tegen Ubachs in eerste aanleg verloren is gegaan en van hoger beroep op onjuist advies van [eiser] is afgezien. Ook hier bieden [gedaagden] geen enkel inzicht in hun gedachtengang, maar volstaan zij met een (nagenoeg) blote stelling die op geen enkele wijze (enigszins) inzichtelijk is gemaakt. Dit geldt a fortiori voor (het causaal verband met) de opgevoerde schade. Aldus moet zij het lot van alle reeds besproken schadeposten delen.
Schomo VVE dwangsommen………....p.m.
3.20 Hiervoor geldt hetzelfde als voor de posten onder 3.11 en 3.13.
Schomo bodemprocedure (P18)....……….p.m.
3.21 Ook deze pro memorie-post moet in dat lot delen.
Waterschade 1………....p.m.
3.22 Idem.
Schomo VVE P31………....7.515,39
3.23 Aannemende dat dit de zaak betreft die in de conclusie van repliek is aangeduid als "Dossier P31: VVE; hoger beroep", stuit ook deze vordering reeds af op het feit dat het opgevoerde bedrag ad fl. 7.515,39, ook na welwillende lezing, op geen enkele wijze inzichtelijk is gemaakt. De vraag of voorshands aannemelijk is dat [eiser] onzorgvuldig heeft gehandeld, kan daarmee blijven rusten.
VVE HB 415/94…...…….p.m.
3.24 Zie 3.11, 3.13, 3.20, 3.21 en 3.22.
Schomo KG 97/79………....3.584,19
3.25 Hoewel aangenomen kan worden dat voormeld bedrag in de conclusie van repliek wèl voorkomt (om precies te zijn fl. 3.583,19) is ook hier de gestelde en door [eiser] betwiste tekortkoming zodanig weinig uitgewerkt -het verwijt komt neer op het vragen van een voorschot op de proceskosten, dat echter "achteraf" kansloos bleek- dat reeds aanstonds het doek voor deze vordering valt.
Schomo VVE KG (Bankgarantie)………...6.570,72
3.26 Hiervoor geldt hetzelfde als zo-even is overwogen. De [eiser] verweten tekortkoming -aldus luidende dat [eiser], kennelijk in een kort geding, niet ook aanspraak heeft gemaakt op de advocaatkosten van [gedaagden]- kan bij gebreke van enige nadere toelichting niet tot het door [gedaagden] gewenste rechtsgevolg leiden.
Schomo cassatie……….....p.m.
3.27 Ook hier betreft de schade weer een pro memorie-post, waarmee geen rekening kan worden gehouden.
III. Nader gespecificeerde vordering conform conclusie van repliek in bodemprocedure d.d. 16.08.2001
Baluba………....3.200,68
3.28 In deze zaak, die [eiser] stelt in het geheel niet te kennen, bevat de conclusie van repliek weliswaar een omschrijving van de door [gedaagden] aan [eiser] verweten gedragingen -[eiser] zou, kort gezegd, het incasseren van een toegewezen vordering hebben verzuimd- doch andermaal ontbreekt ieder inzicht in de opbouw van de opgevoerde schade. Reeds daarom moet zij het lot delen van alle voorgaande posten.
Gewerkte tijd om te komen tot crediteringen…………....p.m.
3.29 Hiervoor geldt weer hetgeen eerder met betrekking tot opgevoerde pro memorie-posten is overwogen
Rente over de vordering………....p.m.
3.30 Ook dit betreft een pro memorie-post, die buiten beschouwing zal moeten blijven. Bovendien houdt, zoals gebleken is, de vordering zelf geen stand, zodat er ook om die reden geen plaats is voor het toekennen van rente.
3.31 Tot zover de bespreking van de door [gedaagden] aan de (door het beslag verzekerde) vorderingen ten grondslag gelegde stellingen.
3.32 Al hetgeen onder 3.4 tot en met 3.30 is overwogen noopt voorshands tot de conclusie dat hetgeen [gedaagden] ter staving van hun stellingen naar voren hebben gebracht al met al te mager is om de aan te leggen toetsingsmaatstaf (3.2) te doorstaan.
3.33 Dat weer kan slechts tot opheffing van het beslag leiden. Voldoende aannemelijk is, gelet op de toelichting, dat de vordering tot intrekking van het gegeven verlof, die als zodanig geen steun vindt in het recht, op die wijze moet worden verstaan.
3.34 Als in het ongelijk gestelde partij zullen [gedaagden] worden veroordeeld in de kosten van het geding. Nu de zaak, na aanvankelijk te zijn aangehouden, ten tweede male is behandeld zal daarmee bij het bepalen van het salaris procureur rekening worden gehouden.
4. Uitspraak
De voorzieningenrechter van de rechtbank te Maastricht;
RECHT DOENDE in kort geding:
Heft op het krachtens het op 3 september 2001 verleende verlof door [gedaagden] onder zichzelf ten laste van [eiser] gelegde conservatoir beslag;
Veroordeelt [gedaagden] in de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] gerezen, tot aan deze uitspraak begroot op een bedrag van € 1.311,77, waarvan € 193,- wegens verschuldigd vast recht, € 1.055,- voor salaris procureur en € 63,77 aan explootkosten;
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr. A.M. Adelmeijer, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter open-bare terechtzitting in het bijzijn van de griffier.
RQ