ECLI:NL:RBLIM:2025:8725

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
8 september 2025
Zaaknummer
11537812 \ CV EXPL 25-817
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van restantfactuur voor het leggen van een grindvloer

In deze civiele zaak vordert eiser, een bedrijf dat zich bezighoudt met het plaatsen van siergrindvloeren, betaling van een restantfactuur van € 4.500,00 van gedaagde, die een klusbedrijf heeft ingeschakeld voor het leggen van een grindvloer. De werkzaamheden zijn uitgevoerd in juni 2024, maar gedaagde heeft de betaling geweigerd, omdat hij stelt dat de geleverde vloer niet aan de verwachtingen voldoet. Gedaagde heeft verschillende gebreken aangevoerd, waaronder kleurafwijkingen en slechte afwerking, maar de kantonrechter heeft vastgesteld dat deze claims niet voldoende zijn onderbouwd. De kantonrechter oordeelt dat eiser de werkzaamheden naar behoren heeft uitgevoerd en dat gedaagde gehouden is de factuur te betalen. Daarnaast zijn buitengerechtelijke incassokosten van € 575,00 toegewezen, evenals de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 3 september 2025.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11537812 \ CV EXPL 25-817
Vonnis van 3 september 2025
in de zaak van
[eiser] H.O.D.N. [handelsnaam 1],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde: P. de Ruijter,
tegen
[gedaagde] H.O.D.N. [handelsnaam 2],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.W.A.M. van Roy.
Partijen worden [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft een bedrijf dat zich onder andere bezighoudt met het plaatsen en onderhouden van siergrindvloeren. [gedaagde] heeft onder andere en klusbedrijf.
2.2.
[eiser] heeft [gedaagde] ingeschakeld voor het leggen van een grindvloer in de woning gelegen aan het adres [adres] te [plaats] .
2.3.
In het dossier bevindt zich een factuur, met als datum 17 juni 2024. Uit de factuur blijkt dat [eiser] in week 24 van 2024 (10 juni tot en met 16 juni) een grindvloer van 154.4 vierkante meter en 130 meter plint zal leggen. Ook de trap zal worden voorzien van grind. De afgesproken kleur is zwart met goud. Het bedrag voor de werkzaamheden bedraagt
€ 8.075,85 zonder btw.
2.4.
Uit voormelde factuur blijkt dat door [gedaagde] op 17 juni 2024 en op 21 juni 2024 tweemaal € 2.500,00 is voldaan. Er zou volgens die factuur nu € 4.500,00 aan betaling resteren.
2.5.
Op 17 juli 2024 informeert [eiser] via WhatsApp naar de betaling van het restant, waarop [gedaagde] vraagt voor een originele factuur. Hij zegt toe de betaling dan in orde te maken. Op 19 juli 2024 laat [gedaagde] , nadat [eiser] heeft geïnformeerd of de betaling die dag zal volgen, weten dat hij niet gaat betalen. Hij schrijft:
“Beste [eiser] ik ga niet betalen als je terug bent gaan we eerst even een rondje in de woning er zitten gaten in de woonkamer vloer plinten die niet zijn geseald in de gang en woonkamer er lopen golven in de hele woonkamer overloop boven de trap zit los en ik heb een hoop rotzooi naast de woning waar ik ook niet vrolijk van wordt naar mijn mening snel snel.”
2.6.
[eiser] antwoordt via een spraak bericht en als geschreven tekst stuurt hij:
“Beste [gedaagde] Ik zou het fijn vinden als we morgen even kunnen bellen. Want graag had ik een paar dingen geweten. En kan ik ook wat uitleggen.”
2.7.
Op 22 juli 2024 informeert [eiser] via WhatsApp of het mogelijk is om voor dinsdagochtend 30 juli een afspraak te maken. Op 29 juli 2024 laat [eiser] weten dat hij er morgen (30 juli 2024, opmerking kantonrechter) tussen 10 en 11 is.
2.8.
[gedaagde] laat via WhatsApp het volgende weten:
“ik kan best maar ik ben er niet ik zit deze week in Blankenberge en ben volgende week terug de schilder is deze week aanwezig en heeft álles afgeplakt dus kan nu niets laten zien ik app of bel je zodat het mogelijk is om dit te bespreken en te bekijken.”
2.9.
[eiser] antwoordt diezelfde dag met het volgende bericht:
“Sorry waarom zeg me dat niet en bel je me niet erover dit wist je vorige week ook ik kom gvd eerder terug van vakantie.” In een later bericht van die dag stuurt [eiser] :“Als je me nu gewoon eens gebeld had wat er evt is had den we gewoon kunnen babbelen. Nu kom ik speciaal eerder terug omdat ik het opgelost wil hebben.”[gedaagde] antwoordt:
“Ik laat je weten wanneer ik alles achter de rug heb en het schilderwerk klaar is dan kun je bepalen hoe het opgelost wordt nu kan niks alles is afgeplakt en ik ben volgende week terug en neem ik contact met je op hoe nu verder.”
