ECLI:NL:RBMAA:2000:AA9343

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
3 november 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
AWB 99/294 AOW Z
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep na overlijden eiser zonder erfgenamen

In deze zaak, behandeld door de enkelvoudige kamer van de Arrondissementsrechtbank te Maastricht, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had op 2 maart 1999 beroep ingesteld tegen een besluit van de Sociale Verzekeringsbank, dat een bezwaarschrift van eiser ongegrond had verklaard. Dit besluit was genomen op 6 januari 1999, naar aanleiding van een eerder besluit van 21 september 1998. Tijdens de procedure is echter gebleken dat eiser op 17 december 1999 is overleden en dat er geen erfgenamen bekend zijn geworden. De gemachtigde van eiser heeft op 19 oktober 2000 aan de rechtbank bevestigd dat er zich geen erfgenamen hebben gemeld.

De rechtbank heeft overwogen dat het belang bij een beslissing in de hoofdzaak verloren is gegaan door het overlijden van eiser. Er is geen curator benoemd voor de onbeheerde nalatenschap, zoals vereist volgens artikel 4:1173, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek. Gezien deze omstandigheden heeft de rechtbank op basis van artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

De uitspraak is gedaan door de rechters C.A.M. Kavelaars en M.C.A.E. van Binnebeke, waarbij de griffier aanwezig was. Tegen deze uitspraak staat voor belanghebbenden en het bestuursorgaan hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, met een termijn van zes weken voor het instellen van dit beroep. De zitting vond plaats op 18 oktober 2000, maar eiser was niet verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door mr. M.F. Sturmans. De uitspraak is openbaar gedaan op 3 november 2000.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MAASTRICHT
Reg.nr.: AWB 99/294 AOW Z
UITSPRAAK van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken in het geding tussen
[eiser], eiser,
en
de Sociale Verzekeringsbank -Vestiging Roermond-, gevestigd te Amsterdam, verweerder.
Datum bestreden besluit: 6 januari 1999.
Kenmerk: 0210.43.140/MT 0592389-0.
Behandeling ter zitting: 18 oktober 2000.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING.
Bij het in de aanhef van deze uitspraak genoemde besluit van 6 januari 1999 heeft verweerder een door eiser ingediend bezwaarschrift van 24 september 1998 tegen een door verweerder genomen besluit van 21 september 1998 ongegrond verklaard.
Tegen eerstgenoemd besluit is namens eiser op 2 maart 1999 beroep ingesteld.
De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ingezonden stukken zijn in kopie aan eisers gemachtigde gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift.
Bij brief van 2 november 1999 heeft eisers gemachtigde op het verweerschrift gereageerd.
Het beroep is behandeld ter zitting van deze rechtbank op 18 oktober 2000, alwaar van de kant van eiser niemand is verschenen.
Verweerder heeft zich ter zitting doen vertegenwoordigen door mr. M.F. Sturmans.
II. OVERWEGINGEN.
Volgens mededeling van verweerders gemachtigde ter zitting is eiser op 17 december 1999 overleden en zijn ondanks een door verweerder ingesteld onderzoek geen erfgenamen van eiser bekend geworden.
Eisers gemachtigde heeft desgevraagd bij brief van 19 oktober 2000 aan de rechtbank laten weten, dat zich geen erfgenamen van eiser bij hem gemeld hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is hangende de procedure het belang bij een beslissing van de zaak ten gronde verloren gegaan, nu eiser is overleden en zich noch bij verweerder noch bij eisers gemachtigde noch bij de rechtbank erfgenamen van eiser hebben gemeld. Evenmin is gebleken dat een curator ex artikel 4:1173, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek is benoemd ten behoeve van de onbeheerde nalatenschap.
Op grond van het bepaalde in artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt beslist.
III. BESLISSING.
De arrondissementsrechtbank te Maastricht:
verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. M.C.A.E. van Binnebeke in tegenwoordigheid van mr. C.A.M. Kavelaars
als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2000
door mr. van Binnebeke voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier.
w.g. C. Kavelaars w.g. M.C. van Binnebeke
Voor eensluidend afschrift:
de wnd. griffier:
Verzonden op:
3 november 2000
Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. De termijn voor het instellen van het hoger beroep bedraagt zes weken.
Bij een spoedeisend belang bestaat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan, nadat hoger beroep is ingesteld, tevens de mogelijkheid om de President van de Centrale Raad van Beroep te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht.