Op 25 juni 2025 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, een vonnis in incident gewezen in de zaak tussen eiseres en gedaagde. Eiseres, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.C. Snel, vorderde een verklaring voor recht met betrekking tot de nalatenschap van een erflaatster. Gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. L.H. Steehouwer-Mollema, stelde dat de rechtbank zich onbevoegd moest verklaren en de zaak moest verwijzen naar de kamer voor kantonzaken, omdat de waarde van de vordering onder de € 25.000,00 zou liggen. Eiseres stemde in met dit verzoek, maar de rechtbank oordeelde dat de vordering een verklaring voor recht betrof die van onbepaalde waarde was en niet in geld was uit te drukken. Hierdoor bleef de rechtbank bevoegd om van de vorderingen kennis te nemen. De rechtbank wees de incidentele vordering van gedaagde af en compenseerde de proceskosten, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. De zaak zal op 9 juli 2025 weer op de rol komen voor opgave van verhinderdata door beide partijen voor de maanden oktober 2025 tot en met maart 2026. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. B.R.M. de Bruijn.