2.10.
Op 8 augustus 2024 informeert [eiser] of [gedaagde] hem morgen kan bellen, om iets af te spreken. [gedaagde] antwoordt hier diezelfde dag als volgt op:
“Ja dat doe ik na komende week dan is alles schoon opgeleverd door de schilder en kunnen we alles van de vloer verwijderen”.
2.11.
[eiser] laat op 9 augustus 2024 weten nog steeds geen bericht te hebben ontvangen van [gedaagde] . Op 22 augustus 2024 informeert [eiser] wederom naar het maken van een afspraak. [gedaagde] antwoordt hierop:
“Nee. Je wacht maar kop aan het zweren of zo als het gaat meld ik me”.
2.12.
Op 13 en 21 augustus 2024 stuurt [eiser] een betalingsherinnering aan [gedaagde] voor € 4.500,00. [eiser] heeft de vordering vervolgens overgedragen aan een incasso jurist. [gedaagde] is op 27 augustus 2024 door de incassojurist aangemaand tot betaling.
2.13.
Op 2 september laat [gedaagde] weten dat zijn jurist contact zal opnemen met de incassojurist van [eiser] .
2.14.
[gedaagde] heeft bij brief van 11 september 2024 laten weten dat de vloer niet voldoet aan de verwachtingen en fouten bevat. Hij schrijft, voor zover voor de procedure van belang, het volgende:
“Meerdere keren contact gehad en wilde het komen maken echter hebben wij gezegd dat het niet kon op dat moment inverband met schilders die de gehele vloer hebben afgedekt .Ook hebben wij navraag gedaan bij andere vloeren legers en ons verhaal uitgelegd hoe de werkzaamheden zijn uitgevoerd . Maandags en dinsdags is de vloer van grind voorzien op woensdag ochtend is gesealt In de regel staat dat dit pas mag 24 tot 48 uur er na om het eerst te laten uitharden Maar de beste heer moest woensdag middag op vakantie . (..)
Dis bij de vrijdag gaan kijken naar de vloer zijn er zoveel fouten te zien ons in ziens snel snel Ook lagen de voortuin en achtertuin bezaaid met de afval waaronder ook chemisch afval vatten. Boa .s aan de deur dat dit niet is toegestaan dus op onze kosten alles schoon laten maken en afgevoerd naar stortplaats .
Kort om onze kosten en klachten
Nog niet bewoonbaar vloer zal er uit moeten tekst en uitleg zie bij foto,s
Afval overal en afgevoerd
Kelder onder geplast meerdere keren was niet fijn om schoon te maken
We hebben de kleur laten uitkiezen door de klant zwart met goud echter is de goud wat in de gehele woning is aangebracht alles behalve goud we hebben een proef monster ontvangen dit is heel anders dan wat nu op de vloer zit
(..).”
Bij deze brief zijn foto’s overgelegd die in het dossier van de kantonrechter zwart/wit zijn.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van:
€ 4.500,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 augustus 2024 tot de dag van voldoening, dan wel de wettelijke (handels)rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der algehele voldoening;
De buitengerechtelijke incassokosten van € 575,00, althans een door de kantonrechter te bepalen bedrag;
de proces- en nakosten.
3.2.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [eiser] terecht betaling vordert van het restant van de factuur van 17 juni 2024 vanwege het leggen van de grindvloer en plinten op het adres [adres] te [plaats] . [eiser] stelt dat hij de afgesproken werkzaamheden heeft verricht en afgerond en dat maakt dat [gedaagde] gehouden is de factuur in zijn geheel te voldoen.
4.2.
[gedaagde] erkent hij nog een bedrag van € 4.500,00 moet betalen, maar stelt dat hij het bedrag niet is verschuldigd, omdat de geleverde vloer niet aan de verwachtingen voldoet. Zo is de kleurstelling van het grind niet zoals afgesproken. De kleur zou zwart met goud zijn, maar er zit veel grijs tussen. Ook de afwerking is niet van de kwaliteit die [gedaagde] mocht verwachten. De trapbulten zijn volgens [gedaagde] niet mooi afgewerkt en de bovenkant is rommelig. Ook is er volgens hem een grote sealplek te zien en is er paarse afplaktape ingeseald in de keukenvloer. Ook zijn er meerdere plekken waar geen grond is aangebracht en zijn op diverse plekken in de woonkamer strepen te zien. Ter onderbouwing van de gestelde gebreken heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord foto’s bijgevoegd.
