ECLI:NL:RBLIM:2025:9072

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 september 2025
Publicatiedatum
19 september 2025
Zaaknummer
11705914 \ CV EXPL 25-2257
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrechtelijke geschil tussen PMLPLUS B.V. en gedaagde in verzet over huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst

In deze zaak, die voor de Kantonrechter in Maastricht is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen PMLPLUS B.V. en een gedaagde partij die in verzet is gekomen tegen een eerder gewezen verstekvonnis. De gedaagde had een huurachterstand van € 3.833,09 en was veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en ontruiming van het gehuurde. De gedaagde heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat het verzet ongegrond is. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde niet heeft betwist dat er een huurachterstand was en dat de ontbinding van de huurovereenkomst gerechtvaardigd was. De gedaagde had ook geen concrete oplossing aangedragen voor de huurachterstand, ondanks dat zij zich had gemeld bij een schuldhulploket. De kantonrechter heeft het verstekvonnis bekrachtigd en de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de verzetprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11705914 \ CV EXPL 25-2257
Vonnis van 17 september 2025
in de zaak van
PMLPLUS B.V.,
te [woonplaats] ,
eisende partij,
gedaagde partij in verzet,
hierna te noemen: PMLplus,
gemachtigde: Agin Otten Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde, eiser in verzet],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
eisende partij in verzet,
hierna te noemen: [gedaagde, eiser in verzet] ,
gemachtigde: mr. D.M. Gijzen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verstekvonnis van 16 april 2025 in de zaak met zaaknummer 11611142 CV EXPL 25-1473 (hierna: het verstekvonnis);
- het exploot van verzetdagvaarding van 13 mei 2025 met producties 1 en 2;
- de conclusie van antwoord in oppositie met producties 11 tot en met 15;
- het actuele huuroverzicht van PMLplus;
- de conclusie van repliek in oppositie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen partijen bestaat een huurovereenkomst op grond waarvan [gedaagde, eiser in verzet] van PMLplus huurt de woonruimte met aanhorigheden aan de [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde), tegen een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van inmiddels € 860,25. De Algemene Bepalingen huurovereenkomst woonruimte, vastgesteld op 20 maart 2017 en gedeponeerd op 12 april 2017 bij de griffie van de rechtbank te Den Haag en daar ingeschreven onder nummer 2017.21 zijn van toepassing verklaard (hierna: de algemene bepalingen). Daarin is – voor zover relevant voor dit geschil – het volgende bepaald:

Kosten, verzuim
(…)
25.2
In alle gevallen waarin (ver)huurder een sommatie, een ingebrekestelling of een exploot aan (ver)huurder doet uitbrengen, of in geval van procedures tegen (ver)huurder om deze tot nakoming van de huurovereenkomst of huurder tot ontruiming te dwingen, is (ver)huurder verplicht alle daarvoor gemaakte kosten, zowel in als buiten rechte – met uitzondering van de ingevolge een definitieve rechterlijke beslissing door (ver)huurder te betalen proceskosten – aan (ver)huurder te voldoen, voor zover op de vergoeding van die kosten de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het Besluit incassokosten niet van toepassing is.”
2.2.
[gedaagde, eiser in verzet] heeft een huurachterstand laten ontstaan.
2.3.
Bij brief van 21 november 2024 heeft PMLplus [gedaagde, eiser in verzet] voor de laatste maal in de gelegenheid gesteld om de huurachterstand van € 3.421,19 binnen veertien dagen vanaf de dag na ontvangst van die brief te voldoen en aangezegd dat bij niet-tijdige betaling € 467,12 aan incassokosten verschuldigd is en dit bedrag zal worden verhoogd met € 98,10 aan btw.
2.4.
Vervolgens heeft PMLplus [gedaagde, eiser in verzet] diverse malen gesommeerd om de huurachterstand, rente en incassokosten te betalen. [gedaagde, eiser in verzet] heeft hieraan geen gevolg gegeven.
2.5.
Op 16 april 2025 is het verstekvonnis tegen [gedaagde, eiser in verzet] als gedaagde gewezen.

