ECLI:NL:RBLIM:2025:9290

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11613051 \ CV EXPL 25-1492
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over bemiddeling bij verkoop van mobiele ziekenhuizen en recht op commissie

In deze zaak vordert eiser, H.O.D.N. [handelsnaam 1], betaling van een commissie van € 20.570,00 van gedaagde, H.O.D.N. [handelsnaam 2], voor bemiddelingswerkzaamheden bij de verkoop van mobiele ziekenhuizen. De procedure begon met een dagvaarding op 17 maart 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 1 september 2025. Eiser en gedaagde hebben in de periode van februari 2022 tot en met november 2023 veelvuldig gecommuniceerd over de verkoop van de ziekenhuizen, maar de verkoop is uiteindelijk niet tot stand gekomen. Gedaagde heeft de verkoop van een ziekenhuis via een online veiling gerealiseerd, maar stelt dat eiser geen recht heeft op een commissie omdat de koper, Energy Gate Europe, heeft verklaard eiser niet te kennen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er sprake is van een bemiddelingsovereenkomst en dat eiser geen recht heeft op loon, omdat hij niet heeft aangetoond dat zijn bemiddeling heeft geleid tot de verkoop. De vorderingen van eiser zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11613051 \ CV EXPL 25-1492
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van
[eiser] , H.O.D.N. [handelsnaam 1],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. H.J. Smit,
tegen
[gedaagde] , H.O.D.N. [handelsnaam 2],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. J.P.H.J. Hermans.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding, tevens eis in incident, van 17 maart 2025 met producties 1 tot en met 14;
- de conclusie van antwoord, tevens antwoord in incident, met producties A tot en met F;
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald;
- de mondelinge behandeling van 1 september 2025, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] handelt in diverse zaken en heeft veel ervaring opgedaan op de Oost-Europese markt. [gedaagde] handelt in multifunctionele trailers en in mobiele ziekenhuizen.
2.2.
In februari 2022 ontstaat tussen partijen voor het eerst contact over de verkoop van de mobiele ziekenhuizen, bestemd voor gebruik daarvan in Oekraïne.
2.3.
Vervolgens hebben partijen veelvuldig per Whatsapp gecorrespondeerd over de verkoop van de mobiele ziekenhuizen. [eiser] heeft in dat kader meerdere contacten gelegd en potentiële kopers benaderd.
2.4.
In juni 2022 lijkt er vaart te komen in de verkoop van één mobiel ziekenhuis. Op 10 juni 2022 corresponderen partijen per Whatsapp als volgt over offertes die [gedaagde] heeft opgesteld:

[eiser] : Vraag in de 3 offertes heb je een deel transport en het ziekenhuis zelf. (+5% mijndeel op het geheel).
Kun je me die verdeling per offerte is aangeven:
€ ziekenhuis incl 5 %
€ transport incl 5%
€ totaal incl 5%
Thx
(…)
[gedaagde] : Over de medische spullen betaal ik geen commissie. Maar ik ga het wel even omschrijven, zodat je weet waar jij wat aan verdient.
2.5.
Uiteindelijk stagneert de verkoop. Op 12 oktober 2022 meldt [gedaagde] aan [eiser] dat defensie de levering van het mobiele ziekenhuis blokkeert omdat het ziekenhuis niet aan de Nederlandse defensie-eisen voldoet.
2.6.
In de periode van december 2022 tot en met mei 2023 hebben partijen nog regelmatig contact over de mogelijke verkoop van de mobiele ziekenhuizen aan verschillende potentiële kopers. [gedaagde] geeft diverse contactgegevens door aan [eiser] en vraagt hem om deze contacten te benaderen.
2.7.
In juni 2023 vraagt [gedaagde] aan [eiser] of hij contact kan opnemen met de EEG, met de heer [naam] . Dit leidt uiteindelijk tot het opstellen van een offerte. [gedaagde] stuurt aan [eiser] dat bij een verkoopprijs van € 1,6 miljoen per ziekenhuis een bedrag van € 100.000,00 per ziekenhuis voor [eiser] is.
2.8.
Alle inspanningen van [eiser] en [gedaagde] leiden uiteindelijk niet tot een verkoop. Uit financiële overwegingen besluit [gedaagde] om één mobiel ziekenhuis te koop aan te bieden via de online veilingsite van [naam veilingsite] . [eiser] deelt de link van de online veiling in zijn netwerk in Oekraïne.
2.9.
Het ziekenhuis wordt op de veiling verkocht aan Energy Gate Europe Sp.z o.o. (hierna te noemen: Energy Gate Europe) voor een bedrag van € 340.000,00.
2.10.
[eiser] meldt op 7 november 2023 aan [gedaagde] dat hij een beloning verwacht voor al het werk dat hij in de verkoop heeft gestoken.
2.11.
[gedaagde] bericht op 14 november 2023 aan [eiser] dat hij geen aanwijzingen heeft dat de koper via [eiser] is gekomen. Hij wijst [eiser] erop dat hij nog twee ziekenhuizen heeft en meldt dat [eiser] zoals besproken een commissie krijgt als hij de klant aanbrengt die een ziekenhuis koopt.
2.12.
[eiser] antwoordt daarop op 15 november 2023 aan [gedaagde] :

(…) ik ga en wil weten hoe het zit, en verwacht dat het uit mijn netwerk komt (direct of indirect) Ik heb bergen werk verzet voor jou, ik heb recht op een vergoeding, vandaar mijn vriendelijke app om naar een gentleman geste te vragen, maar nee, je schermt mij af. Niets gegund! Je krijgt netjes een 5% factuur van mij tot jij het bewijst dat het niet van mijn kwam.”.
2.13.
[eiser] stuurt op 20 november 2023 aan [gedaagde] een factuur van 5% van de koopprijs inclusief btw aan [gedaagde] , in totaal € 20.570,00.
2.14.
[gedaagde] is niet tot betaling van deze factuur overgegaan, ook niet na correspondentie tussen zijn gemachtigde en de (voormalige) gemachtigde van [eiser] , de heer [naam gemachtigde] .
2.15.
In de e-mail van 27 februari 2024 van de heer [naam gemachtigde] aan de gemachtigde van [gedaagde] vermeldt [naam gemachtigde] :

(…)Opdrachtgever in kwestie zal gewoon bekend moeten maken in de vorm van een kopie factuur waar het mobiele Hospital aan verkocht is. De heer [eiser] is zich er ook van bewust dat de aankopen van dit mobiele Hospital ook buiten zijn leads om verkocht zou kunnen zijn. Daarom dient de heer [gedaagde] direct inzage te geven in de factuur die gemaakt is voor de aankopende partij.(…)
De commissie factuur blijft dan ook overeind staan totdat er informatie bekend is over de aankopende partij in de vorm van de factuur die opgemaakt is en tijden van de verkoop(…)”.
2.16.
In een e-mail van 6 mei 2024 heeft [naam board member] , management board member bij Energy Gate Europe, aan [gedaagde] verklaard dat hij [eiser] niet kent en nooit hem heeft gecommuniceerd over de aankoop van het mobiele ziekenhuis.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair: [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 23.185,32, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 20.570,00 vanaf 10 augustus 2024 tot de dag van volledige betaling;
Subsidiair: [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een redelijk loon voor de verrichte werkzaamheden, zijnde een bedrag gelijk aan 5% commissie, te weten € 20.570,00 of een door de kantonrechter te bepalen bedrag, te vermeerderen met de buitengerechtelijke kosten van € 980,70;
Primair en subsidiair: [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat hij met [gedaagde] een overeenkomst van opdracht zoals bedoeld in artikel 7:400 BW heeft gesloten, op grond waarvan [gedaagde] hem heeft verzocht om te bemiddelen in de verkoop van de mobiele ziekenhuizen. Op grond van artikel 7:405 lid 1 BW is [gedaagde] voor de verrichte werkzaamheden een redelijk loon aan [eiser] verschuldigd. Omdat [gedaagde] niet tot betaling van de factuur van [eiser] is overgegaan, vordert [eiser] tevens de buitengerechtelijke incassokosten van [gedaagde] .
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de proceskosten. [gedaagde] voert aan dat partijen een bemiddelingsovereenkomst hebben gesloten en zijn overeengekomen dat [eiser] alleen een beloning zou krijgen als de verkoop van het mobiele ziekenhuis tot stand zou komen via zijn bemiddeling. Nu de koper heeft verklaard dat hij [eiser] niet kent en dus ook niet via hem het mobiele ziekenhuis heeft gekocht, is [gedaagde] aan [eiser] geen vergoeding verschuldigd, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiser] heeft ten aanzien van de door hem ingestelde incidentele vordering tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat [gedaagde] daaraan heeft voldaan middels het overleggen van de gevraagde stukken bij conclusie van antwoord zodat daarop geen verdere beslissing meer genomen hoeft te worden. De kantonrechter heeft dit opgevat als een intrekking van de incidentele vordering en zal deze dan ook verder buiten beschouwing laten.
4.2.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:400 BW volgt dat een overeenkomst van opdracht de overeenkomst is waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich jegens de andere partij, de opdrachtgever, verbindt, anders dan op grond van een arbeidsovereenkomst, werkzaamheden te verrichten die in iets anders bestaan dan het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard, het bewaren van zaken, het uitgeven van werken of het vervoeren of doen vervoeren van personen of zaken. Uit artikel 7:425 BW volgt dat een bemiddelingsovereenkomst een specifiekere vorm van een overeenkomst van opdracht is, namelijk de overeenkomst van opdracht waarbij de ene partij, de opdrachtnemer, zich tegenover de andere partij, de opdrachtgever, verbindt tegen loon als tussenpersoon werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een of meer overeenkomsten tussen de opdrachtgever en derden.
4.3.
De vraag die in deze zaak centraal staat is welke soort overeenkomst partijen met elkaar hebben gesloten. De kantonrechter stelt vast dat [eiser] in zijn dagvaarding de overeenkomst tussen partijen in alinea 74 nog kwalificeert als een overeenkomst van opdracht maar dat hij in alinea 76 schrijft dat het juist [gedaagde] is die erkent dat sprake is van een bemiddelingsovereenkomst. Hieruit volgt dat [eiser] dus zelf ook van mening is dat sprake is van een bemiddelingsovereenkomst. Dit blijkt ook uit de hierboven in 2.4, 2.12 en 2.15 genoemde en geciteerde correspondentie. Daaruit leidt de kantonrechter immers af dat [eiser] zelf ook van mening is dat hij alleen recht heeft op een betaling van 5% van de verkoopprijs van het mobiele ziekenhuis als de lead naar de koper van hem is gekomen. [eiser] heeft niet gesteld dat hij ook loon van [gedaagde] zou ontvangen als de koopovereenkomst zonder zijn bemiddeling tot stand zou zijn gekomen of dat hij op enig moment loon zou ontvangen voor de door hem verrichte werkzaamheden zonder dat sprake was van een verkoop van het mobiele ziekenhuis. Partijen hebben steeds en alleen gesproken over een beloning van [eiser] , die gekoppeld was aan de totstandkoming van een verkoopovereenkomst via zijn bemiddeling. Gelet op het voorgaande kwalificeert de kantonrechter de overeenkomst tussen partijen als een bemiddelingsovereenkomst zoals bedoeld in artikel 7:425 BW.
4.4.
Voor wat betreft de beloning van bemiddeling is in artikel 7:426 lid 1 BW bepaald dat de tussenpersoon recht heeft op loon, zodra door zijn bemiddeling de overeenkomst tussen de opdrachtgever en de derde tot stand is gekomen.
4.5.
[gedaagde] heeft in zijn conclusie van antwoord de identiteit van de koper van het mobiele ziekenhuis bekend gemaakt, namelijk Energy Gate Europe. Tevens heeft hij een e-mail overgelegd waarin [naam board member] , management board member bij Energy Gate Europe, verklaart dat hij nog nooit van [eiser] heeft gehoord en dus ook niet met hem heeft gecommuniceerd over de koop van het mobiele ziekenhuis. [eiser] heeft de juistheid van de verklaring van dhr. [naam board member] niet weersproken en heeft ook op geen enkele manier aangetoond dat hij ook maar enige rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van de koop van het mobiele ziekenhuis door Energy Gate Europe. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling nog aangevoerd dat het voor hem moeilijk is om na te gaan waar het ziekenhuis uiteindelijk terecht is gekomen. De koper is een Pools bedrijf dat volgens [eiser] enkel heeft betaald om het ziekenhuis toch in Oekraïne te krijgen en moet dus toch via een connectie van hem zijn gekomen. Nu [eiser] deze blote stellingen op geen enkele manier heeft onderbouwd, kan niet worden vastgesteld dat Energy Gate Europe door zijn bemiddeling het mobiele ziekenhuis heeft gekocht. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 7:426 lid 1 BW kan [eiser] daarom ook geen aanspraak maken op enig loon. De kantonrechter zal daarom zowel de primaire als de subsidiaire vordering afwijzen, nu deze vorderingen allebei zien op een redelijk loon voor de bemiddelingswerkzaamheden van [eiser] .
4.6.
Aangezien de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen treffen de vorderingen ten aanzien van de wettelijke handelsrente en de buitengerechtelijke incassokosten hetzelfde lot.
4.7.
[eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten (inclusief nakosten). De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als hij niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.
LC