[gedaagde] stelt verder dat de voor- en achtertuin bezaaid lag met (chemisch) afval en dat er geürineerd zou zijn in de kelder.
4.3.
De hoofdregel is dat als er werkzaamheden worden uitgevoerd, voor die werkzaamheden betaald moet worden. Dat is anders als de kwaliteit van de werkzaamheden te wensen overlaat en dat te wijten is aan de persoon die de werkzaamheden heeft uitgevoerd. De vraag die nu beantwoord moet worden, is of de kwaliteit van de werkzaamheden te wensen overlaat zoals [gedaagde] beweerd. En daarvoor ziet de kantonrechter in het dossier geen aanknopingspunten.
4.3.1.
Wat betreft de kleur van de vloer, merkt de kantonrechter op dat [gedaagde] vindt dat er in de kleur te veel grijstinten aanwezig zouden zijn, maar niet blijkt waar [gedaagde] dit op baseert. Door [eiser] is gesteld dat de kleur van de vloer is gekozen op basis van een eerder getoond proefmonster. Er zou met [gedaagde] zijn besproken dat er mogelijk witte steentjes aanwezig zouden kunnen zijn en tevens is aangegeven dat [eiser] dit kan corrigeren met behulp van een lakpen. Door [gedaagde] is niet betwist dat de gelegde grindvloer dezelfde is als die van het getoonde proefmonster. Dat er dus verschil zou zijn tussen de daadwerkelijk gelegde vloer en de vooraf uitgekozen vloer, zoals in de zaak aan de orde was waarnaar [gedaagde] verwijst bij conclusie van dupliek, blijkt in deze zaak niet.
4.3.2.
Wat de gestelde gebreken betreft, merkt de kantonrechter op dat op de door [gedaagde] overgelegde foto’s niet blijkt wat het probleem is, of dat het probleem zo groot is als [gedaagde] het doet voorkomen. Met name de bij conclusie van antwoord overgelegde foto’s laten qua duidelijkheid te wensen over en ook de later bij conclusie van dupliek overgelegde foto’s in het schaderapport kunnen de gestelde gebreken niet aantonen. De kantonrechter heeft op basis van de overgelegde foto’s geen aanknopingspunten om te veronderstellen dat de werkzaamheden door [eiser] niet deugdelijk zijn uitgevoerd. Daarbij betrekt de kantonrechter de omstandigheid dat [eiser] meermaals bij [gedaagde] heeft aangedrongen op het maken van een afspraak om naar de vermeende onregelmatigheden te komen kijken. Dat blijkt duidelijk uit de WhatsAppberichten die in de procedure zijn overgelegd. Het is [gedaagde] geweest die telkens niet thuis geeft. Van een partij die stelt dat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn uitgevoerd, mag worden verwacht dat hij de uitvoerder van de werkzaamheden in staat stelt om met eigen ogen te zien wat er niet goed zou zijn uitgevoerd, zodat ook voor herstel kan worden gezorgd. Het is daarbij extra vreemd dat [gedaagde] in het e-mailbericht van 11 september 2024 aangeeft dat de vloer zo slecht is dat de woning niet bewoond kan worden, maar dat de woning ten tijde van de procedure wel degelijk wordt bewoond.
4.3.3.
Al met al is de kantonrechter niet gebleken dat [eiser] een gebrekkige vloer heeft geleverd.
4.4.
Wat betreft de stelling van [gedaagde] dat [eiser] rommel zou hebben achtergelaten en of dat medewerkers van de [eiser] in de kelder zouden hebben geürineerd, geldt dat deze stellingen op geen enkele wijze zijn onderbouwd. Bovendien zou dat ook niet kunnen leiden tot de conclusie dat de vloer gebrekkig zou zijn.
4.5.
De vordering van [eiser] tot betaling van de resterende € 4.500,00 wordt toegewezen. Omdat het hier gaat tussen twee handelspartijen, kan de wettelijke handelsrente worden toegewezen, maar wel pas vanaf de dag van de dagvaarding. Door [eiser] is namelijk niet gesteld wanneer het verzuim is ingetreden. Door de dagvaarding uit te brengen, is in elk geval het verzuim ingetreden.
4.6.
[eiser] vordert vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Daarom zal een bedrag van € 575,00 worden toegewezen.
4.7.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
124,14
- griffierecht
257,00
- salaris gemachtigde
678,00
(2 punten × € 339,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.194,14

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 4.500,00, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 3 februari 2025, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 575,00 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.194,14, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M.J.F. Piëtte en in het openbaar uitgesproken op
3 september 2025.
SM