ECLI:NL:RBMAA:2001:AE0492

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
6 december 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
61147 / S RK 00-1503
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.C. Casparie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en verdeling van huwelijksgemeenschap met betrekking tot litispendentie

Op 6 december 2001 heeft de Rechtbank Maastricht een beschikking gegeven in een echtscheidingszaak tussen een vrouw en een man, die op 2 april 1996 te Stein zijn gehuwd. De vrouw heeft op 1 november 2000 een verzoekschrift tot echtscheiding ingediend, dat op 15 november 2000 aan de man is betekend. De man heeft op 28 mei 2001 een verweerschrift ingediend en beide partijen hebben gereageerd via hun procureurs. De man heeft zich beroepen op de exceptie van litispendentie, omdat er al een echtscheidingsprocedure aanhangig was bij de Rechtbank in Tongeren, België. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man de vrouw op 8 september 2000 heeft gedagvaard in België en dat de Belgische rechtbank zich bevoegd heeft verklaard. De rechtbank Maastricht heeft echter geoordeeld dat, aangezien geen van de partijen om verwijzing naar de Belgische rechtbank heeft gevraagd, zij bevoegd is om van de verzoeken van de vrouw kennis te nemen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken en de verdeling van de huwelijksgemeenschap bevolen, met benoeming van een notaris. De rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw om partneralimentatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Beschikking: 6 DECEMBER 2001
De rechtbank Maastricht enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven:
Zaaknummer: 61147 / S RK 00-1503
In de zaak van:
[L.] [X.],
verzoekster,
verder te noemen: de vrouw,
wonende te M,
oorspronkelijk procureur mr. M.C. van der Giessen,
vervolgens procureur mr. I.M. van Dijk,
thans procureur mr. A.M.T.C. Plantaz,
en:
[W.] [\Z.],
wederpartij,
verder te noemen: de man,
wonende te [M] (België),
procureur mr. P.W.A.M. van Roy.
1. Verloop van de procedure
De vrouw heeft op 1 november 2000 een verzoekschrift tot echtscheiding, subsidiair scheiding van tafel en bed, met nevenvoorzieningen ingediend.
Het verzoekschrift is op 15 november 2000 betekend aan de man.
Door de man is op 28 mei 2001 een verweerschrift ingediend.
De man en de vrouw hebben nog gereageerd bij brief en reactie van respectievelijk 6 juni 2001 en 25 juli 2001 van hun procureurs.
In deze zaak zijn tevens voorlopige voorzieningen getroffen.
2. Beoordeling
Uit de stukken blijkt hetgeen de vrouw heeft gesteld omtrent de plaats en de dag van de voltrekking van het huwelijk en de nationaliteit van partijen.
De vrouw stelt dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en verzoekt, samengevat, echtscheiding, subsidiair scheiding van tafel en bed, alsmede de navolgende nevenvoorzieningen:
- vaststelling van een door de man aan haar te betalen onderhoudsbijdrage van
fl. 2.000,-- per maand;
- bevel tot verdeling van de huwelijksgemeenschap met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon.
De man heeft primair geconcludeerd dat de Rechtbank zich onbevoegd dient te verklaren om van de verzoeken van de vrouw kennis te nemen nu er tussen partijen al een echtscheidingsprocedure bij de Rechtbank in eerste aanleg te Tongeren (België) loopt. De vrouw heeft hieromtrent laten weten dat zij zich voor wat betreft de bevoegdheid van de Rechtbank Maastricht] refereert aan het oordeel van de Rechtbank.
De man beroept zich derhalve, naar de Rechtbank begrijpt, op de zogeheten exceptie van litispendentie. Uit de in de procedure door beide partijen overgelegde stukken blijkt dat op 8 september 2000 de man de vrouw heeft doen dagvaarden "in echtscheiding op grond van bepaalde feiten" - door gerechtsdeurwaarder [Th.] te Maasmechelen (B) - om op 22 september 2000 te verschijnen voor de Rechtbank van eerste aanleg te Tongeren (B).
