ECLI:NL:RBMAA:2002:AD9504

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82747
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • R. Vermeer
  • M. Minnee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot vernietiging van nacalculatie exploitatierecht en terugbetaling van teveel betaalde bedragen door Esso Nederland B.V.

In deze zaak vorderde eiser, die een motorbrandstoffenverkooppunt exploiteert, de vernietiging van de nacalculatie van het exploitatierecht over de jaren 1997 en 1998, waarin een Senter-subsidie was meegenomen. Eiser stelde dat deze berekening in strijd was met de openbare orde en de contractuele bepalingen. Esso Nederland B.V., de gedaagde, had de subsidie als bijzondere baten aangemerkt, wat eiser betwistte. De rechtbank oordeelde dat de wijze van berekening van de nacalculatie vernietigbaar was, omdat de subsidie niet als baten mocht worden meegenomen. Eiser had te veel betaald en recht op terugbetaling van de exploitatievergoeding over de jaren 1997 en 1998. De rechtbank stelde de exploitatievergoeding vast op respectievelijk €23.708,65 en €21.233,28. Esso werd veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op €1.203,45 werden begroot. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om kennis te nemen van de vorderingen die niet met huur te maken hadden, en verwees deze naar de Rechtbank te Breda. In reconventie ontzegde de rechtbank Esso haar vordering, met veroordeling in de kosten van het geding.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Kanton
Locatie Maastricht
Vonnis d.d. 16 januari 2002.
Zaaknr 82747.
Rolnr 2592/00.
[eiser]
eiser in conventie
gedaagde in reconventie
tegen
Esso Nederland B.V.
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
VERLOOP VAN DE PROCEDURE :
Door partijen zijn achtereenvolgens de volgende processtukken gewisseld :
- Exploot van dagvaarding d.d. 26 oktober 2000;
- Conclusie van antwoord in conventie, tevens van eis in reconventie, met produkties,
- Conclusie van repliek in conventie houdende akte tot vermeerdering van eis, tevens conclusie van antwoord in reconventie, met een produktie;
- Conclusie van dupliek in conventie, tevens antwoordakte vermeerdering van eis, en conclusie van repliek in reconventie, met produkties;
- Conclusie van dupliek in reconventie.
Daarna is nader vonnis bepaald op heden.
De inhoud van voormelde processtukken wordt als hier herhaald beschouwd.
BEOORDELING VAN HET GESCHIL :
In conventie en in reconventie :
Tussen partijen staat het volgende vast :
[Eiser] in conventie, [gedaagde] in reconventie, verder te noemen [eiser]/[gedaagde], exploiteert onder de naam [E. V. R.] aan het perceel [..] te Maastricht een motorbrandstoffenverkooppunt. Genoemd perceel is aan [eiser]/[gedaagde] verhuurd door gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, verder te noemen Esso. Ingevolge een tussen partijen gesloten overeenkomst, genoemd exploitatiecontract, is [eiser]/[gedaagde] jaarlijks aan Esso huur verschuldigd, welke huur exploitatierecht wordt genoemd. Voor elk jaar, waarbij een jaar gelijk is aan het kalenderjaar, wordt een dergelijke exploitatiecontract afgesloten. Dit is ook zo gegaan met betrekking tot de jaren 1997 en 1998, waarover partijen een geschil hebben..
Ieder jaar wordt aan het begin van het jaar een bij wege van voorschot te betalen voorlopig exploitatierecht vastgesteld op basis van een over het desbetreffende jaar opgestelde exploitatiebegroting. Na het verstrijken van het jaar wordt op grond van die exploitatiecontract door Esso volgens een in de exploitatiecontract neergelegde formule het definitieve exploitatierecht vastgesteld. Uitgangspunt daarbij is, dat elk jaar in beginsel na betaling van de lasten en het vastgestelde exploitatierecht een zekere bruto ondernemingswinst voor [eiser] overblijft, welke bruto ondernemerswinst geen maximum kent, doch nooit minder dan een in de exploitatiecontract genoemde geldsom zal bedragen.
