Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
2 september 2025
STICHTING BUREAU JEUGDZORG LIMBURG,
1.Het verloop van de procedure
- [minderjarige] , bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
2.De feiten
3.Het verzoek
4.De beoordeling
‘‘voogdij en voorlopige voogdij op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 255, eerste lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek en voorlopige ondertoezichtstelling, bedoeld in artikel 257, eerste lid, vanBoek 1 van het Burgerlijk Wetboek’’.
6.1.8, derde lid juncto 6.1.2, derde lid, onder c, van de Jw, op grond waarvan de GI, die ook de jeugdreclassering uitvoert, sinds 1 januari 2023,
uit dien hoofdeeen verzoek om een voorwaardelijke machtiging gesloten jeugdhulp kan indienen bij de kinderrechter.
De instemming van de ouders moet uit het verzoekschrift blijken. Als de GI die de jeugdreclassering uitvoert, in die hoedanigheidhet verzoek doet, dient het bepaalde in artikel 2.4.9 van Procesreglement in acht genomen te worden. Dat betekent – onder meer – dat de rechterlijke beslissing op grond waarvan het jeugdreclasseringstoezicht wordt uitgevoerd, dient te worden bijgevoegd bij het verzoek. Er zal immers moeten blijken dat het om een uitvoerbare beslissing gaat, bijvoorbeeld een vonnis waarin is bepaald dat het toezicht en de begeleiding door de jeugdreclassering dadelijk uitvoerbaar is, en waarin de duur van de opgelegde jeugdreclasseringsmaatregel blijkt, zodat kan worden vastgesteld of de jeugdreclassering nog bemoeienis heeft en hoe lang nog. Daarnaast zal uit het verzoek moeten blijken dat aan de inhoudelijke criteria wordt voldaan, waaronder dat de jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren.
5.De beslissing
mr. C.M.W. Nobis, kinderrechter, in aanwezigheid van C.M. Keller als griffier, en op schrift gesteld op 16 september 2025.
- degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.