ECLI:NL:RBLIM:2025:8519

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
C/03/318567 / HA ZA 23-246
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Civiel rechtelijke procedure over bewijsopdracht en boete in verband met overtreding van een overeenkomst

In deze civielrechtelijke procedure, behandeld door de Rechtbank Limburg, is een tussenuitspraak gedaan op 18 juni 2025 in de zaak tussen [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] en de besloten vennootschappen Losberger de Boer Benelux B.V. en De Boer Structures Holding B.V. De zaak betreft een vervolg op een tussenvonnis van 24 april 2024, waarin de rechtbank gedaagden in conventie een bewijsopdracht had gegeven. In het huidige vonnis heeft de rechtbank de bewijsmiddelen beoordeeld en geconcludeerd dat gedaagden in conventie niet zijn geslaagd in de bewijsopdracht. Dit betekent dat er geen onherstelbare overtreding van de overeenkomst door eiseres in conventie is aangetoond, wat de beëindiging van de overeenkomst zou rechtvaardigen. De rechtbank heeft verder geoordeeld dat gedaagden in conventie in beginsel drie keer een boete verschuldigd zijn op basis van een bijlage bij de overeenkomst, maar dat eiseres in conventie de gelegenheid krijgt om zich schriftelijk uit te laten over het beroep op matiging van die boete. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen voor akte aan de zijde van eiseres in conventie.

Uitspraak

RECHTBANK Limburg

Civiel recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/318567 / HA ZA 23-246
Vonnis bij vervroeging van 18 juni 2025
in de zaak van
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie],
te [woonplaats] ,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
hierna te noemen: [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ,
advocaat: mr. M.M.M. Rooijen te Weert,
tegen
de besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid
1.
LOSBERGER DE BOER BENELUX B.V.en
2.
DE BOER STRUCTURES HOLDING B.V.,
beiden gevestigd te Alkmaar,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
hierna te noemen: samen (in enkelvoud) LDB, of
afzonderlijk LDB Benelux en LDB Holding,
advocaat: mr. L. van der Werf te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 24 april 2024 (hierna: het tussenvonnis),
- de akte getuigenverhoor van LDB,
- de brief van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] van 9 juli 2024 met opgave getuige in contra-enquête,
- het proces-verbaal van enquête aan de zijde van LDB in conventie tevens contra-
enquête aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] in conventie van 5 november 2024,
- de conclusie na enquête tevens wijziging van eis van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , met de productie 20,
- de conclusie na enquête van LDB, met de producties 6 en 7,
- het B16-formulier van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] waarbij vonnis gevraagd wordt,
- het B16-formulier van LDB waarbij bezwaar gemaakt wordt tegen de eiswijziging in conventie,
- de rolbeslissing van 26 februari 2025,
- de antwoordakte wijziging van eis van LDB.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

