ECLI:NL:RBLIM:2025:8524

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 juni 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
C/03/332230 / HA ZA 24-297
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de beëindiging van de overeenkomst tot levering van energie tussen Eneco Zakelijk B.V. en DocMorris N.V.

In deze zaak vordert Eneco Zakelijk B.V. betaling van een beëindigingsvergoeding van DocMorris N.V. naar aanleiding van de beëindiging van hun overeenkomst voor de levering van energie. De rechtbank Limburg heeft op 11 juni 2025 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, waarin de rechtsvraag centraal staat of de overeenkomst stilzwijgend is verlengd na de oorspronkelijke einddatum van 31 december 2022. DocMorris heeft in november 2021 een tender uitgezet voor energielevering, maar Eneco en Essent hebben hier niet op ingeschreven. Eneco stelt dat DocMorris door over te stappen naar een andere energieleverancier de overeenkomst heeft beëindigd, terwijl DocMorris aanvoert dat de overeenkomst op 31 december 2022 is geëindigd en dat zij niet op de tender hoefde te reageren. De rechtbank oordeelt dat de overeenkomst stilzwijgend is verlengd en dat DocMorris onterecht is overgestapt naar een andere leverancier. De rechtbank concludeert dat DocMorris een vergoeding van € 1.434.574,16 aan Eneco verschuldigd is, bestaande uit een boete en schadevergoeding. De zaak wordt verwezen naar de rol voor nadere conclusie van Eneco.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/332230 / HA ZA 24-297
Vonnis van 11 juni 2025
in de zaak van
ENECO ZAKELIJK B.V.,
te Rotterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Eneco,
advocaat: G.A. de Jongh en mr. B.J.M. van Oorschot,
tegen
DOCMORRIS N.V.,
te Heerlen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: DocMorris,
advocaat: mr. O.L. van der Pol en mr. N. Sleiman.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 17,
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 13,
- de akte overlegging producties ten behoeve van de mondelinge behandeling van Eneco, met producties 18 tot en met 22,
- de akte overlegging productie van DocMorris met productie 14,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 31 maart 2025,
- de spreekaantekeningen van Eneco,
- de pleitaantekeningen van DocMorris.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Eneco is een energieleverancier die zich bezighoudt met de inkoop, verkoop en levering van energie aan haar klanten op de zakelijke markt.
2.2.
DocMorris is een onderneming die zich bezighoudt met de verkoop en levering van medicijnen. Zij maakt deel uit van de multinationale onderneming DocMorris AG.
2.3.
DocMorris heeft op 7 juli 2020 bij energieleverancier Essent Grootzakelijk (hierna: Essent) een overeenkomst voor de levering van elektriciteit en een overeenkomst voor het leveren van gas afgesloten. Op deze overeenkomsten zijn de door Essent gehanteerde algemene voorwaarden voor grootverbruikers van toepassing verklaard (hierna: AV Essent).
2.4.
Met betrekking tot looptijd van de overeenkomsten is in beide overeenkomsten een nagenoeg gelijkluidend artikel opgenomen dat luidt als volgt:
1.3
Looptijd
Vanaf het moment van ondertekenen van deze Overeenkomst (..) gelden de rechten en verplichtingen zoals gesteld in de Overeenkomst. Meer informatie vindt u op essent.nl/grootzakelijk en in de Algemene Voorwaarden.
(...)
Einddatum Overeenkomst 31-12-2022, zonder recht op tussentijdse opzegging, met stilzwijgende verlenging conform de Algemene Voorwaarden
Opzegtermijn Tenminste 3 maanden voor Einddatum van de (verlengde) Overeenkomst
2.5.
Met betrekking tot de tussentijdse opzegging en stilzwijgende verlenging van de met Essent gesloten overeenkomsten is het navolgende de AV Essent opgenomen:
3.8
Tenzij in de Overeenkomst anders is bepaald, zal de Looptijd van de Overeenkomst aan het einde van de Leveringsperiode steeds stilzwijgend worden verlengd voor een periode van één (1) jaar met eventuele prijsaanpassing, tenzij de Overeenkomst door Grootverbruiker of Leverancier tenminste drie (3) maanden voor het verstrijken van de Leveringsperiode is opgezegd. Opzegging dient te worden aangegeven door Afnemer in de Online Portal, of schriftelijk t.a.v. (..), onder vermelding van (..)
