Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. Op 24 april 2025 heeft verweerder een verzoek van belanghebbende op grond van de Woo ontvangen, waarin is gevraagd om openbaarmaking van informatie met betrekking tot de locatie [adres] te Susteren (het bedrijf van verzoekster) over de jaren 2015 tot en met 2025. Naar aanleiding van dit verzoek heeft verweerder een ‘zoekslag’ uitgevoerd, waarbij informatie is gevonden over de mestaanvoer, de landbouwtellingsgegevens, diertelgegevens en het UBN-gemiddeld van onderhavige locatie (door verweerder weergegeven in 4 documenten). Bij het primaire besluit heeft verweerder besloten de gevraagde informatie gedeeltelijk openbaar te maken (met uitzondering van -een deel van- document 1: mestaanvoer; vanwege het belang van de persoonlijke levenssfeer).
Het standpunt van verzoekster
2. Verzoekster voert aan -kort samengevat- dat het primaire besluit onvoldoende is gemotiveerd met betrekking tot haar stelling dat sprake is van misbruik van recht. Volgens verzoekster is sprake van een “phishing expedition”. Met betrekking tot de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer stelt verzoekster dat informatie van leveranciers en afnemers waarvan de naam van de eigenaren niet in de bedrijfsnaam voorkomt wel openbaar wordt gemaakt, maar informatie van leveranciers en afnemers waarvan de naam van de natuurlijke persoon wel in de bedrijfsnaam voorkomt, niet openbaar wordt gemaakt, omdat voor die bedrijven/bedrijfsnamen zonder onevenredige inspanning de natuurlijke personen herleidbaar zijn. Verzoeker is van mening dat met een simpele raadpleging van het handelsregister en/of bepaalde websites ook deze personen makkelijk kunnen worden achterhaald. Verder is verzoekster van mening dat het openbaar maken van de bedrijfsnamen van leveranciers/afnemers niets zegt over de mate waarin het bedrijf van verzoekster het milieu belast. Verzoekster is ook van mening dat uit bijlage 2 van het primaire besluit volgt dat verweerder meer informatie wil verstrekken dan is gevraagd, hetgeen, volgens verzoekster, niet is toegestaan, omdat daarmee de grondslag van het Woo-verzoek is verlaten.
3. Ingevolge artikel 4:6 van de Woo kan, indien de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie of indien het verzoek evident geen bestuurlijke aangelegenheid betreft, het bestuursorgaan binnen twee weken na ontvangst van het verzoek, dan wel onverwijld nadat is gebleken dat de verzoeker kennelijk een ander doel heeft dan het verkrijgen van publieke informatie, besluiten het verzoek niet te behandelen.
Ingevolge artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo blijft het openbaar maken van informatie (eveneens) achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen: de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer.
Is er sprake van misbruik van recht?
4. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat het primaire besluit voor wat betreft dit onderdeel/beroepsgrond summier is gemotiveerd, maar dat niet is gebleken van zwaarwegende gronden om misbruik van recht aan te nemen en dat het voeren van een andere (juridische) procedure geen reden is om misbruik van recht aan te nemen. De voorzieningenrechter volgt dit standpunt van verweerder en is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende heeft gemotiveerd waarom er geen sprake is van misbruik van recht door belanghebbende. Dat verzoekster, verweerder en de derde partij in diverse procedures met elkaar verwikkeld zijn, maakt nog niet dat er sprake is van misbruik van recht. Het is goed denkbaar dat de gevraagde informatie nodig is ter onderbouwing van de argumenten in dat geschil. In dat geval is een verzoek om informatie legitiem.
5. Verzoekster heeft in haar zienswijze ook aangevoerd dat sprake zou zijn van een zogenaamde phishing expedition. Blijkens het primaire besluit heeft het Woo-verzoek betrekking op: het gemiddeld aantal gehouden dieren; de dieraantallen per 1 april; alle overige informatie in het kader van de landbouwtelling en de aanvoergegevens voor mestcodes 107 t/m 117 van het op dit adres gevestigde bedrijf. Gelet hierop en het feit dat informatie is gevraagd voor één specifieke locatie voor de jaren 2015 t/m 2025 is de voorzieningenrechter van oordeel dat het verzoek voldoende specifiek is, zodat het standpunt van verzoekster dat er sprake is van een phishing expedition, niet wordt gevolgd.
6. De voorzieningenrechter is op grond van het vorenstaande van oordeel dat geen sprake is van misbruik van recht als bedoeld in artikel 4.6 van de Woo.
De persoonlijke levenssfeer
7. Verzoekster heeft aangevoerd dat verweerder een gedeelte van de verzochte informatie niet openbaar gaat maken in verband met de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van deze leveranciers en afnemers. Verzoekster stelt dat deze belangenafweging te beperkt is geweest, omdat voor leveranciers en afnemers waarvan de naam van de eigenaren niet in de bedrijfsnaam voorkomt wel openbaar worden gemaakt
.
8. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder ter zitting met betrekking tot voormelde beroepsgrond zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat verzoekster in deze procedure niet kan opkomen voor de belangen van andere bedrijven (de leveranciers en afnemers) dan haar eigen bedrijf. Indien deze (andere) bedrijven het niet eens zijn met openbaarmaking van hun bedrijfsnamen kunnen zij zelfstandig hiertegen bezwaar maken. Deze beroepsgrond van verzoekster moet dan ook worden verworpen.
Meer informatie openbaar gemaakt dan is gevraagd ?
9. Verzoekster stelt dat door belanghebbende is verzocht om de dieraantallen per
1 april voor de jaren 2015 t/m 2025 en dat verweerder heeft besloten de dieraantallen te verstrekken per de eerste van iedere maand van enig jaar voor voornoemde periode. Verweerder heeft dit ter zitting erkend en medegedeeld dat in de bezwaarprocedure zal moeten worden beoordeeld/nagegaan of wel is beslist op grondslag van het verzoek. Desgevraagd heeft belanghebbende bevestigd dat is verzocht om de dieraantallen per
1 april. De voorzieningenrechter is van oordeel dat dit betekent dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen voor wat betreft dit onderdeel (de dieraantallen per de eerste van iedere maand met uitzondering van de dierenaantallen per
1 april van de jaren 2015 t/m 2025), aangezien dit buiten het verzoek van belanghebbende valt.
10. De voorzieningenrechter is, gelet op het vorenstaande, van oordeel dat het verzoek om een voorlopige voorziening moet worden toegewezen en het primaire besluit moet worden geschorst, maar alleen voor wat betreft de gegevens: Overzicht runderen per eerste van de maand 2015 t/m 1 mei 2025 (UBN 441030) met uitzondering van de dierenaantallen per 1 april van de jaren 2015 tot en met 2025. Deze gegevens mogen zolang de bezwaarprocedure loopt niet openbaar worden gemaakt. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de overige documenten/gegevens af. Deze documenten/gegevens mogen dus direct openbaar worden gemaakt.
11. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, bepaalt de voorzieningenrechter dat verweerder aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
12. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 907,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1).