Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummers : 11851758 BM VERZ 25-4086,
11851759 MS VERZ 25-1210,
11815141 BM VERZ 25-3658 en
11815142 MS VERZ 25-1107
datum : 11 september 2025
beschikking op twee verzoeken tot onderbewindstelling en tot instelling mentorschap
in de zaken 11815141 BM VERZ 25-3658 en 11815142 MS VERZ 25-1107 op verzoek van:
Stichting Sevagram Zorgcentra,
gevestigd te 6419 PB Heerlen, Henri Dunantstraat 3,
hierna te noemen: de instelling,
in de zaken 11851758 BM VERZ 25-4086, 11851759 MS VERZ 25-1210 op verzoek van:
[verzoeker] ,
wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] ,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
in alle zaken met betrekking tot:
[betrokkene] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1948,
wonende te [woonplaats 2] , [adres 2] ,
inmiddels verblijvende te [verblijfplaats] , [adres 3] ,
hierna te noemen: betrokkene.
procedure
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
in de zaken 11815141 BM VERZ 25-3658 en 11815142 MS VERZ 25-1107:
- het verzoek van de instelling (met bijlagen), ontvangen op 29 juli 2025;
- de bereidverklaring van de door de instelling voorgestelde mentor en bewindvoerder;
in de zaken 11851758 BM VERZ 25-4086, 11851759 MS VERZ 25-1210:
- het verzoek van [verzoeker] (met bijlagen), ontvangen op 25 augustus 2025;
- de bereidverklaring van [verzoeker] om te worden benoemd tot bewindvoerder en mentor.
De verzoeken zijn mondeling behandeld op 4 september 2025.
beoordeling
Gelet op de samenhang tussen de verzoeken worden die gezamenlijk behandeld.
Iedereen, inclusief betrokkene, is het erover eens dat een bewind en mentorschap moet worden ingesteld, omdat betrokkene vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand onvoldoende in staat is haar vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Daarom zal de kantonrechter een bewind en mentorschap instellen. De vraag is echter wie benoemd moet worden als bewindvoerder en mentor, en of het bewind gepubliceerd moet worden.
Ten aanzien van wie benoemd moet worden, geldt het volgende.
In artikel 1:435 lid 1 BW staat dat de rechter die het bewind instelt daarbij of zo spoedig mogelijk erna een bewindvoerder benoemt en dat hij zich vergewist van de bereidheid en zich een oordeel vormt over de geschiktheid van de te benoemen persoon. In artikel 1:452 lid 1 BW staat hetzelfde over mentorschap.
In het derde lid staat dat de rechter bij de benoeming de uitdrukkelijke voorkeur van betrokkene volgt, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
Betrokkene heeft haar voorkeur uitgesproken op de mondelinge behandeling. Zij wil dat [verzoeker] bewindvoerder/mentor wordt. Gegronde redenen die zich tegen zijn benoeming verzetten zijn niet aangevoerd. Weliswaar zijn er zaken sinds het overlijden van de echtgenoot van betrokkene niet goed verlopen, wat terecht naar voren is gebracht door de professionele bewindvoerder/mentor, maar zowel uit de schriftelijke verklaringen in het dossier als uit dat wat op zitting naar voren is gebracht, blijkt dat dit het gevolg is van handelen van de jongste broer, niet van [verzoeker] . Deze zaken leveren dus geen gegronde redenen op om de voorkeur van betrokkene te negeren. Nu er geen gegronde redenen zijn [verzoeker] niet te benoemen, hij bereid is de taak op zich te nemen en tevens geschikt lijkt te zijn op te treden als bewindvoerder en mentor, moet [verzoeker] worden benoemd.
Zelfs indien in het voordeel van de instelling en de professionele bewindvoerder/mentor wordt aangenomen dat betrokkene niet in staat is haar wil kenbaar te maken, volgt uit het vierde lid eveneens dat benoeming van [verzoeker] de voorkeur geniet boven het benoemen van een professionele bewindvoerder/mentor. Immers is daar bepaald dat bij voorkeur de echtgenoot, of als die er niet is, ouders/kinderen/broers/zussen worden benoemd als bewindvoerder/mentor. Linksom of rechtsom komt de kantonrechter dus bij [verzoeker] uit, die in het verleden bewindvoerder is geweest van zijn zoon en dus weet van de hoed en de rand van het bewindvoerderschap.
Dan ten aanzien van de vraag of het bewind gepubliceerd moet worden in het centraal curatele en bewindregister, als bedoeld in artikel 1:391 BW. De instelling heeft in het verzoek aangegeven dat dit nodig is, maar niet gemotiveerd waarom. [verzoeker] heeft niet aangegeven dat dit nodig is. Aangezien mevrouw in een instelling woont, valt niet zonder meer in te zien waarom publicatie van het bewind nodig is, reden waarom dit vooralsnog niet zal worden uitgesproken. Mocht in de toekomst blijken dat publicatie wel nodig is, dan kan hiervoor te zijner tijd nog een verzoek worden ingediend.
beslissing
De kantonrechter:
- stelt met ingang van de dag na de datum van verzending van deze beschikking een bewind in over de goederen die
[betrokkene](zullen) toebehoren vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand;
[betrokkene](zullen) toebehoren vanwege haar lichamelijke of geestelijke toestand;
- stelt met ingang van de dag na de datum van verzending van deze beschikking een mentorschap in ten behoeve van
[betrokkene]vanwege haar geestelijke of lichamelijke toestand;
[betrokkene]vanwege haar geestelijke of lichamelijke toestand;
- benoemt met ingang van de dag na de datum van verzending van deze beschikking tot bewindvoerder en mentor:
[verzoeker], wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] .
[verzoeker], wonende te [woonplaats 1] , [adres 1] .
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. Drenth, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2025.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.