3.9
Bij de in het vorige lid genoemde stilzwijgende verlenging van de Overeenkomst zijn de volgende voorwaarden van toepassing:
a)
als basis voor de Commodity Prijs geldt een variabele prijs, zoals aangegeven door Leverancier, verhoogd met een opslag voor (..)
2.6.
Het artikel in de AV Essent dat ziet op (de gevolgen van de) situatie van vroegtijdige beëindiging van de leveringsovereenkomst van elektriciteit luidt, voor zover relevant, als volgt:
Artikel 17.4
(..) Indien Grootverbruiker van leverancier van Elektriciteit wisselt zonder dat de Overeenkomst rechtsgeldig is beëindigd, en/of indien Grootverbruiker de in artikel 3.8 bedoelde opzegtermijn niet in acht neemt is Leverancier gerechtigd om een boete in rekening te brengen van 25% van de resterende waarde van de Overeenkomst, gebaseerd op de totaal gecontracteerde Referentie Jaarhoeveelheid. Dit laat het recht van Leverancier onverlet om de daadwerkelijk geleden schade bij Grootverbruiker in rekening te brengen, waaronder maar niet beperkt tot de schade die Leverancier lijdt als gevolg van het feit dat de actuele marktprijs lager dan wel hoger is dan de in de Overeenkomst overeengekomen prijs en alle schade die Leverancier lijdt als gevolg van eventuele voortijdige leverancierswissel (waaronder, maar niet gelimiteerd tot, administratie-, onbalans- en capaciteitskosten). (..)
Ten aanzien van de overeenkomst tot levering van gas is in de AV Essent in eveneens artikel 17.4 een vergelijkbare bepaling opgenomen.
2.7.
Eneco heeft in 2021 de zakelijke klantenportefeuille van Essent overgenomen, waaronder de hiervoor omschreven overeenkomsten.
2.8.
Essent en Eneco hebben DocMorris (in ieder geval) bij brief van 5 oktober 2021 bericht dat Essent is overgenomen door Eneco. In die brief staat onder meer dat Eneco vanaf 1 oktober 2021 energie levert aan DocMorris en dat
‘de afspraken over uw contract(en) en tarieven [...] hetzelfde [blijven]’.
2.9.
DocMorris heeft in november 2021 een tender uitgezet, waarbij energieleveranciers zijn uitgenodigd om een offerte te sturen voor de levering van elektriciteit voor de jaren 2023-2024 en 2023-2025 (hierna: de tender). Inschrijven kon uiterlijk op 30 november 2021. Essent noch Eneco heeft ingeschreven op deze tender.
2.10.
Eneco heeft DocMorris bij e-mail van 30 november 2022 met betrekking tot de nieuwe leveringstarieven vanaf 1 januari 2023 voor elektriciteit en gas als hierna volgt bericht:
Uw contract loopt af op 31 december 2022. We verlengen uw contract met een jaar zoals in onze algemene leveringsvoorwaarden is afgesproken. (..)
Uw nieuwe leveringsvoorwaarden voor elektriciteit
(..)
Uw leveringstarieven voor gas
(..)
Uw huidige algemene leveringsvoorwaarden worden vervangen door de algemene leveringsvoorwaarden van Eneco Zakelijk B.V.: Algemene leveringsvoorwaarden Elektriciteit en Gas 2018 Eneco Zakelijk.
De algemene voorwaarden waarnaar Eneco verwijst, zullen hierna de AV Eneco worden genoemd.
2.11.
Het artikel in de AV Eneco dat ziet op (de gevolgen van de) situatie van vroegtijdige beëindiging van de leveringsovereenkomsten ter zake van gas en elektriciteit luidt, voor zover relevant, als volgt:
‘15.4 De klant is in geval van beëindiging op de gronden vermeld in (..) artikel 15.2 (..) een direct opeisbare beëindigingsvergoeding verschuldigd aan Eneco. Eneco bepaalt de hoogte van deze beëindigingsvergoeding. De beëindigingsvergoeding kan bestaan uit onder andere de volgende componenten:
Kosten voor de verkoop van reeds ingekochte elektriciteit en/of gas;
Overeengekomen toeslagen;
Kosten voor transport en diensten;
Kosten voor afhandeling van de tussentijdse beëindiging;
Schade als gevolg van het terugdraaien van de door Eneco namens de Klant ingenomen financiële posities;
Overige gederfde inkomsten en/of kosten, zoals niet gerealiseerde winst, niet in rekening gebrachte vergoedingen en een rentevergoeding.
