ECLI:NL:RBMAA:2000:406

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
16 november 2000
Publicatiedatum
25 april 2013
Zaaknummer
03-008145-97
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor moord met terbeschikkingstelling en verpleging

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 16 november 2000 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 32-jarige leeftijd werd beschuldigd van moord. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaar, met aftrek van het voorarrest, en de rechtbank gelastte dat hij ter beschikking zou worden gesteld en van overheidswege zou worden verpleegd. De tenlastelegging betrof het opzettelijk en met voorbedachten rade doden van een persoon in de gemeente Heerlen tussen 14 en 19 december 1997. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de feiten had gepleegd, waarbij hij het slachtoffer meermalen met een hamer op het hoofd had geslagen, wat leidde tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van andere tenlastegelegde feiten die niet bewezen konden worden.

De rechtbank baseerde haar oordeel op verschillende rapporten van deskundigen, waaronder een psychiater en een psycholoog, die concludeerden dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was. De rechtbank oordeelde dat de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen de terbeschikkingstelling en verpleging eisten, gezien de ernst van het delict en de kans op herhaling. De rechtbank hield rekening met de eerdere veroordelingen van de verdachte voor geweldsmisdrijven en de impact van het delict op de nabestaanden van het slachtoffer. De beslissing om de verdachte ter beschikking te stellen en te verplegen werd genomen om zowel de veiligheid van de samenleving te waarborgen als therapeutische doelen na te streven.

Uitspraak

Parketnummer: 03/008145‑97
Datum uitspraak: 16 november 2000
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MAASTRICHT
VONNIS
op tegenspraak gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
zonder feitelijke woon of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "De Geerhorst" te Sittard.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 november 2000.
De tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
primair
hij in of omstreeks de periode van 14 december 1997 tot en met 19 december 1997 in de gemeente Heerlen opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een (klauw)hamer, althans met een zwaar voorwerp tegen en/of op haar hoofd geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 december 1997 tot en met 19 december 1997 in de gemeente Heerlen, opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met kracht met een (klauw)hamer, althans met een zwaar voorwerp tegen en/of op haar hoofd geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden;
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij in of omstreeks de periode 14 december 1997 tot en met 19 december 1997 in de gemeente Heerlen aan een persoon genaamd [naam slachtoffer] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (ernstig hersenletsel), heeft toegebracht, door opzettelijk voornoemde [naam slachtoffer] meermalen, althans eenmaal, met een (klauw)hamer, althans met een zwaar voorwerp tegen en/of op haar hoofd te slaan, tengevolge waarvan deze is overleden.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
primairten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in of omstreeks de periode van 14 december 1997 tot en met 19 december 1997 in de gemeente Heerlen opzettelijk en met voorbedachten rade [naam slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, opzettelijk en na kalm beraad en rustig overleg, voornoemde [naam slachtoffer] meermalen met een hamer tegen en/of op haar hoofd geslagen, tengevolge waarvan voornoemde [naam slachtoffer] is overleden.
Partiële vrijspraak
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan verdachte onder primair meer of anders is ten laste gelegd.
Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat verdachte het hierboven omschreven feit heeft begaan, op feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
Kwalificatie
Het bewezenverklaarde levert op een strafbaar feit en moet worden gekwalificeerd als volgt:

Ten aanzien van primair: moord,

voorzien en strafbaar gesteld bij artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht.
De strafbaarheid van verdachte
Ten aanzien van verdachte is door [naam psychiater] , psychiater, een onderzoek naar de geestvermogens van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psychiater een rapport, gedateerd 22 oktober 2000, opgemaakt, welk rapport vermeldt zakelijk weergegeven
als beschouwing:
Bij betrokkene was het besef van en inzicht in het foutieve van zijn handelen (indien bewezen) aanwezig. Echter, gezien zijn ontwikkeling kan men betrokkene beschouwen als zijnde verminderd wilsvrij. Op grond hiervan zij geconcludeerd dat onderzochte in samenhang met het hem ten laste gelegde, uiteraard voor zover bewezen, zodanig lijdende was aan een gestoorde ontwikkeling van zijn geestvermogens dat geadviseerd zij om hem te beschouwen als zijnde geweest verminderd toerekeningsvatbaar.
Ten aanzien van verdachte is door [naam psycholoog] , psycholoog/neuropsycholoog, een onderzoek naar de persoonlijkheid van verdachte ingesteld en van dat onderzoek heeft genoemde psycholoog/neuropsycholoog een rapport, gedateerd 29 mei 2000, opgemaakt, welk rapport vermeldt zakelijk weergegeven
als advies:
Er is bij betrokkene sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Het gaat om complexe psychoneurotische problematiek. Indien het tenlastegelegde wordt bewezen is het aannemelijk dat er een oorzakelijk verband bestaat met deze gebrekkige ontwikkeling. Op grond van dit verband is het te adviseren om de betrokkene te beschouwen als verminderd toerekeningsvatbaar.
De rechtbank verenigt zich, gelet op de daarvoor gegeven gronden, geheel met de in het rapport van [naam psychiater] gegeven beschouwing en het in het rapport van drs. Zwegers gegeven advies en maakt deze mitsdien tot de hare.
Er is overigens ook geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid uitsluit.
De verdachte is derhalve strafbaar.
De redengeving van de op te leggen straf en maatregel
Het voormelde rapport van [naam psychiater] d.d. 22 oktober 2000, houdt in zakelijk weergegeven :
De ontwikkeling en problematiek van betrokkene is diagnostisch het beste te beschrijven als een persoonlijkheidsstoornis NAO met vooral B‑cluster elementen (met name narcistische kenmerken);
Met betrekking tot de kans op herhaling zij het volgende opgemerkt. Onderzochte heeft zich in het verleden vaker schuldig gemaakt aan geweld, met name in situaties waarin hij zich ernstig gekwetst voelde (hetgeen bij hem snel gebeurt) en hij zich klem gezet voelde;
Mocht betrokkene wederom in situaties terechtkomen waarin hij zich ernstig gekwetst voelt en klem gezet voelt, dan is de kans op geweld reëel;
Met betrekking tot de behandelingsmogelijkheden zou een behandeling in het kader van een terbeschikkingstelling met verpleging kunnen worden overwogen.
Het voormelde rapport van [naam psycholoog] , d.d. 29 mei 2000, houdt in zakelijk weergegeven :
In de persoonlijkheidsstructuur worden antisociale trekken gezien, maar ook is er sprake van narcisme, van een opgeblazen zelfgevoel, van waaruit de betrokkene zich gemakkelijk gekrenkt kan voelen. Verder komen er vele aanwijzingen naar voren betreffende stoornissen in de psychosexuele ontwikkeling, althans is duidelijk dat er bij de betrokkene sprake is van ingrijpende psychoneurotische conflicten;
Er is ook een oorzakelijk verband tussen die conflicten en het ten laste gelegde;
Het is duidelijk dat er gevaar voor herhaling bestaat zolang de gebrekkige ontwikkeling aanwezig is. Meer specifiek bestaat er risico wanneer de betrokkene een (sexuele) relatie aangaat, want juist daarin wordt hij geconfronteerd met zijn innerlijke conflicten. Aangezien dit gemakkelijk kan leiden tot krenking, gevolgd door woede en vergelding, moet de betrokkene naar mening van de rapporteur als gevaarlijk gezien worden. Alleen al met het oog op beveiliging zou de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging te adviseren zijn, maar in geval van betrokkene zijn er in het kader van die maatregel ook therapeutische doelen na te streven, gericht op de verwerking van zijn innerlijke conflicten.
De raadsman heeft ter terechtzitting gesteld dat er discrepanties zijn in beide rapporten en dat deze daardoor onvoldoende basis vormen voor de maatregel van terb
eschikkingstelling. Hij heeft op die grond ter terechtzitting bij pleidooi verzocht, indien de rechtbank terbeschikkingstelling mocht overwegen, verdachte in het Pieter Baan Centrum te laten opnemen, teneinde te rapporteren.
De rechtbank wijst het verzoek af, omdat zij zich op basis van voornoemde rapporten met betrekking tot de persoon van de verdachte, de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van verdachte en de kans op herhaling van strafbare feiten waardoor de veiligheid van anderen danwel de algemene veiligheid van personen of goederen in gevaar wordt gebracht, voldoende voorgelicht acht.
Gezien de inhoud van vorenbedoelde rapporten en het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzittingen van de verdachte heeft gekregen acht de rechtbank termen aanwezig het advies op te volgen.
De rechtbank zal de verdachte ter beschikking stellen, nu het door verdachte begane feit, als bewezenverklaard onder primair, een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en zij op grond van het vorenoverwogene van oordeel is, dat de veiligheid van anderen danwel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist, waarbij de rechtbank mede in aanmerking heeft genomen de ernst van het begane feit.
De rechtbank zal bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd, nu zij, op grond van het vorenoverwogene, van oordeel is dat de algemene veiligheid van personen de verpleging eist.
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf welke onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met:
de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving;
de omstandigheid dat verdachte reeds eerder terzake geweldsmisdrijven is veroordeeld;
het gewelddadig karakter van het bewezen verklaarde en de maatschappelijke onrust die mede daarvan het gevolg is;
de mate waarin het bewezenverklaarde persoonlijk leed aan de nabestaanden van het slachtoffer heeft toegebracht.
De op te leggen straf en maatregel zijn behalve op voormeld artikel gegrond op de artikelen 10, 27, 37a en 37b van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSINGEN:
De rechtbank
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder
primairten laste gelegde, zoals hiervoor is omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte onder
primairmeer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart dat het bewezenverklaarde het hiervoor vermelde strafbaar feit oplevert en dat verdachte strafbaar is;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld en beveelt dat hij van overheidswege zal worden verpleegd;
veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tevens tot een
gevangenisstrafvoor de tijd van
zeven jaren;
beveelt dat de tijd door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering, in voorlopige hechtenis en in detentie in het buitenland ingevolge een Nederlands verzoek om uitlevering is doorgebracht, bij de uitvoering van de aan veroordeelde opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. A.J. Hazen, voorzitter, mr. A.S. Arnold en mr. E.H.A.F.M. Krol, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.W.J.H. Coumans, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 november 2000.