in conventie
Vorderingen I en II
bewijsopdracht LDB
2.1.
De vorderingen I en II van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] [1] zijn na de eiswijzing gelijk gebleven. De rechtbank heeft LDB in het tussenvonnis [2] toegelaten tot bewijslevering van de stelling dat de heer [naam zoon] (hierna: [naam zoon] ) namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op 5 oktober 2022 heeft gepoogd de heer [naam] (hierna: [naam] ) van LDB om te kopen door hem aan te bieden een provisie te betalen als hij er voor zou zorgen dat LDB projecten zou toedelen aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
bewijslevering
2.2.
LDB heeft bewijs geleverd via getuigenbewijs en schriftelijk bewijs. Zij heeft in enquête [naam] als getuige gehoord.
2.3.
[naam] heeft als getuige - samengevat - verklaard dat er op 5 oktober 2022 een vergadering heeft plaatsgevonden in een hotel in Eindhoven, waarbij aanwezig waren hijzelf namens LDB en namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] [naam zoon] , de zoon van [naam zoon] en hun technische man. Na afloop van de vergadering, toen de zoon van [naam zoon] en hun technische man, al naar de parkeerplaats waren gelopen, heeft [naam zoon] hem in de hal van het hotel gevraagd of hij in de toekomst aan hem projecten kon doorgeven. Op de vraag waarom, heeft [naam zoon] toen geantwoord dat hij dan een provisie van 5 á 6 procent van hem zou krijgen. Het gesprek vond plaats in de Nederlandse taal en [naam] heeft verklaard er zeker van te zijn dat hij [naam zoon] goed heeft begrepen. Hij heeft het gesprek meteen afgekapt. [naam] heeft daarna de kosten van de zaalhuur afgerekend en de drankjes betaald. Nadien is [naam zoon] bij hem op zijn vraag niet meer teruggekomen. Van dit gesprek zijn derden geen getuige geweest, aldus [naam] , omdat de zoon van [naam zoon] en hun technische man al zo ver verwijderd waren dat zij het gesprek niet hebben kunnen volgen.
2.4.
Als bewijs van de juistheid van de verklaring van [naam] dat hij de kosten van de vergadering van 5 oktober 2022 heeft betaald, heeft LDB een factuur van het hotel van die datum overgelegd [3] . Ook heeft LDB als bewijsmiddel het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 januari 2024 in het geding gebracht, waarin [naam] namens LDB een verklaring heeft afgelegd die in lijn ligt met zijn verklaring als getuige.
2.5.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft in contra-enquête [naam zoon] als getuige gehoord en als tegenbewijs een
e-mail van [naam] aan [naam zoon] van 5 oktober 2022 [4] overgelegd.
2.6.
[naam zoon] heeft als getuige verklaard dat het gesprek dat hij op 5 oktober 2022 met [naam] voerde in de hal van het hotel, na de vergadering, een andere inhoud had dan [naam] verteld heeft. Volgens hem hebben zij het er alleen over gehad wie de kosten van de drankjes zou betalen. [naam] zei dat LDB de kosten voor haar rekening nam. Nadat ze elkaar de hand gegeven hebben, zei [naam] nog dat hij [naam zoon] een mail zou sturen over het project. Ook [naam zoon] heeft verklaard dat zijn zoon en de heer [naam technische man] (rb: de persoon die [naam] aanduidt als de technische man) al naar buiten, naar de parkeerplaats, waren gelopen toen hij nog kort sprak met [naam] . [naam zoon] ontkent dat hij aan [naam] een voorstel heeft gedaan om provisie te betalen. In de e-mail van [naam] aan [naam zoon] van
5 oktober 2022 om 22:43 uur, die [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] ter ondersteuning van de verklaring van [naam zoon] heeft overgelegd, verwijst [naam] naar het gesprek van die middag en vraagt hij [naam zoon] de verstrekte informatie mee te nemen in de aanbieding van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
bewijswaardering
2.7.
De getuigenverklaring van [naam] is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen voldoen aan de bewijsopdracht. Zijn verklaring wordt immers tegengesproken door [naam zoon] . Vaststaat dat [naam] en [naam zoon] op 5 oktober 2022 in de hal van het hotel een één op één gesprek met elkaar gevoerd hebben, doch hun verklaringen over wat zij toen met elkaar besproken hebben, staan haaks op elkaar. Er zijn geen derden die hun verklaringen kunnen bevestigen of ontkrachten. Volgens LDB verklaart [naam zoon] tegenstrijdig over de bespreking als het gaat om hoe vaak LDB de kosten van dergelijke besprekingen voor haar rekening genomen zou hebben. Daarom zou de hele verklaring van [naam zoon] onwaarschijnlijk zijn, aldus LDB. De rechtbank volgt LDB daarin niet. De strekking van de verklaring van [naam zoon] was dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] het merendeel van dergelijke kosten betaald heeft. Voor de bewijsopdracht is verder niet relevant of en hoe vaak LDB eerder dergelijke kosten voldaan heeft. Aanknopingspunten om aan de verklaring van [naam] meer geloof te hechten dan aan de verklaring van [naam zoon] zijn er niet. Andere bewijsmiddelen die de lezing van [naam] ondersteunen of de verklaring van [naam zoon] ontkrachten, ontbreken. Uit de door LDB overgelegde factuur van de kosten van de vergadering op 5 oktober 2022 kan de rechtbank dit in ieder geval niet afleiden. Dit bewijsmiddel bevestigt alleen de verklaring van beide getuigen dat LDB de kosten van de vergadering van 5 oktober 2022 betaald heeft.