2.12.
DocMorris is per 1 januari 2023 overgestapt naar een andere energieleverancier.

3.Het geschil

3.1.
Eneco vordert, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,:
Primair
DocMorris te veroordelen tot betaling van € 1.012.582,45 voor de beëindigingsvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
Subsidiair
DocMorris te veroordelen tot betaling van € 1.434.574,16 voor de beëindigingsvergoeding, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening;
Meer subsidiair
DocMorris te veroordelen tot betaling van € 1.012.582,45 voor de door Eneco geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 januari 2023 tot aan de dag van algehele voldoening; en
In alle gevallen
DocMorris te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het te wijzen vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
DocMorris voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter onderbouwing van haar vordering voert Eneco aan dat DocMorris door haar overstap naar een andere energieleverancier, de overeenkomsten over de levering van energie met Eneco tussentijds heeft beëindigd. DocMorris is daarom volgens Eneco een vergoeding verschuldigd conform de AV Eneco (primaire vordering), de AV Essent (subsidiaire vordering) of op grond van een schadevergoedingsplicht ex artikel 6:74 BW (meer subsidiaire vordering).
Overeenkomsten doorgelopen na 31 december 2022?
4.2.1.
DocMorris voert aan dat de overeenkomsten met Eneco zijn geëindigd op 31 december 2022, zodat het haar vrij stond om met ingang van 1 januari 2023 elders energie af te nemen.
Zij stelt daartoe allereerst dat het onaanvaardbaar is dat Eneco tot verlenging van de overeenkomsten is overgegaan, zonder tevoren te verifiëren of DocMorris verlenging beoogde. Het was – aldus DocMorris – immers klip en klaar dat DocMorris niet van plan was om de overeenkomsten na 31 december 2022 te verlengen. Volgens DocMorris was het, gelet op de door haar uitgezette tender, voor Essent en Eneco duidelijk dat DocMorris vanaf 1 januari 2023 energie zou afnemen bij een andere leverancier. Door niet in te tekenen op de tender heeft Essent volgens DocMorris ook afgezien van voortzetting van de handelsrelatie, aangezien zij niet bereid was om een aanbieding te doen (en Eneco ook niet).
Daarnaast voert DocMorris aan dat Eneco, in strijd met het algemeen gebruik in de markt, gedurende het jaar 2022 geen contact heeft opgenomen met DocMorris, terwijl DocMorris er op mocht vertrouwen dat Eneco haar zou waarschuwen voor een eventuele stilzwijgende verlenging van de overeenkomsten. Essent deed dat voorheen wel, aldus DocMorris. Door (de vaste accountmanager(s) bij) Essent werd actief werd voorkomen dat DocMorris de opzegtermijn uit het oog verloor, dan wel het niet tijdig opzeggen bij verlenging negatieve financiële gevolgen had voor DocMorris (ongunstige tarieven), aldus DocMorris.
4.2.2.
De rechtbank kan DocMorris in haar stellingen niet volgen.
Daarbij moet voorop worden gesteld dat de overeenkomsten (vanzelfsprekend) voorzien in de mogelijkheid van opzegging (zie 2.5.) en dat het ervoor moet worden gehouden dat DocMorris daarvan in ieder geval geen gebruik heeft gemaakt door expliciet op te zeggen. DocMorris stelt weliswaar dat zij ervan uitgaat dat de overeenkomst is opgezegd, maar ook dat zij daarvan geen bewijs meer kan vinden. Een beroep op een expliciete opzegging van de overeenkomsten kan in die stelling niet worden gelezen en dat zou bovendien onvoldoende onderbouwd zijn.
