ECLI:NL:RBMAA:2001:AB0182
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.C.E. Wortmann
- W.M.A.E. Cornuit
- E.H.A.F.M. Krol
- Rechtspraak.nl
Ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging wegens ontucht in de gezondheidszorg
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Maastricht, stond de ontvankelijkheid van de officier van justitie centraal. De verdachte, werkzaam in de gezondheidszorg, werd beschuldigd van ontucht met patiënten in de periode van 1989 tot 1996. De rechtbank onderzocht de procedurele aspecten van de vervolging, met name de tijdigheid van de kennisgeving aan de verdachte na het gerechtelijk vooronderzoek. De officier van justitie had verzuimd om de verdachte binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van twee maanden na sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek te informeren over de vervolging. Dit leidde tot de conclusie dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn vervolging. De rechtbank benadrukte dat de verdediging niet adequaat was geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek en dat dit een ernstige schending van de rechtsgang vormde. De uitspraak werd gedaan op 21 februari 2001, waarbij de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaarde in de vervolging, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van de waarborgen voor een eerlijk proces.