2.8.
De slotsom is dat LDB niet geslaagd is in het bewijs van haar stelling dat [naam zoon] namens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] op 5 oktober 2022 heeft gepoogd [naam] van LDB om te kopen door hem aan te bieden een provisie te betalen als hij er voor zou zorgen dat LDB projecten zou toedelen aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
2.9.
Omdat het bewijs niet is geleverd, is ook niet gebleken dat er sprake was van een onherstelbare overtreding van de overeenkomst door [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] als bedoeld in artikel 4.1.1. onder a. van die overeenkomst, die de beëindiging respectievelijk opzegging van de overeenkomst rechtvaardigde. LDB is door de ongerechtvaardigde beëindiging dan wel opzegging jegens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tekort geschoten en in verzuim [5] . Voor daaruit vloeiende schade is LDB aansprakelijk. Vordering I zal dan ook worden toegewezen.
2.10.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis [6] geoordeeld dat [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] tijdens de mondelinge behandeling op 9 januari 2024 de mogelijkheid dat zij schade heeft geleden voldoende aannemelijk heeft gemaakt. Ook vordering II wordt derhalve toegewezen.
Vordering III
2.11.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft haar oorspronkelijke vordering III bij de conclusie na enquête, tevens wijziging van eis, deels gewijzigd. Het eerste deel van de oorspronkelijke vordering III (de gevorderde verklaring voor recht) is gelijk gebleven en het tweede deel van die vordering is gewijzigd.
eerste deel vordering III (verklaring voor recht)
2.12.
Wat betreft het ongewijzigde deel van de vordering III volhardt de rechtbank bij het oordeel in het tussenvonnis [7] dat de onder III gevorderde verklaring voor recht zal worden toegewezen.
tweede deel vordering III (gevorderde boete)
2.13.
De rechtbank heeft in het tussenvonnis [8] geoordeeld dat de bij dagvaarding gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat bij eindvonnis zal worden afgewezen.
2.14.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft vervolgens die gevorderde schadevergoeding op te maken bij staat ingetrokken. Na de wijziging van de eis vordert [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] een boete van € 1.800.000,00 op grond van artikel 8 NDA wegens overtreding van artikel 6 NDA. De gevorderde boete bestaat uit twee onderdelen:
i. Voor elke inbreuk (
“for each breach”):
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] stelt dat LDB artikel 8 NDA in ieder geval heeft overtreden op 3 en 5 juli 2022 en 7 september 2022. Volgens haar moet er vóór 7 september 2022 in ieder geval nog één contactmoment geweest zijn om de afspraak van 7 september 2022 te kunnen plannen. Gelet hierop zijn er in ieder geval vier contactmomenten tussen LDB en DMT NL geweest en is LDB een boete verschuldigd van 4 x € 100.000,00 = € 400.000,00.
Voor elke week dat de inbreuk voortduurt (
“and for each week this breach continues”):
Omdat volgens [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] de inbreuk van artikel 8 NDA voortgeduurd heeft van 3 juli 2022 tot 10 oktober 2022 is een boete verschuldigd van 14 weken x € 100.000,00 =
€ 1.400.000,00.
2.15.
LDB voert aan dat er, gelet op de aard van de contactmomenten met DMT NL, hoogstens één inbreuk van artikel 6 NDA is geweest en daardoor maximaal één boete van
€ 100.000,00 kan worden gevorderd. Er heeft één fysiek contact met DMT NL plaatsgevonden. Het contact met één van de uitgesloten partijen genoemd in de NDA kan naar haar aard maar eenmaal worden begaan, aldus LDB. Er is geen sprake van een voortdurende inbreuk. LDB betwist dat er na 7 september 2022 nog contactmomenten met DMT NL zijn geweest.
2.16.
Voor de leesbaarheid herhaalt [9] de rechtbank hieronder de tekst van artikel 6 NDA:
No contacts of what so ever will be engaged directly or indirectly by LDB, with the in above mentioned companies that are mentioned above and listed by [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , which are excluded from this agreement, unless there is a written and signed permission coming from [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . LDB acknowledge the fact that these companies are exclusive partners of [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