DocMorris heeft dus niet expliciet opgezegd. Tussen professionele partijen – zoals DocMorris en Eneco – mag echter worden verwacht mag worden dat een contractueel voorziene opzegging van een door hen aangegane overeenkomst expliciet gebeurt als het eindigen van de overeenkomst wordt nagestreefd. Het uitzetten van de tender valt daarom niet gelijk te stellen met een opzegging van de overeenkomsten. Bovendien is het zo dat DocMorris, na het sluiten van de tender op 30 november 2021, nog (meer dan) voldoende tijd had om tijdig, met andere woorden vóór 1 oktober 2022, op te zeggen. Ook om die reden kan het uitzetten van de tender niet als een opzegging door Eneco worden gezien en kan met name niet worden aangenomen dat Eneco het uitzetten van de tender als zodanig moest begrijpen. Het niet inschrijven op de tender door Essent en Eneco kan dus ook niet worden gezien als een opzegging zijdens Essent of Eneco. Daarbij komt nog dat de tender alleen zag op de levering van elektriciteit en niet op de levering van gas. Dit alles nog afgezien van de vraag of de uitvraag middels de tender Essent en/of Eneco heeft bereikt, wat Eneco betwist.
De omstandigheid dat Essent in het verleden contact heeft opgenomen om het eindigen van de jaarlijkse termijn met DocMorris bespreken, maakt niet dat de overeenkomst geacht moet worden te zijn opgezegd als dat niet gebeurt. Daarvoor is immers een plausibele andere verklaring – namelijk klantenbinding voor de periode na de eerstkomende verlenging – terwijl van een contractuele verplichting of zorgplicht om DocMorris te wijzen op het naderen van de uiterste termijn voor opzegging niet is gebleken, laat staan dat daardoor de overeengekomen stilzwijgende verlenging buiten toepassing zou moeten worden verklaard.
4.3.1.
DocMorris heeft verder aangevoerd dat Eneco de overeenkomsten niet heeft verlengd conform de daarvoor geldende regels. Als wordt uitgegaan van de toepasselijkheid van de AV Essent had Eneco daarbij volgens DocMorris de keuze om geen prijswijziging door te voeren of een variabel tarief te hanteren. Met haar e-mail van 30 november 2022 (zie 2.10.) heeft Eneco volgens DocMorris te kennen gegeven een ander tarief te zullen hanteren en bovendien te kennen gegeven de AV Eneco van toepassing te willen verklaren. De door Eneco beoogde verlenging is volgens DocMorris daarom te zien als een aanbod voor een nieuwe overeenkomst, welk aanbod niet door DocMorris is aanvaard.
4.3.2.
Als het zo is dat, zoals DocMorris stelt, Eneco een aanbod heeft gedaan tot het sluiten van andere overeenkomsten en DocMorris dat aanbod niet heeft aanvaard, betekent dit dat de voorheen geldende overeenkomsten zijn blijven gelden. Het standpunt van DocMorris kan daarom niet leiden tot de conclusie dat er tussen partijen geen overeenkomsten meer golden vanaf 1 januari 2023. Aan het andersluidend betoog van DocMorris wordt dus voorbij gegaan.
4.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de overeenkomsten stilzwijgend zijn verlengd na 31 december 2022, dus tot en met (in ieder geval) 31 december 2023. Niet in geschil is dat DocMorris deze overeenkomst onregelmatig heeft beëindigd door het overstappen naar een andere leverancier. De volgende vraag is die naar de gevolgen daarvan. Omdat Eneco zich in dat kader beroept op de AV Eneco dan wel de AV Essent. moet worden ingegaan op de vraag of, en zo ja welke, algemene voorwaarden van toepassing zijn op de overeenkomsten.
De algemene voorwaarden
4.5.
Eneco stelt zich primair op het standpunt dat de AV Eneco van toepassing zijn en subsidiair de AV Essent. DocMorris stelt geen van beide sets van toepassing zijn op de verlengde overeenkomsten.
4.6.
De rechtbank stelt voorop dat de AV Essent bij de aanvang van de overeenkomsten van toepassing zijn verklaard en daarmee van toepassing zijn geworden. Dat is ook niet in geschil. Volgens Eneco zijn daarna de AV Eneco van toepassing geworden naar aanleiding van haar e-mail van 30 november 2022. In die e-mail staat dat ‘
de huidige algemene leveringsvoorwaarden’ (lees: de AV Essent) worden vervangen door de AV Eneco (zie 2.10). Deze enkele mededeling leidt echter niet tot toepasselijkheid van de AV Eneco. Van een daarop volgende aanvaarding van de AV Eneco door DocMorris is niet gebleken terwijl een dergelijke aanvaarding wel nodig is voor de toepasselijkheid van AV Eneco in plaats van de geldende AV Essent. Dit betekent dat de AV Eneco niet van toepassing zijn geworden.
