Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
“indien hij die een minderjarige goederen schenkt of vermaakt, bij de gift, onderscheidenlijk bij de uiterste wilsbeschikking, heeft bepaald dat een ander het bewind over die goederen zal voeren.”Die situatie doet zich hier voor. Erflater heeft immers een bewind zoals bedoeld in artikel 4:153 BW ingesteld over hetgeen door zijn kleinkinderen uit zijn nalatenschap wordt verkregen. Nu sprake is van een testamentair bewind is het dus de testamentair bewindvoerder die, met uitsluiting van de ouders, het bewind voert over al hetgeen door [minderjarig kind] als kleinkind uit de nalatenschap wordt verkregen - waaronder dus het kleinkindlegaat - en is zij degene die bevoegd is om dit legaat al dan niet te aanvaarden. Het gevolg van het feit dat verzoekers als gezaghebbende ouders van hun zoon [minderjarig kind] niet het bewind voeren over het kleinkindlegaat, is dat zij een verzoek als dit niet kunnen indienen. De kantonrechter verwijst naar het bepaalde in artikel 4:173 BW. Verzoekers zullen daarom niet ontvankelijk worden verklaard in hun verzoek.