De eerste kamer van genoemde Rechtbank te Tongeren heeft op 20 september 2000 de vordering (van de man) ontvankelijk verklaard en hem toegelaten tot bewijslevering. De voorzitter van genoemde Rechtbank heeft vervolgens bij beschikking van 15 januari 2001 zich bevoegd verklaard om van de ingestelde vorderingen van partijen kennis te nemen en voorts beschikkingen gegeven, vergelijkbaar met de beschikkingen voorlopige voorzieningen als voorzien in art. 821 e.v. Rv.
De vrouw heeft op 20 september 2000 een verzoekschrift tot voorlopige voorzie-ningen bij deze Rechtbank ingediend, waarop deze Rechtbank op 11 oktober 2000 een beschikking heeft gegeven.
De Rechtbank stelt voorop dat de door de man opgeworpen exceptie van litispendentie - in dit geval inhoudende dat er in België tussen deze partijen over hetzelfde onderwerp als (eerder) een procedure aanhangig was - slechts tot onbevoegdheid van deze rechtbank kan leiden indien zulks voorzien is in een tussen Nederland en België geldend verdrag. Dat zou dan bepaald kunnen zijn in het Belgisch Excecutieverdrag 1925. Een dergelijke bepaling betreffende litispendentie is art. 6 van dat verdrag. Deze bepaling voorziet in een verwijzing naar het gerecht van de andere Staat, wanneer een der partijen dat vraagt. Evenwel, geen der partijen heeft verwijzing van de geschillen in deze procedure naar de Rechtbank Tongeren gevraagd.
Ook zou in het EG-Excecutieverdrag waarvan zowel Belgie als Nederland verdrags-partners zijn een bepaling van litispendentie, leidend tot onbevoegdverklaring, kunnen voorkomen, hetgeen geval is in art. 21 van het EEX-verdrag van 1968.
Het tweede lid van dat artikel bepaalt: "Wanneer de bevoegdheid van het gerecht waarbij de zaak het eerst is aangebracht vaststaat, verklaart het gerecht waarbij de zaak het laatst is aangebracht, zich onbevoegd".
De echtscheidingszaak met nevenvoorzieningen tussen partijen is eerder aange-bracht bij de Rechtbank Tongeren dan bij deze Rechtbank. Evenwel bepaalt art. 1 van het EXX-verdrag dat het niet van toepassing is op (o.a.) de staat van natuurlijke personen en het huwelijksgoederenrecht.
Dat impliceert naar het oordeel van de Rechtbank - nu er geen ander verdrag tus-sen België en Nederland van kracht is waarin terzake de onderhavige verzoeken van de vrouw een bepaling van litispendentie voorkomt - dat de Rechtbank be-voegd is om van de verzoeken van de vrouw betreffende echtscheiding en bevel verdeling van der partijen huwelijksgoederengemeenschap kennis te nemen, maar onbevoegd is kennis te nemen van het verzoek van de vrouw aangaande partner-alimentatie.
Nu de man geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd met betrekking tot die verzoeken kunnen deze worden toegewezen.
3. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt uit tussen partijen, op 2 april 1996 te Stein gehuwd, echtscheiding.
Beveelt de verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen, welke verdeling dient te geschieden ten overstaan van de na te melden notaris.
Benoemt, indien partijen niet anders zijn overeengekomen, de notaris mr. [G.], te M dan wel zijn plaatsvervanger, als die ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden, zulks op tijd en plaats als de door de gekozen, respectievelijk benoemde notaris te bepalen.
Benoemt mr. [Y.], kandidaat-notaris te M tot onzijdig persoon, om de man bij de verdeling te vertegenwoordigen, indien deze zou weigeren of in gebreke zou blijven voor de notaris te verschijnen of medewerking aan de verdeling te verlenen.
Verklaart zich onbevoegd om kennis te nemen van het alimentatieverzoek van de vrouw.
Verklaart deze beschikking, behoudens ten aanzien van de echtscheiding, uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Casparie, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 2001 in tegenwoordigheid van de griffier.
HR/LF/KP