3.Het geschil

3.1.
[gedaagde, eiser in verzet] is in verzet gekomen van het tegen haar als gedaagde gewezen verstekvonnis, waarbij de tussen partijen bestaande huurovereenkomst is ontbonden en zij als gedaagde is veroordeeld tot – samengevat – betaling van een bedrag van € 4.398,31, vermeerderd met de wettelijke rente, € 860,25 per maand voor het gehuurde vanaf 1 april 2025, en de proceskosten.
3.2.
[gedaagde, eiser in verzet] vordert in verzet – samengevat – dat:
  • de kantonrechter in geval PMLplus bij antwoord een niet reeds in de verzetdagvaarding genoemd verweer voert, [gedaagde, eiser in verzet] voorafgaand aan een te bepalen mondelinge behandeling de gelegenheid zal bieden een conclusie van repliek of een bondige akte te nemen, en
  • dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, het verzet gegrond zal verklaren, het verstekvonnis zal vernietigen en, opnieuw rechtdoende, PMLplus alsnog niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering of haar deze te ontzeggen,
  • met veroordeling van PMLplus in de kosten van deze procedure.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Tijdigheid verzet
4.1.
De kantonrechter overweegt ambtshalve dat [gedaagde, eiser in verzet] ontvankelijk is in haar verzet, nu zij met de verzetdagvaarding van 13 mei 2025 tijdig verzet heeft aangetekend tegen het verstekvonnis waarmee zij niet eerder dan op 16 april 2025 bekend kan zijn geraakt.
Gelegenheid tot nemen conclusie van repliek of akte
4.2.
[gedaagde, eiser in verzet] vordert in verzet dat de kantonrechter haar gelegenheid zal bieden een conclusie van repliek of een bondige akte te nemen. Dit houdt gelet op de systematiek van titel 11 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) geen vordering in en ziet enkel op het procesverloop. Bovendien heeft [gedaagde, eiser in verzet] de gelegenheid gekregen en benut om een conclusie van repliek in oppositie te nemen. De kantonrechter zal deze vordering dan ook afwijzen.
Inhoudelijke beoordeling van het geschil
4.3.
Het bestaan en de hoogte van de huurachterstand tot en met de maand maart 2025 van € 3.833,09 is vast komen te staan omdat [gedaagde, eiser in verzet] deze niet heeft betwist. Ook heeft [gedaagde, eiser in verzet] de op haar rustende verplichting om huur te betalen voor het gehuurde niet betwist. Zij is dan ook in het verstekvonnis terecht veroordeeld tot betaling van de huurachterstand tot en met de maand maart 2025 en de huur met ingang van 1 april 2025. Ook is [gedaagde, eiser in verzet] terecht veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW omdat zij ten tijde van het verstekvonnis in verzuim verkeerde.
4.4.
Ten aanzien van de ontbinding en ontruiming overweegt de kantonrechter als volgt. Uit rov. 4.3 volgt dat er ten tijde van de oorspronkelijke dagvaarding een huurachterstand bestond van meer dan drie maanden. Deze tekortkoming is ernstig genoeg om ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde te rechtvaardigen. Dat [gedaagde, eiser in verzet] inmiddels € 1.000,00 per maand betaalt aan PMLplus aan lopende huur en aflossing van de huurachterstand, maakt dat – ongeacht of dit bedrag wordt betaald ingevolge een tussen partijen getroffen betalingsregeling – niet anders. De tekortkoming wordt daarmee namelijk niet ongedaan gemaakt aangezien de verplichting om de huur op tijd te betalen geschonden blijft. De namens [gedaagde, eiser in verzet] aangevoerde persoonlijke omstandigheden dat zij failliet is geweest en dat de huurschuld is ontstaan tijdens het faillissement maken niet dat sprake is van een tekortkoming van geringe betekenis of bijzondere aard die de ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Die omstandigheden komen namelijk voor rekening en risico van [gedaagde, eiser in verzet] en doen niet af aan de belangen die PMLplus heeft bij een huurder die op tijd aan haar betalingsverplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst voldoet. Ook de door [gedaagde, eiser in verzet] aangevoerde omstandigheid