en artikel 8 NDA:
Any breach of this statement/agreement by supplier will give rise to the obligation of supplier to pay liquidated damages to the other party to the amount of EUR 100.000,- for each and every breach and for each week this breach continues.
2.17.
In de overeenkomst en de NDA hebben partijen tot uitdrukking gebracht dat zij zaken met elkaar willen doen en dat zij elkaar moeten kunnen vertrouwen. Als uitvloeisel daarvan hebben zij afgesproken dat LDB niet zonder de toestemming van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] contact mag leggen met een aantal in de NDA genoemde partijen, omdat het exclusieve zakenpartners zijn van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] . Partijen hebben een boete in artikel 8 NDA opgenomen voor het geval inbreuk gemaakt wordt op die afspraak. Overtreding van artikel 6 NDA heeft als contractueel gevolg dat LDB een boete van € 100.000,00 verschuldigd is. Artikel 8 NDA betrekt daarbij niet of uit het verboden contact een positief resultaat is voortgevloeid voor LDB.
2.18.
Bij tussenvonnis [10] zijn drie contactmomenten vastgesteld, te weten op 3 juli 2022,
5 juli 2022 en 7 september 2022, waarop LDB artikel 6 NDA heeft overtreden. De rechtbank volgt niet het betoog van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] dat er sprake is geweest van een voortdurende overtreding gedurende 14 weken, omdat er in de periode van 3 juli tot en met 7 september 2022 slechts drie contactmomenten zijn komen vast te staan. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] baseert haar stelling over andere contactmomenten na 7 september 2022 enkel op vermoedens, die niet geobjectiveerd zijn. De rechtbank verwerpt het verweer van LDB dat alleen het fysieke contactmoment met DMT relevant is, aangezien daarvoor geen aanknopingspunten te vinden zijn in de tekst en de strekking van artikel 6 NDA. Gelet hierop is LDB in beginsel driemaal de boete uit hoofde van artikel 8 NDA verschuldigd aan [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] , kortom 3 x
€ 100.000,00 = € 300.000,00.
2.19.
LDB verzoekt de rechtbank de boete te matigen op grond van artikel 6:94 BW, omdat - kort samengevat - uit de contactmomenten met DMT NL geen samenwerking tussen LDB en DMT NL tot stand is gekomen en [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] geen schade heeft geleden. LDB meent dat sprake is geweest van een geringe tekortkoming aan haar zijde. Gelet daarop is er sprake van een onevenredigheid tussen de gevorderde boete en de hoogte van de schade, aldus LDB.
2.20.
[eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft op het verzoek van LDB om de boete te matigen niet meer kunnen reageren, omdat dit verzoek gedaan is in het laatste processtuk van LDB. De rechtbank zal [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] daarom in de gelegenheid stellen om zich bij akte uit te laten (uitsluitend) over het beroep op matiging van LDB.
Vorderingen IV en V
2.21.
De rechtbank volhardt bij wat zij heeft overwogen over deze vorderingen in het tussenvonnis [11] . Gelet hierop zullen de vorderingen IV en V worden afgewezen.
Vordering VI
2.22.
De rechtbank heeft bij tussenvonnis [12] overwogen dat de oorspronkelijke vordering VI moet worden afgewezen. [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] heeft vervolgens, bij wijziging van eis, de vordering VI ingetrokken.
in reconventie
2.23.
De rechtbank volhardt bij de oordelen in het tussenvonnis [13] over de vorderingen in reconventie.

3.De beslissing

De rechtbank
in conventie
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
16 juli 2025voor akte aan de zijde van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] zoals overwogen in rov. 2.20,
in reconventie
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.M. Etman en in het openbaar uitgesproken.
CM

Voetnoten

1.Zie rov. 3.1. van het tussenvonnis.
2.Zie rov. 4.8. van het tussenvonnis.
3.Zie productie 7 bij conclusie na enquête van LDB.
4.Zie productie 20 bij conclusie na enquête tevens houdende akte eiswijziging van [eiseres in conventie, verweerster in reconventie] .
5.Zie rov. 4.10. van het tussenvonnis.
6.Zie rov. 4.10. van het tussenvonnis.
7.Zie rov. 4.11. tot en met 4.18. van het tussenvonnis.
8.Zie rov. 4.23. van het tussenvonnis.
9.Zie ook rov. 4.11. en 4.19. van het tussenvonnis.
10.Zie rov. 4.17. van het tussenvonnis.
11.Zie rov. 4.25. en 4.26. van het tussenvonnis.
12.Zie rov. 4.27. van het tussenvonnis.
13.Zie rov. 4.29. en 4.30. van het tussenvonnis.