Uitspraak
1.De procedure
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
5.De beslissing
3 september 2025.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen Nieuwestroom B.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. Nieuwestroom vorderde betaling van € 2.352,56 van de gedaagde, bestaande uit een hoofdsom van € 2.045,70 en buitengerechtelijke incassokosten van € 306,86, vermeerderd met wettelijke rente. De gedaagde had de facturen voor de levering van stroom in de periode van 15 augustus 2023 tot en met 31 december 2023 niet betaald en voerde verweer door te stellen dat hij geen aanmaningen had ontvangen. Hij beweerde dat hij zijn onderneming had verkocht en sindsdien niet meer op het leveradres was geweest. Nieuwestroom stelde echter dat de sommatiebrieven naar zowel het woonadres als het vestigingsadres van de gedaagde waren verzonden en dat de dagvaarding op het bekende adres was betekend. De kantonrechter oordeelde dat het verweer van de gedaagde niet voldoende onderbouwd was, aangezien hij niet meer had gereageerd op de conclusie van repliek. De vorderingen van Nieuwestroom werden toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De proceskosten werden begroot op € 997,84, en de gedaagde moest deze binnen veertien dagen na aanschrijving betalen. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.