dat PMLplus niet heeft voldaan aan de in artikel 2 van het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening (hierna: Bgs) genoemde meldplicht met betrekking tot huurachterstanden maakt niet dat de ontbinding moet worden afgewezen. De wetgever heeft dit namelijk niet als sanctie verbonden aan het niet naleven van die verplichting door een verhuurder. Wel kan de kantonrechter deze omstandigheid betrekken bij de beoordeling of de ontbinding met haar gevolgen gerechtvaardigd is. In dit geval heeft PMLplus pas op 15 mei 2025, twee dagen na betekening van het exploot van verzetdagvaarding, de contactgegevens van [gedaagde, eiser in verzet] en de huurachterstand bij de gemeente gemeld en dat kan niet worden aangemerkt als vroegsignalering zoals bedoeld in artikel 2 Bgs. Hetzelfde geldt voor de e-mail die PMLplus aan [gedaagde, eiser in verzet] heeft gestuurd (productie 10 bij dagvaarding). Deze omstandigheid is in dit geval echter onvoldoende om tot het oordeel te komen dat de ontbinding met haar gevolgen niet is gerechtvaardigd. Daarbij weegt de kantonrechter mee dat de huurachterstand tijdens deze procedure is toegenomen, € 3.833,09 ten tijde van de oorspronkelijke dagvaarding en € 4.274,09 ten tijde van het actuele huuroverzicht van 2 juli 2025. Ook is van belang dat [gedaagde, eiser in verzet] weliswaar stelt dat zij zich – naar de kantonrechter begrijpt tussen 18 januari 2025 en 13 mei 2025 – heeft gemeld bij het schuldhulploket van de gemeente, dat is opgepakt door de kredietbank en dat zij in het kader van een schuldhulptraject wordt geholpen bij het betalen van schulden, maar niet concreet aangeeft hoe ver het schuldhulpverleningstraject inmiddels is gevorderd en op welke wijze de huurachterstand ingelopen zal worden. Er is op dit moment dan ook geen concreet vooruitzicht op een oplossing voor de ontstane situatie. In het verstekvonnis is dan ook terecht beslist dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en [gedaagde, eiser in verzet] is terecht veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde.
4.5.
Ook is [gedaagde, eiser in verzet] in het verstekvonnis terecht veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente.
De door PMLplus gevorderde buitengerechtelijke incassokosten moeten worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde, eiser in verzet] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten. PMLplus heeft aan [gedaagde, eiser in verzet] op 21 november 2024 een aanmaning verstuurd die voldoet aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Daarom zal een bedrag van € 565,22 worden toegewezen, evenals de daarover gevorderde wettelijke rente. Het incassobeding van artikel 25.2 van de algemene bepalingen (zie 2.1) staat niet aan toewijzing van incassokosten in de weg omdat het beding niet oneerlijk is aangezien deze niet ten nadele van de consument afwijkt van de wettelijke regeling die zonder dat beding zou gelden.
4.6.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de kantonrechter het verzet ongegrond zal verklaren en het door de kantonrechter tussen partijen gewezen verstekvonnis zal bekrachtigen, waarbij [gedaagde, eiser in verzet] , als de in het ongelijk gestelde partij, zal worden veroordeeld in de kosten van de verzetprocedure (inclusief nakosten). De proceskosten van PMLplus worden begroot op:
- salaris gemachtigde
271,00
(1 punt × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
406,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
verklaart het verzet ongegrond,
5.2.
bekrachtigt het door de kantonrechter op 16 april 2025 onder zaaknummer 11611142 CV EXPL 25-1473 gewezen verstekvonnis,
5.3.
veroordeelt [gedaagde, eiser in verzet] in de proceskosten van de verzetprocedure van € 406,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde, eiser in verzet] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend;
5.4.
wijst het meer of anders door [gedaagde, eiser in verzet] in verzet gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2025.
CL