De exploitatiecontracten over genoemde jaren vermelden daaromtrent in artikel 2 sub B :
"Na afloop van het exploitatiejaar zal, nadat de jaarcijfers van het accountantskantoor van exploitant zijn ontvangen, de definitieve vaststelling van het exploitatierecht plaatsvinden op de volgende wijze :
Definitief exploitatierecht = baten minus lasten minus bruto ondernemerswinst, berekend met inachtneming van het hieronder onder C, D en E gestelde.".
Onder artikel 2 sub C van die exploitatiecontracten wordt vermeld :
"De baten zullen, voor wat betreft de motorbrandstoffen, worden berekend door het totale volume motorbrandstoffen, verkocht in het exploitatiejaar, te vermenigvuldigen met de daarbij behorende bruto winstmarges (excl. OB), die berekend zullen worden door van de door Esso geadviseerde pompprijs (excl. OB), of indien de door esso gehanteerde pompprijs (excl. OB) hoger is geweest, van deze laatstgenoemde prijs (excl. OB) de berekende inkoopprijs (excl. OB en excl. afnamekorting) af te trekken.
De baten uit de shop zullen worden berekend door de bruto winstpercentages, zoals overeengekomen in de exploitatiebegroting of, indien de werkelijke bruto winstpercentages hoger blijken te zijn, de werkelijke bruto winstpercentages toe te passen op de omzet (excl OB), zoals deze blijkt uit de jaarcijfers.
Bij berekening van de baten uit de wasbeuk en de overige sectoren van het bedrijf zullen de bruto baten (excl. OB), verminderd met de hierop betrekking hebbende kosten, zoals deze uit de jaarcijfers blijken, worden gehanteerd. Deze kosten worden toegerekend volgens de verdeelsleutel, zoals deze blijkt uit de bijgevoegde rendementscalculatie.".
Er is een Tijdelijke regeling subsidie tankstations Duitsland, welke regeling voorziet in subsidie ten behoeve van ondernemers met tankstations in de grensstreek met Duitsland, dit ter compensatie van een algemene accijnsverhoging in Nederland. In de jaren 1997 en 1998 is aan [eiser]/[gedaagde] op grond van die regeling een overheidssubsidie tot een bedrag van f. 54.409,00 respectievelijk f. 184.152,00 toegekend
Esso heeft het exploitatierecht voor het jaar 1997 voor [eiser]/[gedaagde] vastgesteld op f. 91.242,00 en voor het jaar 1998 vastgesteld op f. 230.944,00. Bij de vaststelling van dit exploitatierecht heeft Esso bij de baten opgeteld de door [eiser]/[gedaagde] in respectievelijk 1997 en 1998 op grond van genoemde regeling ontvangen overheidssubsidie, ook wel genoemd Senter-subsidie, door deze subsidie aan te merken als bijzondere baten. .
De eindafrekeningen over 1997 en 1998 zijn door [eiser]/[gedaagde] voor akkoord ondertekend, op respectievelijk 15 juli juni 1998 en 3 december 1999.
In conventie :
1. Na wijziging van eis heeft [eiser] gevorderd, dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
A :
primair :
zal worden verklaard voor recht dat de wijze van berekening van de nacalculatie waarin de Senter-subsidie is meegenomen nietig is op grond van strijd met de openbare orde;
subsidiair :
zal worden verklaard voor recht dat de wijze van berekening van de nacalculatie waarin de Senter-subsidie is meegenomen vernietigbaar is op grond van de tussen partijen geldende contractuele bepalingen en de geschonden informatieplicht van Esso Nederland, met vernietiging van de nacalculatie op die grond;
meer subsidiair :
zal worden verklaard voor recht dat de wijze van berekening van de nacalculatie waarin de Senter-subsidie is meegenomen vernietigbaar is op grond van misbruik van omstandigheden, met vernietiging van de nacalculatie op die grond.
B :
de exploitatievergoeding 1997 zal worden vastgesteld op f. 52.247,00 en de exploitatievergoeding 1998 zal worden vastgesteld op f. 46.792,00.
C :
Esso zal worden veroordeeld, om aan [eiser] te betalen het door hem teveel betaalde bedrag aan exploitatievergoeding over 1997 en 1998, te weten f. 99.155,00, zijnde f. 42.031,00 wegens het teveel betaalde exploitatierecht over 1997 en f. 57.124,00 wegens teveel betaald en niet terugontvangen voorschot op het exploitatierecht over 1998, vermeerderd met de buitengerechtelijke incassokosten volgens Nova-tarief ad
f. 6.741,26 en de wettelijke rente daarover vanaf 1 januari 2000.
D :
Esso zal worden veroordeeld binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] bekend te maken tegen welke inkoopprijzen zij de andere verkooppunten te Maastricht belevert en heeft beleverd vanaf 1 januari 2001, opdat kan worden vastgesteld of Esso [eiser] belevert en heeft beleverd volgens artikel 3 van het tussen partijen geldende koop-/bruikleencontract, zulks op straffe van een dwangsom van f. 1.000,00 per dag.
E :
Esso zal worden veroordeeld, om - met terugwerkende kracht tot aan 1 januari 2001 - de brandstoffen die [eiser] van Esso afneemt, heeft afgenomen en zal afnemen, met [eiser] (alsnog) af te rekenen tegen de laagste van de aldus bekend geworden inkoopprijzen.
F :
Esso zal worden veroordeeld in de proceskosten.
2. Ter adstructie van zijn vordering heeft [eiser] gesteld, zakelijk weergegeven,
dat de baten die in aanmerking dienen te worden genomen bij het berekenen van het exploitatierecht in artikel 2 van de exploitatiecontract onder B en C uitdrukkelijk zijn vermeld,
dat hiervoor vorenbedoelde subsidie niet valt,
dat de bijtelling van de subsidie bij het bedrijfsresultaat van [eiser] dan ook ten onrechte heeft plaatsgevonden,
dat een juiste berekening van het exploitatierecht ertoe leidt, dat [eiser] - na aftrek van het voorlopig exploitatierecht - aan het eind van het jaar 1997 een bedrag f. 42.031,00 zou moeten betalen en aan het eind van het jaar 1998 een bedrag van f. 57.124,00 zou moeten terugontvangen,
dat [eiser] primair een beroep doet op de nietigheid van de betreffende wijze van berekening van het definitieve exploitatierecht, doordat Esso aldus een rechtshandeling verricht waarvan de strekking in strijd is met de goede zeden en/of openbare orde, aangezien de vorengenoemde regeling nooit tot strekking heeft gehad de subsidie te doen toekomen aan anderen dan de aanvragers daarvan en daardoor die berekening in strijd met de subsidieregeling is,
dat [eiser] zich subsidiair op het standpunt stelt, dat Esso in november 1999 in de persoon van R. Vermeer weliswaar met hem bij de vaststelling van het definitieve exploitatierecht heeft besproken, dat ook de door [eiser] ontvangen subsidie zou worden afgerekend, maar dat Esso daarbij niet heeft gemeld dat zij, door de subsidie mee te laten wegen, afweek van de tussen partijen geldende contractuele bepalingen,
dat Esso daardoor haar informatieplicht jegens [eiser] heeft verzaakt, hetgeen ertoe leidt, dat die berekening vernietigbaar is,
dat [eiser] meer subsidiair een beroep doet op vernietigbaarheid wegens misbruik van omstandigheden,
dat R. Vermeer tijdens het gesprek in november 1999 aan [eiser] heeft meegedeeld, dat ook zonder de toestemming van [eiser] de door hem ontvangen subsidie bij de definitieve berekening van het exploitatierecht zou worden meegenomen,
dat [eiser] toen heeft aangetoond, dat hij in een financieel onhoudbare situatie terecht zou komen indien de ontvangen subsidie zou worden meegewogen, waarna Vermeer toezegde zich te zullen inspannen om de kredietafdeling van Esso te bewegen de liquiditeitspositie van [eiser] bedrijf te verbeteren,
dat tijdens een bijeenkomst op 3 december 1999 door de heren Vermeer en Minnee de vaststelling van het definitieve exploitatierecht aan [eiser] ter tekening werd voorgelegd, waarbij Vermeer [eiser] desgevraagd meedeelde, dat hij nog bezig was met het treffen van een regeling, maar dat [eiser] zich geen zorgen hoefde te maken omdat een financiële bijdrage in elk geval zou worden meegenomen in de volgende begroting,
dat [eiser] daarop heeft aangegeven dat hij erop vertrouwde, dat Esso niet zou overgaan tot inning van de Slenter-subsidie en dat de kredietafdeling van Esso de liquiditeitspositie zou verbeteren,
dat [eiser] in dat vertrouwen de desbetreffende berekening van het definitieve exploitatierecht heeft ondertekend,
dat Esso haar toezeggingen niet is nagekomen.,
dat Esso door [eiser] te bewegen die berekening te ondertekenen, misbruik heeft gemaakt van de penibele financiële omstandigheden waarin [eiser] ten tijde van het ondertekenen verkeerde, zodat hij het recht heeft vernietiging van die ondertekening te vorderen.
3. Esso heeft tegen de vorderingen van [eiser] gemotiveerd verweer gevoerd, waarbij zij zich op het standpunt heeft gesteld, dat de door [eiser] gedane beroepen op nietigheid c.q. vernietigbaarheid ongegrond zijn. Voorzover noodzakelijk zal dit verweer hieronder nog worden besproken.
4a. Kennelijk zien beide partijen de uiteindelijk tot stand gekomen definitieve berekening van het exploitatierecht over de jaren 1997 en 1998 als een zelfstandige tussen partijen gesloten overeenkomst, waarbij tussen partijen mede overeenstemming is bereikt over het feit, dat de door [eiser] ontvangen Senter-subsidie als (bijzondere) baten in de berekening van het definitieve exploitatierecht wordt meegenomen.
De kantonrechter vermag niet in te zien waarom genoemde overeenkomsten tot vaststelling van het exploitatierecht in strijd zouden zijn met de openbare orde. Uit het oogpunt van de openbare orde is er niets op tegen, dat partijen hebben afgesproken, dat die subsidie als baten wordt aangemerkt. Het staat [eiser] volkomen vrij, om over de door het ontvangen subsidie op die wijze te beschikken en daardoor wordt de openbare orde niet geraakt.
Het beroep op nietigheid wegens strijd met de openbare orde is dan ook ongegrond.
4b. Het beroep op schending van de informatieplicht is kennelijk een beroep op dwaling bij het totstandkomen van de onderhavige overeenkomsten tot vaststelling van het exploitatierecht.
Esso heeft daartegen aangevoerd, zakelijk weergegeven,
dat de tekst van artikel 2 van de exploitatiecontract moet worden gelezen in samenhang met de door partijen reeds jaar en dag gebruikte modelformulieren, gebruikt voor de berekening van het exploitatierecht, waarop een afzonderlijke rubriek "bijzondere baten/lasten" is opgenomen,
dat onder baten niet anders kan worden verstaan de door [eiser] uit de exploitatie van het motorbrandstoffenverkooppunt te behalen baten, waaronder ook vallen eventuele bedragen aan subsidie welke verband houden met die exploitatie,
dat zij dan ook geen contractuele bepalingen heeft geschonden, zodat zij niet gehouden was om [eiser] te informeren over de door [eiser] gestelde schending,
dat, indien [eiser] van oordeel was, dat Esso in strijd handelde met artikel 2 van de exploitatiecontracten had het op de weg van [eiser] dan wel zijn adviseur gelegen om voorafgaand aan de ondertekening van de definitieve berekeningen over 1997 en 1998 aan te geven, dat Esso in de visie van [eiser] handelde in strijd met enige verplichting,
dat [eiser] daartoe zeer ruim in de gelegenheid is geweest.
Dit standpunt is onjuist. Onder baten als bedoeld in artikel 2 onder C van de exploitatiecontract wordt blijkens de tekst daarvan bedoeld inkomsten uit de ondernemersaktiviteiten en daar valt de subsidie zeker niet onder. De subsidie zal zeker niet tot doel hebben gehad reparatie van omzetverlies, doch wel reparatie van verlies aan ondernemerswinst.
