ECLI:NL:RBMAA:2000:AA5313

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
29 maart 2000
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03/008082/99
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 29 maart 2000 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 29-jarige verdachte, die beschuldigd werd van mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie. De tenlastelegging omvatte het tot prostitutie brengen van minderjarigen in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, meermalen minderjarigen heeft geworven voor prostitutiewerkzaamheden en hen onder zijn invloedssfeer heeft gebracht. Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van deelname aan een organisatie die tot doel had het plegen van misdrijven, waaronder het tot prostitutie brengen van minderjarigen.

De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, waarbij de verdachte schuldig werd bevonden aan de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere ten laste gelegde feiten die niet bewezen konden worden. De bewezen feiten werden gekwalificeerd als mensenhandel en deelname aan een criminele organisatie, strafbaar gesteld in het Wetboek van Strafrecht.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de impact op de betrokken minderjarigen en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank legde een gevangenisstraf van vier jaren op, waarbij de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht in mindering werd gebracht op de opgelegde straf. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar, na onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 1999, 13 maart 2000 en 15 maart 2000.

Uitspraak

Parketnummer: 03/008082-99
Datum uitspraak: 29 maart 2000
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MAASTRICHT
VONNIS
op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen
[verdachte 29 jaar],
geboren te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de PI De Geerhorst te Sittard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 20 december 1999, 13 maart 2000 en 15 maart 2000.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij (meermalen, althans eenmaal) in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) minderjarige(n) tot prostitutie heeft gebracht, te weten [slachtoffer 1] [(geboren 1981)] en/of [slachtoffer 2] [(geboren 1981)] en/of [slachtoffer 3] [(geboren 1982)], en/of tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ten aanzien van die minderjarige(n) (enige) handeling(en) heeft ondernomen waarvan hij en/of zijn, verdachtes, mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die minderjarige(n) daardoor in de prostitutie belandde(n), immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die minderjarige(n) - kort gezegd - onder zijn/hun invloedssfeer gebracht en/of die minderjarige(n) geworven voor werkzaamheden voor een zogenoemd escort-bureau, althans voor prostitutiewerkzaamheden en/of die minderjarige(n) beschikbaar gehouden voor en/of aangeboden aan de klanten van dat zogenoemde escort-bureau en/of zorggedragen voor het vervoer van die minderjarige(n) van en naar die klanten en/of naar de plaatsen waar de zogenoemde escort-werkzaamheden, althans prostitutiewerkzaamheden (seksueel contact met de klanten; prostitutie) plaatsvonden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen, althans in het arrondissement Maastricht, heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande (inclusief hem, verdachte) uit (de in deze strafzaak voorkomende personen) [verdachte 61 jaar] en/of [verdachte 29 jaar] en/of [verdachte 19 jaar] en/of [verdachte 18 jaar] en/of (een) ander(en ), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tot prostitutie brengen van minderjarigen en/of het ten aanzien van minderjarigen ondernemen van enige handeling waarvan de schuldige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarigen daardoor in de prostitutie belanden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij meermalen in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen tezamen en in vereniging met anderen minderjarigen tot prostitutie heeft gebracht, te weten [slachtoffer 1] [(geboren 1981)] en [slachtoffer 2] [(geboren 1981)] en [slachtoffer 3] [(geboren 1982)] en/of tezamen en in vereniging met anderen ten aanzien van die minderjarigen handelingen heeft ondernomen waarvan hij en zijn, verdachtes, mededaders wisten, althans redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat die minderjarigen daardoor in de prostitutie belandden, immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededaders die minderjarigen - kort gezegd - onder zijn invloedssfeer gebracht en/of die minderjarigen geworven voor werkzaamheden voor een zogenoemd escort-bureau en/of die minderjarigen beschikbaar gehouden voor en/of aangeboden aan de klanten van dat zogenoemde escort-bureau en/of zorggedragen voor het vervoer van die minderjarigen van en naar die klanten en/of naar de plaatsen waar de zogenoemde escort-werkzaamheden plaatsvonden;
2.
hij in de periode van 1 juni 1997 tot en met 13 september 1999 in de gemeente Heerlen heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, bestaande -inclusief hem, verdachte- uit de in deze strafzaak voorkomende personen [verdachte 61 jaar] en [verdachte 29 jaar] en [verdachte 19 jaar] en [verdachte 18 jaar], welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk het tot prostitutie brengen van minderjarigen en/of het ten aanzien van minderjarigen ondernemen van enige handeling waarvan de schuldige weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die minderjarigen daardoor in de prostitutie belanden.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd.
Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte de hierboven omschreven feiten heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Kwalificaties
Het bewezenverklaarde levert op strafbare feiten welke moeten worden gekwalificeerd als volgt:
T.a.v. feit 1 a:
mensenhandel door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 250ter, eerste lid, aanhef en onder 3° , en tweede lid, aanhef en onder 1° , van het Wetboek van Strafrecht;
T.a.v. feit 1 b:
mensenhandel door twee of meer verenigde personen ten aanzien van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 250ter, eerste lid, aanhef en onder 3° , en tweede lid, aanhef en onder 1° en 2° , van het Wetboek van Strafrecht;
T.a.v. feit 2:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 140, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
- de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere
strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste norm-
handhaving;
- de omstandigheid dat de bewezen verklaarde feiten zich
gedurende een betrekkelijk lange tijdsspanne hebben afge-
speeld en dat daarbij een aantal minderjarigen, wier jonge
levens door de bewezenverklaarde feiten ernstig zijn aange-
tast, zijn betrokken.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte er rekening mee gehouden dat verdachte nog niet eerder is veroordeeld.
De op te leggen straf is -behalve op voormelde artikelen- gegrond op de artikelen 10, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSINGEN:
De rechtbank
- verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
- verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en dat verdachte strafbaar is;
- veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf voor de tijd van vier jaren;
- beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten, voorzitter, mr. W.J.J. Beurskens en Mr M. Timmers, rechters, in tegenwoordigheid van J.M.H.J. Colen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 29 maart 2000.