6.3Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Ernst van de gedragingen
De verdachte heeft zich op 16 juni 2024 schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval. Hij is, mede gelet op zijn beginnend bestuurderschap, onder behoorlijke invloed van alcohol en naar eigen zeggen na enig gebruik van cocaïne, lachgas en wiet, in de auto gestapt om enkele vrienden midden in de nacht naar huis te brengen na een festival en om daarna met andere vrienden nog ergens naartoe te gaan. Hoewel het gebruik van de andere middelen dan alcohol, gemeten na aankomst op het politiebureau, geen overschrijding van wettelijke normen heeft opgeleverd, tekent dit naar het oordeel van de rechtbank toch de nonchalance waarmee de verdachte de verkeersregels heeft veronachtzaamd. Kennelijk boeide het de verdachte totaal niet wat hij als bestuurder van een motorvoertuig allemaal uithaalde. De impulsieve, ondoordachte beslissing die de verdachte die nacht heeft genomen om de rotonde op de Rijksweg in Linne met een veel te hoge snelheid in tegengestelde richting te nemen, heeft het leven gekost aan de 18-jarige [het slachtoffer] .
De rechtbank neemt het de verdachte bijzonder kwalijk dat hij zich zodanig roekeloos heeft gedragen in het verkeer, dat er wel bijna ongelukken van moesten komen. Nederland is een druk land, en zoals gebleken is, is er altijd verkeer op de weg. In alle omstandigheden behoor je als verkeersdeelnemer rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van ander verkeer. Niet alleen de verdachte in zijn auto met andere inzittenden, niet alleen [het slachtoffer] op haar bromfiets, maar ook nog een andere fietser reed ter plekke, ieder naar zijn of haar eigen bestemming. Het is ronduit bizar om te bedenken een rotonde aan de verkeerde kant te nemen, omdat dat korter of sneller is, zelfs al is het midden in de nacht.
De rechtbank volgt de verdachte dan ook niet waar deze aangeeft dat hij een domme fout heeft gemaakt. Nee, alle beslissingen, die de verdachte genomen heeft in die nacht, heeft hij zelf gemaakt en had hij anders kunnen en vooral behoren te maken. De verdachte draagt een volle verantwoordelijkheid en daarmee ook een volle aansprakelijkheid voor het gebeurde.
Het leed dat de verdachte hiermee aan de nabestaanden van [het slachtoffer] heeft berokkend, is diep en onherstelbaar. Voor hen betekent dit een tragisch en onomkeerbaar verlies, zoals door de moeder en de zus van [het slachtoffer] op aangrijpende wijze verwoord bij gelegenheid van hun spreekrecht. [het slachtoffer] was, net als de verdachte, 18 jaar oud en was vol met toekomstplannen. Het betreft leed dat op geen enkele wijze zal kunnen worden gecompenseerd.
Persoon van de verdachte
De verdachte is een jongen van (inmiddels) 19 jaar oud met een blanco strafblad. Op de dag van het verkeersongeval was hij 18 jaar oud en had hij nog maar drie maanden zijn autorijbewijs. Hij verklaarde op de zitting al wel een aantal boetes te hebben gekregen voor het overschrijden van de maximumsnelheid (“geflitst”).
De rechtbank heeft ter terechtzitting de indruk gekregen dat de verdachte het laakbare van zijn handelen inziet en dat hij ook zelf gebukt gaat onder de gevolgen. Zelf noemt hij het de grootste fout van zijn leven. Op de zitting heeft de verdachte zijn spijt betuigd en berouw getoond. Hij heeft de foto van [het slachtoffer] tijdens de zitting bekeken en heeft tijdens het spreekrecht de nabestaanden aangekeken, waarmee hij zich meer volwassen heeft getoond dan ten tijde van het verkeersongeval. Dat de verdachte een bereidheid heeft getoond om ooit in contact te treden met de nabestaanden wanneer zij dat zouden wensen, is gesteld en gebleken.