4.7.
DocMorris verwijst naar jurisprudentie waaruit volgt dat het niet mogelijk is om twee sets algemene voorwaarden alternatief, zonder duidelijke keuze, van toepassing te verklaren, hetgeen Eneco volgens DocMorris wel doet door zich primair te beroepen op de AV Eneco en subsidiair op de AV Essent. De jurisprudentie waar DocMorris op doelt gaat echter over het geval dat de gebruiker van de algemene voorwaarden bij het aangaan van een overeenkomst onduidelijkheid laat bestaan over de set algemene voorwaarden die van toepassing worden verklaard. Deze situatie speelt hier niet, aangezien vaststaat dat bij het aangaan van de overeenkomst (logischerwijs) enkel is verwezen naar de AV Essent, die daardoor van toepassing zijn geworden.
4.8.
DocMorris heeft verder aangevoerd dat Eneco de AV Essent van de hand heeft gewezen door in haar e-mail van 30 november 2022 de AV Eneco toepasselijk te verklaren. In die conclusie kan DocMorris niet worden gevolgd. Zoals hiervoor overwogen heeft de door Eneco uitgesproken wens om de AV Eneco van toepassing te laten zijn, niet tot het door Eneco gewenste gevolg van aanpassing van de overeenkomst geleid. Dit betekent dat de overeenkomst ongewijzigd in stand is gebleven. Een verder strekkend gevolg kan aan de handelwijze van Eneco niet worden verbonden.
4.9.
De slotsom is dat de AV Essent van toepassing zijn gebleven op de overeenkomsten. Dit betekent dat de vordering van Eneco aan de hand daarvan moet worden beoordeeld. Meer in het bijzonder geldt dat toepassing wordt gegeven aan artikel 17.4 AV Essent (zie 2.6) waarin staat dat Essent (en dus nu Eneco) onder meer gerechtigd is een boete in rekening te brengen. Op de gevolgen van deze bepaling wordt hierna verder ingegaan. Beoordeling van de vordering aan de hand van de AV Essent betekent dat deze beoordeling plaatsvindt aan de hand van de subsidiaire grondslag. De primaire grondslag wordt verworpen en aan de meer subsidiaire grondslag wordt niet toegekomen.
Wat moet DocMorris betalen?
4.10.
DocMorris is volgens Eneco op basis van AV Essent een vergoeding van in totaal € 1.434.574,16 verschuldigd. Dit bedrag bestaat uit een boetecomponent van € 421.991,71 en een schadevergoedingscomponent van € 1.012.582,45. De boete is gebaseerd op artikel 17.4. van de AV Essent, waarin staat dat aanspraak kan worden gemaakt op een boete ter hoogte van 25% resterende waarde van de overeenkomsten. De schadevergoeding is, aldus Eneco, berekend aan de hand van de kosten die bij Eneco zijn opgekomen als gevolg van de vroegtijdige beëindiging van DocMorris van de overeenkomsten. Eneco rubriceert deze kosten als volgt:
- de kosten als gevolg van het feit dat Eneco de al voor DocMorris voor het jaar 2023 ingekochte energie die slechts tegen een lagere prijs kon worden terugverkocht in de markt,
- de winst die is misgelopen doordat niet aan DocMorris kon worden geleverd,
- de additionele kosten om de benodigde transacties uit te voren en een ander administratief af te wikkelen.
Een berekening is door Eneco overgelegd als productie 11. Uit de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de schade, exclusief kosten, is berekend door het gestelde verkooptarief over 2023, verminderd met het gestelde tarief waartegen is terugverkocht, te vermenigvuldigen met het volume dat DocMorris volgens Eneco naar verwachting in 2023 zou hebben afgenomen bij voortzetting van de overeenkomsten.
Ter verdere onderbouwing van de omvang van de schadevergoeding heeft Eneco gesteld dat zij door het aangaan van de overeenkomsten de verplichting op zich heeft genomen om ervoor zorg te dragen dat het benodigde jaarvolume aan energie voor DocMorris beschikbaar is. In verband daarmee heeft Eneco, naar zij stelt, voorafgaand aan 1 januari 2023 dit jaarvolume voor DocMorris ingekocht. Dit betekent echter ook dat het overtollige aangekochte volume in verband met de voortijdige beëindiging op de groothandelsmarkt moeten worden terugverkocht tegen een lagere prijs, aldus Eneco.
