ECLI:NL:RBLIM:2025:92

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
11346502 \ EZ VERZ 24-341
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot machtiging verwerping kleinkindlegaat door ouders

In deze zaak hebben de ouders van een minderjarig kind een verzoek ingediend bij de kantonrechter om een machtiging te verlenen voor de verwerping van een kleinkindlegaat. De erflater, de grootvader van het minderjarige kind, had bij testament een bewind ingesteld over het legaat en benoemde een testamentair bewindvoerder. De ouders, als wettelijk vertegenwoordigers van hun kind, kunnen geen verzoek tot machtiging indienen omdat de wet bepaalt dat de testamentair bewindvoerder het legaat moet aanvaarden of verwerpen. De kantonrechter heeft op 8 januari 2025 geoordeeld dat de ouders niet-ontvankelijk zijn in hun verzoek, omdat zij niet het bewind voeren over het kleinkindlegaat. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de wet geen mogelijkheid biedt om de kantonrechter te verzoeken om een machtiging voor de verwerping van het kleinkindlegaat. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de ouders zijn in hun verzoek niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 11346502 \ EZ VERZ 24-341
Beschikking van de kantonrechter van 8 januari 2025
op het verzoek van:
[vader],
wonende te [plaatsnaam 1] ,
verzoeker,
procederend in persoon,
en
[moeder],
wonende te [plaatsnaam 1] ,
verzoekster,
procederend in persoon,
in hun hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van de minderjarige:
[minderjarig kind], geboren te [plaatsnaam 1] op [geboortedatum] 2009.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 9 oktober 2024 ter griffie ontvangen verzoekschrift met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 26 november 2024. Verzoeker sub 1, de vader van [minderjarig kind] , is verschenen. Verzoekster sub 2, de moeder van [minderjarig kind] , is zoals vooraf aangekondigd, niet verschenen. Verzoeker sub 1 heeft, eveneens gelet op de mededeling namens verzoekster sub 2 in het e-mailbericht van 31 oktober 2024, mede namens verzoekster sub 2 het woord gevoerd.
1.3.
Vervolgens heeft de kantonrechter beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op [overlijdensdatum] 2024 is in [plaatsnaam 2] overleden [erflater] , geboren te [plaatsnaam 1] op [geboortedatum] 1943. Erflater woonde in de gemeente Horst aan de Maas.
2.2.
Erflater is de opa van [minderjarig kind] . Hij heeft bij testament van 12 november 2020 over zijn nalatenschap beschikt. Erflater heeft blijkens zijn testament aan ieder van zijn kleinkinderen een bedrag gelegateerd. Het gelegateerde bedrag is gelijk aan het bedrag dat de kleinkinderen op het moment van opeisbaarheid uit zijn nalatenschap maximaal vrij van erfbelasting mogen ontvangen. Over het moment van opeisbaarheid heeft erflater op bladzijde 2 van zijn testament een bepaling opgenomen. Erflater heeft het door zijn kleinkinderen te ontvangen bedrag gemaximeerd tot € 25.000,00, indien en voor zover de vrijstelling op het moment van opeisbaarheid boven dit bedrag is gelegen.
2.3.
Erflater heeft bij testament eveneens een bewind ingesteld over al hetgeen door een kleinkind uit zijn nalatenschap wordt verkregen. Hij heeft tot bewindvoerder benoemd zijn [dochter] , tevens zus van verzoeker sub 1.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekers vragen de kantonrechter een machtiging te verlenen om namens hun minderjarige zoon [minderjarig kind] het kleinkindlegaat te verwerpen.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat verzoekers niet in hun verzoek kunnen worden ontvangen. Zij overweegt daartoe het volgende.
4.2.
Verzoekers voeren, als gezaghebbende ouders van [minderjarig kind] , in beginsel het bewind over zijn vermogen. Dit volgt uit lid 1 van artikel 1:253i van het Burgerlijk Wetboek. In lid 4 van dit artikel is echter een uitzondering op die regel opgenomen, die zich in dit geval voordoet. In lid 4 aanhef en sub c is namelijk bepaald dat van het bepaalde in lid 1 kan worden afgeweken
“indien hij die een minderjarige goederen schenkt of vermaakt, bij de gift, onderscheidenlijk bij de uiterste wilsbeschikking, heeft bepaald dat een ander het bewind over die goederen zal voeren.”Die situatie doet zich hier voor. Erflater heeft immers een bewind zoals bedoeld in artikel 4:153 BW ingesteld over hetgeen door zijn kleinkinderen uit zijn nalatenschap wordt verkregen. Nu sprake is van een testamentair bewind is het dus de testamentair bewindvoerder die, met uitsluiting van de ouders, het bewind voert over al hetgeen door [minderjarig kind] als kleinkind uit de nalatenschap wordt verkregen - waaronder dus het kleinkindlegaat - en is zij degene die bevoegd is om dit legaat al dan niet te aanvaarden. Het gevolg van het feit dat verzoekers als gezaghebbende ouders van hun zoon [minderjarig kind] niet het bewind voeren over het kleinkindlegaat, is dat zij een verzoek als dit niet kunnen indienen. De kantonrechter verwijst naar het bepaalde in artikel 4:173 BW. Verzoekers zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek.
4.3.
De kantonrechter overweegt ten overvloede en ter voorkoming van een nieuwe door de testamentair bewindvoerder te starten procedure, dat de wet bovendien niet voorziet in de mogelijkheid om de kantonrechter te verzoeken een machtiging te verlenen tot verwerping van het kleinkindlegaat dat in deze zaak aan de orde is.
4.4.
Op grond van artikel 4:193 lid 1 Burgerlijk Wetboek (BW) kan een wettelijk vertegenwoordiger van een erfgenaam voor deze een nalatenschap of een aandeel daarin niet zuiver aanvaarden en behoeft deze voor een verwerping een machtiging van de kantonrechter. Hij is verplicht een verklaring van beneficiaire aanvaarding of van verwerping af te leggen binnen drie maanden vanaf het tijdstip waarop de nalatenschap, of een aandeel daarin, de erfgenaam toekomt. Als de wettelijk vertegenwoordiger de termijn laat verlopen, dan geldt de nalatenschap als door de erfgenaam beneficiair aanvaard. Met dit artikel is geregeld dat (onder andere) een minderjarige erfgenaam niet met zijn eigen vermogen aansprakelijk is voor de schulden van de nalatenschap. Deze bepaling is echter niet van toepassing op het legaat. Daar speelt namelijk niet het risico dat de legataris na aanvaarding van het legaat verplicht is de schulden van de nalatenschap ten laste van zijn overige vermogen te voldoen.
4.5.
Ook artikel 1:345 BW is niet van toepassing in dit geval. Uit het bepaalde in lid 1 onder c van dit artikel volgt dat de wettelijk vertegenwoordiger machtiging van de kantonrechter behoeft om een making of gift, waaraan lasten of voorwaarden zijn verbonden, aan te nemen. Een (kleinkind)legaat is een making, maar in het onderhavige geval zijn aan het (kleinkind)legaat geen lasten of voorwaarden verbonden.
4.6.
De conclusie is dan ook dat het aan de testamentair bewindvoerder is om te bepalen of het kleinkindlegaat wel of niet wordt aanvaard. Daarvoor is geen rechterlijke machtiging vereist. De kantonrechter wijst er wel op dat het niet-aanvaarden van het kleinkindlegaat door de testamentair bewindvoerder mogelijk kan leiden tot de conclusie dat sprake is van slecht bewind en daarmee tot aansprakelijkheid van de testamentair bewindvoerder jegens het kleinkind voor de door het kleinkind geleden schade als gevolg van het niet aanvaarden van het legaat.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart verzoekers niet-ontvankelijk in hun verzoek.
Deze beschikking is gegeven door mr. N.H.J. Lafghani, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken.
type: em