ECLI:NL:RBMAA:2001:AA9751
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.H.A.F.M. Krol
- P.P. Lampe
- P.H.J. Frénay
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in drugszaken met betrekking tot cocaïne in Heerlen
In deze zaak, die op 19 januari 2001 door de Rechtbank Maastricht werd behandeld, stond de verdachte terecht op beschuldiging van het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en aanwezig hebben van cocaïne. De tenlastelegging betrof een periode van 25 september 2000 tot en met 9 oktober 2000, waarin de verdachte zou hebben samengewerkt met anderen om een aanzienlijke hoeveelheid cocaïne, ongeveer 1559,28 gram, te vervoeren. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de tenlastegelegde feiten had gepleegd. De rechtbank baseerde haar beslissing op het feit dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte betrokken was bij de voorbereidingshandelingen voor het binnenbrengen van de cocaïne, zoals eerder vastgesteld door de Hoge Raad in een vergelijkbare zaak. De rechtbank concludeerde dat de verdachte vrijgesproken moest worden van de beschuldigingen, zowel primair als subsidiair.
Daarnaast werd er een maatregel opgelegd met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen. De rechtbank verklaarde dat een aantal inbeslaggenomen voorwerpen aan het verkeer zou worden onttrokken, terwijl andere voorwerpen aan de rechthebbende zouden worden teruggegeven. De beslissing om de voorlopige hechtenis op te heffen werd ook genomen, wat betekende dat de verdachte niet langer in detentie zou blijven. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, en werd openbaar gemaakt op dezelfde datum.