ECLI:NL:RBMAA:2000:AA5398
Rechtbank Maastricht
- Hoger beroep
- H. Hazen
- A. van Maanen Winters
- M. Schreinemakers
- Rechtspraak.nl
Vordering tot toekenning van een nabestaandenpensioen door ongehuwd samenwonende partner van ambtenaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 6 april 2000 uitspraak gedaan in hoger beroep over de vordering van [geïntimeerde] tegen de Stichting Pensioenfonds ABP. De zaak betreft de toekenning van een nabestaandenpensioen aan [geïntimeerde], die ongehuwd samenwoonde met [naam samenwoner], een ambtenaar die op 30 december 1995 is overleden. [geïntimeerde] had zich in 1991 als partner aangemeld bij het ABP, maar het ABP weigerde haar verzoek om een nabestaandenpensioen na het overlijden van [naam samenwoner]. De kantonrechter te Heerlen had in een eerder vonnis op 18 november 1998 het ABP veroordeeld om aan [geïntimeerde] een nabestaandenpensioen toe te kennen, maar het ABP ging in hoger beroep tegen deze beslissing.
De rechtbank heeft het geschil beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving en de Europese mensenrechten. De rechtbank oordeelde dat het niet toekennen van het partnerpensioen aan [geïntimeerde] niet in strijd was met het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. De rechtbank concludeerde dat de wetgever een redelijke en objectieve rechtvaardiging had voor het onderscheid tussen gehuwde en ongehuwd samenwonende partners, en dat de ingangsdatum van 1 juli 1994 voor de mogelijkheid om een partner aan te melden bij het ABP gerechtvaardigd was.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de vorderingen van [geïntimeerde] afgewezen, waarbij zij haar in de kosten van beide instanties heeft verwezen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.