Mitsdien is het aanmerking nemen van de door [eiser] ontvangen Senter-subsidie bij de berekening van het definitieve exploitatierecht over de jaren 1997 en 1998 een afwijking van de zuiver contractueel vastgelegde berekening.
Esso heeft onvoldoende weersproken, dat [eiser] tijdens de akkoordverklaringen van de definitieve vaststellingen van het exploitatierecht in de veronderstelling heeft verkeerd, dat het meenemen van de subsidie in de baten berustte op de exploitatiecontracten. Gelet op het vorenstaande moet zelfs worden aangenomen, dat ook Esso in die onjuist gebleken veronderstelling verkeerde. Aldus is zowel bij [eiser] als bij Esso bij het aangaan van genoemde overeenkomsten een onjuiste voorstelling van zaken geweest. Het is evident, dat [eiser] genoemde overeenkomsten niet zou zijn aangegaan, indien hij wel een juiste voorstelling van zaken had gehad; hij zou dan welhaast de door hem ontvangen subsidie aan Esso cadeau doen. De omstandigheid, dat [eiser] tijdens de besprekingen vergezeld was van zijn adviseur brengt niet mee, dat de dwaling voor zijn rekening dient te blijven.
Zo Esso niet zou hebben gedwaald, brengt de tussen partijen in acht te nemen redelijkheid en billijkheid mee, dat Esso in de besprekingen over de definitieve vaststelling van het exploitatierecht [eiser] had moeten informeren, dat de meetelling van de subsidie niet berustte op de exploitiecontracten, zulks teneinde te voorkomen dat [eiser] op grond van onjuiste informatie zou instemmen met die vaststelling.
Het vorenstaande brengt mee, dat de tussen partijen gesloten overeenkomsten tot vaststelling van de definitieve exploitatierechten nietig is.
4c. Esso is dan ook gehouden het gevorderde bedrag ad f. 99.155,00 aan [eiser] als zijnde onverschuldigd betaald terug te betalen.
Esso heeft nog aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat zij ten aanzien van het bedrag ad f. 42.031,00 niet in verzuim is, aangezien [eiser] Esso ten aanzien van dat gedeelte (het gedeelte dat betrekking heeft op het jaar 1997) niet in gebreke heeft gesteld. Esso heeft evenwel geen belang bij dit verweer, nu uit de proceshouding van Esso voldoende is gebleken, dat Esso, ook al zou zij in gebreke zijn gesteld, niet uit eigener beweging zou zijn overgegaan tot terugbetaling van dat bedrag.
Voorts heeft Esso aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat de wettelijke rente over f. 57.124,00 eerst verschuldigd is vanaf 30 maart 2000 en over het overige gedeelte van de vordering eerst verschuldigd is vanaf de dag der dagvaarding, zijnde 26 oktober 2000.
Gelet op de door [eiser] aan Esso gezonden aanmaning van 21 maart 2000 is de wettelijke rente verschuldigd vanaf 30 maart 2000.
Tenslotte heeft Esso nog bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten. Zij heeft daartoe aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat het daarvoor gevorderde bedrag in geen verhouding staat tot de door [eiser] in de periode voor het opstellen van de dagvaarding gemaakte kosten van rechtsbijstand.
Nu niet weersproken is, dat [eiser] buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt, zullen de incassokosten worden geschat op euro€ 1.540,00.
5. Met betrekking tot de vorderingen hiervoor onder D en E vermeld :
[eiser] heeft ter adstructie van deze vordering gesteld, zakelijk weergegeven,
dat hij heeft moeten bemerken, dat tenminste twee andere Esso benzinestations in Maastricht brandstof verkopen tegen een prijs die ongeveer gelijk is aan de prijs waartegen [eiser] de brandstoffen bij Esso inkoopt,
dat hij daaruit geen andere conclusie kan trekken, dan dat Esso hem anders dan zij blijkens artikel 3 van het tussen partijen geldende Koop-/bruikleencontract contractueel verplicht is, niet belevert tegen "de dagprijs, die volgens de prijsnotering van Esso op de dag van levering in de zone, waar de (….) installatie (bedoeld is het gehuurde tankstation) staat, voor het desbetreffende product algemeen geldt bij levering aan andere wederverkopers met een verkooppunt van dezelfde categorie en van de desbetreffende hoeveelheid bij overeenkomstige wijze van levering en verpakking",
dat hij meent, dat Esso hem in ieder geval vanaf 1 januari 2001 met terugwerkende kracht dezelfde prijzen in rekening dient te brengen als zij in rekening brengt aan de huurders van tenminste twee andere benzinestations te Maastricht,
dat bij deze stations dezelfde marktomstandigheden zijn als bij het door [eiser] gehuurde station,
dat als gevolg van het verschil in de consumentenverkoopprijzen een aanzienlijk gedeelte van het afzetvolume van het station van [eiser] naar de twee andere stations vloeit.
