In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Maastricht, vordert eiser, de echtgenoot van een overleden fietser, schadevergoeding van Royal Nederland N.V. naar aanleiding van een aanrijding op 24 augustus 1999. De aanrijding resulteerde in de dood van de echtgenote van eiser, die op dat moment 24 jaar oud was. Royal heeft de aansprakelijkheid erkend en de begrafeniskosten vergoed, maar eiser stelt aanspraak te maken op verdere schadevergoeding voor het derven van levensonderhoud. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse processtukken, waaronder de dagvaarding en conclusies van partijen.
Eiser vordert een totaalbedrag van € 462.568,16, vermeerderd met wettelijke rente, en stelt dat hij door het overlijden van zijn echtgenote in een financieel slechtere positie is komen te verkeren. Hij betoogt dat de behoefte aan levensonderhoud niet afhankelijk is van de vraag of hij voorheen door zijn echtgenote werd onderhouden. Royal betwist de vordering en stelt dat eiser onvoldoende heeft aangetoond dat hij behoefte heeft aan schadevergoeding.
De rechtbank overweegt dat de schadevergoeding voor derving van levensonderhoud afhankelijk is van de behoefte van de nabestaande en de financiële situatie van de overledene. De rechtbank concludeert dat eiser onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn vordering, met uitzondering van de schade die voortvloeit uit de vaste lasten van het huishouden. De rechtbank gelast een comparitie van partijen om eiser in de gelegenheid te stellen aanvullende informatie te verstrekken en de mogelijkheden voor een minnelijke regeling te onderzoeken. De verdere beslissing wordt aangehouden.