De straf
De rechtbank realiseert zich dat geen straf ooit recht zal kunnen doen aan het leed van de nabestaanden, familie en vrienden van [het slachtoffer] . Het gaat om een zeer ernstig strafbaar feit met onomkeerbare gevolgen. Voor de verdachte moet duidelijk zijn dat dergelijk risicovol gedrag in het verkeer onaanvaardbaar is. Hij had op meerdere momenten andere beslissingen kunnen en moeten nemen. Deelname aan het verkeer brengt een grote verantwoordelijkheid voor de veiligheid en het leven van anderen met zich.
De rechtbank is van oordeel dat, mede vanuit het oogpunt van vergelding en generale preventie, en gelet op de ernst van het bewezenverklaarde, niet kan worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die (deels) onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming inhoudt. Het wettelijke strafmaximum dat volgens artikel 175, lid 2 jo. lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994 voor het onder feit 1, subsidiair bewezenverklaarde kan worden opgelegd, is een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaren. Het is apert dat de wetgever hiermee tot uitdrukking heeft willen brengen dat door roekeloosheid veroorzaakte dodelijke verkeersongevallen, zeker wanneer deze onder invloed van alcohol begaan zijn, louter serieus te bestraffen zijn.
De optie om een alternatieve straf op te leggen is eenvoudigweg niet aan de orde in deze zaak.
Toepassing van het jeugdstrafrecht
De rechtbank heeft rekening gehouden met het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies van 9 september 2025. In het advies komt het beeld naar voren van iemand die jonger overkomt dan zijn leeftijd, impulsief gedrag vertoont, ondoordachte keuzes maakt en minder goed de gevolgen van zijn handelen kan overzien. De reclassering beschrijft de verdachte als iemand die hulp en sturing nodig heeft en daar ook nog voor openstaat. De verdachte zit in zijn laatste jaar van de beroepsbegeleidende opleiding tot monteur. De reclassering acht het zeer wenselijk dat hij zijn werk en opleiding kan behouden om zo de opleiding te kunnen afronden en zijn diploma te behalen, en adviseert het jeugdstrafrecht toe te passen en in te zetten op gezinsgerichte pedagogische hulpverlening en begeleiding. Mocht de rechtbank overwegen een vrijheidsstraf op te leggen, dan adviseert de reclassering om de verdachte te plaatsten in een [Instelling] zodat hij zijn beroepsbegeleidende opleiding kan afmaken.
Ten aanzien van het advies van de reclassering om het jeugdstrafrecht toe te passen, overweegt de rechtbank het volgende.
De verdachte was ten tijde van het plegen van het strafbare feit meerderjarig, zodat in beginsel het volwassenenstrafrecht van toepassing is. In artikel 77c Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de rechtbank, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van een jongvolwassen dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het jeugdstrafrecht kan toepassen.
In de aard en de ernst van het delict en de omstandigheden waaronder het delict is begaan ziet de rechtbank geen grond om tot toepassing van het jeugdstrafrecht over te gaan. De leeftijd van de verdachte, zijn houding, zijn vaardigheden en met name zijn psychosociaal functioneren geven echter wel reden om af te wijken van de hoofdregel van berechting volgens het meerderjarigenstrafrecht. De nog niet uitgerijpte persoonlijkheid van de verdachte, gecombineerd met de omstandigheid dat hij nog leerbaar is, maken dat de rechtbank kiest voor een vrijheidsbenemende straf die de verdachte de ruimte biedt om zich verder te scholen en ontwikkelen. De rechtbank zal de verdachte daarom berechten conform het jeugdstrafrecht.
De rechtbank heeft de oproep van de moeder van [het slachtoffer] , bij gelegenheid van haar spreekrecht gedaan, om de verdachte naar meerderjarigenstrafrecht te berechten, serieus beluisterd en deze ook in haar beraadslagingen betrokken. In feite is naar logica weinig af te dingen op hetgeen zij onder de aandacht heeft gebracht, te weten dat een meerderjarige die als 18-jarige wettelijk de rijbevoegdheid verleend heeft gekregen en een auto bestuurt op de openbare weg, zich heel volwassen zal voelen, maar zich ook volwassen behoort te gedragen, en dat het tegen die achtergrond raar zou zijn om diegene als hij zich als bestuurder van een motorrijtuig aan ernstig strafbaar gedrag schuldig maakt, ineens als jeugdige te gaan berechten. Niettemin is het op dit punt de keuze van de wetgever geweest om deze optie in de wet op te nemen, in de gevallen die daartoe aanleiding geven.