4.11.
Uit artikel 17.4 AV Essent volgt dat Eneco in ieder geval aanspraak kan maken op de daarin vermelde boete. DocMorris heeft de door Eneco gestelde omvang van de boete niet betwist, zodat dit bedrag (€ 421.991,71), behoudens het later te bespreken beroep op matiging, toewijsbaar is.
4.12.
Eneco vordert daarnaast de door haar berekende schadevergoeding, stellende dat dit de schade betreft die zij heeft geleden als gevolg van de tekortkoming in de nakoming van de overeenkomsten door DocMorris, bestaande uit de vroegtijdige beëindiging ervan. In dit standpunt wordt Eneco gevolgd, in die zin dat DocMorris door vroegtijdig op te zeggen toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomsten en om die reden gehouden is de door Eneco geleden schade te vergoeden. Op de mogelijke omvang van de schadevergoedingsplicht wordt hierna ingegaan.
4.13.
DocMorris heeft allereerst aangevoerd dat de boete in de plaats komt van een eventueel verschuldigde schadevergoeding en dus niet bovenop een schadevergoeding kan worden gevorderd. DocMorris verwijst naar het bepaalde in artikel 6:92 lid 2 BW en stelt dat daarvan niet is afgeweken in de overeenkomsten. De rechtbank is het met DocMorris eens dat uit artikel 17.4 van de AV Essent niet kan worden afgeleid dat is afgeweken van het wettelijk uitgangspunt dat een boete in de plaats komt van schadevergoeding. Eneco is op de stelling van DocMorris bovendien niet meer concreet ingegaan. De rechtbank volgt DocMorris daarom in haar standpunt, wat betekent dat Eneco slechts aanspraak kan maken op schadevergoeding voor zover deze hoger is dan de boete.
4.14.
Voor wat betreft de omvang van de schadevergoeding heeft DocMorris gesteld dat deze door Eneco niet deugdelijk is onderbouwd omdat slechts verwezen wordt naar een zelf gefabriceerd overzicht.
Ook betwist DocMorris dat Eneco reeds voorafgaand aan 1 januari 2023 het volledige jaarvolume ten behoeve van DocMorris had aangekocht. Volgens DocMorris doet geen enkele energieleverancier dat en is het ook praktisch onmogelijk om het contractvolume in te kopen voor specifiek een klant met het relatief lage energieverbruik van DocMorris. Bovendien zou dat, aldus DocMorris, gepaard gaan met een groot financieel risico, in welk kader DocMorris erop wijst dat zij zich niet heeft verplicht tot het afnemen van een bepaald volume. Zij stelt in 2023 slechts de helft te hebben verbruikt van het door Eneco in haar berekening aangehouden volume. Als Eneco toch het volledige jaarvolume zou hebben ingekocht, zou het eventueel verlies daarop volgens DocMorris niet (volledig) op haar mogen worden afgewenteld omdat het niet nodig was en daarmee een eigen keuze van Eneco. DocMorris beroept zich in dit kader op artikel 6:101 BW.
Verder voert DocMorris aan dat onduidelijk is wanneer er door Eneco zou zijn ingekocht en tegen welke tarieven. De stelling dat energie met verlies is terugverkocht is volgens DocMorris een blote stelling. Zij wijst er in dat kader op dat in het door Eneco gemaakte overzicht een prijs bij terugverkoop is gehanteerd zoals die zou gelden op 4 januari 2023, wat volgens DocMorris een willekeurig gekozen datum is. Daarnaast stelt DocMorris (in het kader van de bespreking van de schade) dat Eneco bij voortzetting van de overeenkomsten in 2023 op grond van het bepaalde in artikel 3.9. van de AV Essent een variabel tarief had moeten hanteren, terwijl Eneco in haar berekening uitgaat van een vast tarief.
4.15.1.
DocMorris heeft aldus de omvang van de schadevergoeding gemotiveerd betwist. Zij heeft er onder meer terecht op gewezen dat de onderbouwing van Eneco in feite niet meer inhoudt dan een verwijzing naar een door Eneco zelf gemaakt en niet te controleren overzicht. Mede gelet daarop kan de door Eneco gestelde omvang van de schadevergoeding op dit moment niet worden aangenomen. Daarom zal Eneco in de gelegenheid worden gesteld om bij een nader te nemen conclusie (uitsluitend) in te gaan op de omvang van de schadevergoeding.
