Uitspraak
RECHTBANK Limburg
1.De procedure
- de mondelinge behandeling van 4 september 2025,
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de vrouw, eiseres in conventie en verweerster in reconventie, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde in conventie en eiser in reconventie, met als doel de ontruiming van de woning en betaling van een gebruiksvergoeding. De vrouw heeft op 21 april 2006 met de man gehuwd en zij hebben drie minderjarige kinderen. De vrouw heeft de woning op 20 april 2022 geleverd gekregen, maar de man verblijft nog steeds in de woning zonder recht of titel. De vrouw heeft de man op 23 juli 2025 gesommeerd de woning te verlaten en een gebruiksvergoeding van € 1.500,00 per maand te betalen vanaf januari 2024. De man heeft de woning echter niet verlaten en verzet zich tegen de vorderingen van de vrouw.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 september 2025 heeft de vrouw haar spoedeisend belang toegelicht, waarbij zij aangaf dat zij per 1 juli 2025 minder inkomen heeft en de kosten voor de kinderen en de woning niet meer kan betalen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de woning in eigendom toebehoort aan de vrouw en dat de man zonder recht in de woning verblijft. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen en bepaald dat de man de woning binnen een maand na betekening van het vonnis moet ontruimen. Daarnaast is de man verboden om de woning na de ontruiming opnieuw te betreden. De vordering tot betaling van een gebruiksvergoeding is toegewezen vanaf 1 augustus 2025, maar de vordering tot uitschrijving uit de gemeentelijke basisregistratie is afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.