6. Esso heeft zich met betrekking tot de hiervoor genoemde vorderingen sub D en E primair op het standpunt gesteld, dat de kantonrechter onbevoegd is, om van deze vordering kennis te nemen, nu deze vordering niet is gebaseerd op het exploitatiecontract, maar op de koop/bruikleenovereenkomst, zodat deze vorderingen niets van doen hebben met huur.
De kantonrechter is het met het door Esso ingenomen standpunt eens. De vorderingen sub D en E zijn geen vorderingen betrekkelijk tot huur, omdat deze vorderingen uitsluitend van doen hebben met de te behalen omzet en de daarmee gepaard gaande bedrijfswinst.
Gelet op het belang van de vorderingen is dan ook de Rechtbank te Breda bevoegd, om van deze vorderingen kennis te nemen.
In reconventie :
1. Esso heeft gevorderd, dat bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal worden veroordeeld, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Esso te voldoen de somma van f. 127.028,00, zijnde het definitief vastgesteld exploitatierecht over 1998, vermeerderd met 17,5% b.t.w. en de wettelijke rente over het totaalbedrag van f. 149.257,90 vanaf 19 juli 2000 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding.
Ter adstructie van haar vordering haar vordering heeft Esso zakelijk weergegeven gesteld, dat zij op goede gronden aanspraak maakt op betaling van het definitief vastgestelde exploitatierecht over 1998, nu die aanspraak niet alleen volgt uit artikel 2 van de exploitatiecontract over dat jaar, maar tevens uit de door [gedaagde] op 3 december 1998 voor akkoord getekende nacalculatie.
2. [gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen deze toewijzing van deze vordering.
3. Gelet op hetgeen in conventie is overwogen en beslist, dient deze vordering als ongegrond aan Esso te worden ontzegd, met veroordeling van Esso als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het geding in voege als hierna te vermelden.
BESLISSING :
In conventie :
Met betrekking tot de vorderingen sub A , B, C en F :
Verklaart voor recht, dat de wijze van berekening van de nacalculatie waarin de Senter-subsidie is meegenomen vernietigbaar is.
Verklaart deze nacalculatie nietig.
Stelt de exploitatievergoeding 1997 vast op €euro 23.708,65 en stelt de exploitatievergoeding 1998 vast op €euro 21.233,28.
Veroordeelt Esso, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen :
- het door hem teveel betaalde bedrag aan exploitatievergoeding over 1997 en 1998, te weten € euro 44.994,58, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 30 maart 2000 tot aan de dag der algehele voldoening.
- wegens buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € euro 1.540,00.
Veroordeelt Esso in de kosten van het geding aan de zijde van [eiser] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op €euro 1.203,45, waarvan euro€ 1.090,00 salaris voor de gemachtigde van [eiser].
Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Ontzegt het meer of anders gevorderde.
Met betrekking tot de vorderingen sub D en E :
Verklaart zich onbevoegd, om van de onderhavige vorderingen kennis te nemen.
Verwijst de zaak wat die vorderingen betreft in de stand, waarin deze zich bevindt, naar de Rechtbank te Breda.
In reconventie :
Ontzegt aan Esso haar vordering.
Veroordeelt Esso in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot aan deze uitspraak begroot op €euro 545,00, zijnde het salaris voor de gemachtigde van [gedaagde].
Aldus ………………..