Daarbij heeft te gelden dat als vaststaand wordt aangenomen dat bij voorzetting van de overeenkomsten een variabel tarief had gegolden. Dat heeft DocMorris immers gesteld onder verwijzing naar de relevante bepaling uit de AV Essent en Eneco heeft dat niet (gemotiveerd) betwist.
Verder is relevant dat begroting van schade plaatsvindt door een vergelijking te maken tussen de situatie waarin de overeenkomsten onberispelijk zouden zijn nagekomen door DocMorris en de situatie zoals die zich daadwerkelijk heeft ontvouwd als gevolg van de tekortkoming van DocMorris. Gegeven het feit dat vaststaat dat DocMorris niet de plicht had om een minimum volume af te nemen, moet bij het ‘onberispelijk nakomen-scenario’ gekeken worden naar het volume waarvan moet worden aangenomen dat DocMorris in 2023 bij Eneco zou hebben afgenomen. Dit moet worden afgezet tegen het ‘tekortkoming-scenario’, waarin DocMorris niets heeft afgenomen en Eneco het volume dat zij anders aan DocMorris had kunnen leveren heeft moeten terugverkopen aan de markt. Voorshands acht de rechtbank daarom niet relevant welk volume Eneco voor (een deel van) 2023 voor DocMorris had ingekocht. Als dat meer was dan DocMorris in dat jaar zou hebben afgenomen, had Eneco daar ook in het geval dat DocMorris onberispelijk was nagekomen geen vergoeding voor kunnen krijgen en dus ook niet nu DocMorris tekort is geschoten.
4.15.2.
Aan de hand van de nadere toelichting en eventueel nadere bewijslevering van Eneco moet onder meer het volgende duidelijk worden:
- welke (variabele) verkoopprijzen zouden hebben gegolden indien de overeenkomsten in 2023 zouden zijn voortgezet?,
- tegen welk tarief is de energie die niet door DocMorris is afgenomen terugverkocht?
- wat is – met inachtneming van hetgeen in dit vonnis is overwogen – de totaal door Eneco geleden schade?.
Uiteraard staat het Eneco vrij om ook op andere kwesties betrekking hebbend op de schadebegroting in te gaan. Indien het niet mogelijk is om middels de nadere conclusie het nodige bewijs bij te brengen, dient Eneco aan te geven of, en zo ja op welke wijze, zij nader bewijs wil leveren. Indien daarvoor benoeming van een deskundige nodig is, zal Eneco dat eveneens moeten motiveren. Als bewijs zou moeten worden geleverd middels bedrijfsvertrouwelijke informatie – waar Eneco op hint in randnummer 13 van de namens haar voorgedragen spreekaantekeningen – kan Eneco een gemotiveerd beroep doen op het bepaalde in artikel 22 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (zoals dat gold bij de start van deze procedure).
Om een correcte schadeberekening te kunnen maken, zal Eneco een inschatting moeten maken van het volume dat DocMorris in 2023 bij haar zou hebben afgenomen ingeval van voortzetting van de overeenkomsten. De rechtbank gaat ervan uit dat hetgeen DocMorris daadwerkelijk heeft afgenomen bij de opvolgend energieleverancier daarvoor een goede indicatie is. DocMorris beschikt over de relevante gegevens, zo is desgevraagd tijdens de mondelinge behandeling verklaard. De rechtbank gaat ervan uit dat DocMorris deze gegevens op eerste verzoek aan Eneco ter beschikking stelt.
4.16.
Nadat Eneco haar nadere conclusie heeft genomen, zal DocMorris een antwoordconclusie kunnen nemen. In afwachting daarvan zal iedere verdere beslissing worden aangehouden. Omdat het resultaat van de nadere toelichtingen en bewijslevering ook relevant kan zijn voor het beroep dat DocMorris doet op matiging van de contractuele boete, is dat een van de onderwerpen waarop later zal worden beslist.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van
23 juli 2025voor nadere conclusie aan de zijde van Eneco conform 4.15.1. en 4.15.2.,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 11 juni 2025.
cb