Ten slotte acht de rechtbank de toepassing van het jeugdstrafrecht aangewezen, teneinde heel concreet te voorkomen dat de verdachte, zoals hij is, bij tenuitvoerlegging van de vrijheidsbenemende straf geplaatst zal worden in een gevangenispopulatie met alleen maar volwassen medegedetineerden.
De rechtbank acht - net als de officier van justitie - een jeugddetentie van 24 maanden met aftrek passend. In het jeugdstrafrecht is uitdrukkelijk de koppeling tussen strafmaximum en feit losgelaten, maar is voorzien in andere, generieke, maximumstraffen die voor jeugdigen kunnen worden opgelegd, naar gelang hun leeftijd. Voor de verdachte is een jeugddetentie van vierentwintig maanden de maximale. De zwaarte van het bewezenverklaarde maakt oplegging van deze straf verdiend en volstrekt proportioneel. De rechtbank zal een deel van die straf, groot 8 maanden, voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van 2 jaren en met oplegging van de door de reclassering geadviseerde begeleiding vanuit de jeugdreclassering, ambulante behandeling en de verplichting tot het volgen van onderwijs. De verdediging heeft de rechtbank nog in overweging gegeven om de traumabehandeling in een vrijwillig kader te laten plaatsvinden, omdat traumabehandeling in een verplicht kader ook averechts kan werken. Desondanks acht de rechtbank traumabehandeling in een vrijwillig kader te vrijblijvend. De rechtbank gaat ervan uit dat de instelling die de (trauma)behandeling zal verzorgen oog heeft voor de mogelijk averechtse effecten en de behandeling zo nodig zal aanpassen. De gecertificeerde instelling Bureau Jeugdzorg Limburg wordt aangewezen als toezichthouder. De rechtbank ziet geen meerwaarde in het afzonderlijk opleggen van de leerstraf Tools4U, omdat de verdachte zowel binnen het kader van zijn jeugddetentie als in het kader van de daarna toepasbare ambulante behandeling al persoonlijke begeleiding, behandeling en ondersteuning zal krijgen. De rechtbank adviseert in het kader van de uitvoering van de jeugddetentie om de verdachte te laten plaatsen in de [Instelling] .
Naast de jeugddetentie zal de rechtbank, eveneens zoals geëist, ter bescherming van de verkeersveiligheid, aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen van 4 jaren, met aftrek van de tijd dat het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest. De verdachte heeft de rijbevoegdheid die hem is verleend hoegenaamd niet waargemaakt; hij heeft integendeel, door alom te zondigen tegen de verschillende verkeersregels, aangetoond dat hij niet kan omgaan met de vrijheid van het mogen besturen van een auto, zodat hem dit voorlopig door de rechtbank zal worden ontzegd. Dit betekent ook dat hij voorlopig niet opnieuw rijles zal mogen nemen of voor zijn rijbewijs zal mogen opgaan.
De rechtbank realiseert zich de ongemakken die de verdachte zal ondervinden met jeugddetentie en ontzegging van de rijbevoegdheid, maar realiseert zich nog meer dat aan [het slachtoffer] geen enkel perspectief op wat dan ook is gegeven, doordat de verdachte haar doodgereden heeft. Wat aan de verdachte met het vorenstaande is opgelegd is welbeschouwd verwaarloosbaar tegenover het overlijden van [het slachtoffer] , de verdachte zal op zijn minst door deze zure appel heen mogen bijten. De weegschaal, die de rechter symbolisch hanteert bij de berechting, voldoet vanzelfsprekend niet in zaken als de onderhavige, herstel van het evenwicht zal nooit gevonden kunnen worden.