ECLI:NL:RBLIM:2025:8476

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
03/090248-23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval veroorzaakt door vuilniswagen met dodelijke afloop voor voetganger

Op 27 augustus 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 17 november 2022 te Merkelbeek, in de gemeente Beekdaelen, als bestuurder van een vuilniswagen een dodelijk verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, geboren in 1984, reed achteruit met zijn vuilniswagen en heeft daarbij een voetganger, de 86-jarige [slachtoffer], aangereden. De voetganger overleed twaalf dagen later aan de gevolgen van de opgelopen verwondingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich aanmerkelijk onoplettend heeft gedragen door niet voldoende in zijn spiegels en op de achteruitrijcamera te kijken tijdens het achteruitrijden. De officier van justitie had een taakstraf van 180 uur geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 60 uur op, rekening houdend met de impact van het ongeval op de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het veroorzaken van het ongeval, dat leidde tot de dood van de voetganger, en dat dit aan zijn schuld te wijten was volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/090248-23
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 27 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 1984,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. M.M.H. Zuketto, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 13 augustus 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
primair:zich als bestuurder van een vuilniswagen schuldig heeft gemaakt aan het veroorzaken van een verkeersongeval waardoor [slachtoffer] is gedood;
subsidiair:zich in het verkeer gevaarlijk heeft gedragen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit. Hij acht bewezen dat de verdachte, een professionele verkeersdeelnemer, met een zware en grote vuilniswagen een verkeersongeval heeft veroorzaakt ten gevolge waarvan een andere verkeersdeelnemer, de heer [slachtoffer] , om het leven is gekomen. Op basis van de verkeersongevallenanalyse (VOA) in het dossier stelt de officier van justitie vast dat de verdachte het slachtoffer had kunnen zien en moeten opmerken. Volgens de officier van justitie is geen sprake van een kort moment van onoplettendheid. Hij komt tot de conclusie dat de verdachte met zijn gedrag aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend is geweest. Dat levert schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) op.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak van het primair tenlastegelegde feit bepleit, nu de verdachte niet aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend heeft gehandeld en geen schuld in de zin van artikel 6 WVW heeft aan het verkeersongeval. De raadsman heeft een alternatief scenario naar voren gebracht. Kennelijk heeft het slachtoffer [slachtoffer] tegen anderen verteld dat hij zijn hondje Billie wilde oppakken toen hij op de Misweg aan het wandelen was. Als hij in de berm heeft gelopen, waar hij niet waarneembaar was voor de verdachte, en plots zijn hondje wilde oppakken, dan is dat volgens de verdediging de meest logische verklaring voor wat er die dag is gebeurd. Het tragische verkeersongeval is het resultaat van een uiterst ongelukkige samenloop van omstandigheden.
Daarnaast is het tragische verkeersongeval niet het gevolg geweest van gevaarzettend gedrag aan de zijde van de verdachte, waardoor de raadsman eveneens vrijspraak van het subsidiair tenlastegelegde feit heeft bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Het
proces-verbaal aanrijding misdrijf [2] bevat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Locatie ongeval
Datum: 17 november 2022
Omstreeks: 10:21 uur
Adres: Misweg 3
Postcode plaats: 6447 PA Merkelbeek
Gemeente: Beekdaelen
Lichtgesteldheid: Daglicht
Weersgesteldheid: Droog
Wegsituatie: Rechte weg
Maximumsnelheid: 60 km per uur
Betrokken partijen
Betrokkene 1 (persoon)
Voetganger: [slachtoffer]
Geboren: [geboortedatum 2] 1936 te [geboorteplaats 2]
Overleden: 29 november 2022 te Maastricht
Betrokkene 2 (voertuig)
Voertuig: Bedrijfsauto [kenteken] Iveco
Eigenaar/houder: Rd4 (Nijverheidsweg 4A, 6422 Heerlen)
Bestuurder: [verdachte]
Rijbewijs categorieën: AM, B, C, C1, T
Datum eerste afgifte: 11 augustus 2005
Verbalisanten [3] [verbalisant 1] en [verbalisant 2] relateerden – zakelijk weergegeven – onder meer als volgt over de situatie ter plaatse:
Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , kwamen als eerste ter plaatse. Wij zagen dat het slachtoffer direct achter een vuilnisauto lag, ter hoogte van het linker achterwiel. Wij zagen dat het slachtoffer een bijna amputatie had van zijn linker bovenbeen met catastrofaal bloedverlies. Wij zagen dat deze man bij kennis was.
Ik hoorde desgevraagd na pijnprikkel dat het slachtoffer zelf aangaf te zijn: [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 1936.
Wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , hoorden dat de bestuurder van de vrachtauto bleek te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum 1] 1984. De vrachtauto was voorzien van het Nederlandse kenteken [kenteken] . De vrachtauto betrof een vuilniswagen van Rd4. Om 10.40 uur ging de ambulance met slachtoffer [slachtoffer] , met ademhaling, bij kennis, naar het ziekenhuis te Maastricht.
Het
proces-verbaal VOA [4] bevat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
Voertuigonderzoek
Kenteken: [kenteken]
Merk: Iveco
Massa rijklaar: 12925 kg
Wij zagen dat deze Iveco is ingericht voor een deur-aan-deurophaaldienst voor huishoudelijk afval en de verwijdering ervan: een vuilniswagen. Deze vuilniswagen was rechts gestuurd.
Digitale data controleapparaat (tachograaf)
Bij het ingestelde onderzoek bleek mij, [verbalisant 3] , dat het voertuig was voorzien van een digitale tachograaf. De klok van de tachograaf liep zeven minuten voor. De tijden zijn geregistreerd op basis van de UTC tijdsnotering en wijken daardoor 1 uur (vroeger) af van de ten tijde van het ongeval geldende wintertijd.
In de minuut van 09:24 uur zien wij de Iveco vier keer versnellen tot circa 3 km/u waarbij de onderlinge intervallen verschillen. Tegen het einde van deze minuut zien wij het voertuig versnellen en bereikt in de minuut van 09:25 uur een snelheid van 32 km/u waarop de Iveco weer afremt. Na deze remming staat de Iveco 12 seconden stil, opvolgend wordt er in 8 seconden versneld tot een snelheid van 13 km/u waarna de snelheid terugzakt. Hier is de snelheid voor 10 seconden tussen de 2 km/u en 5 km/u waarop de Iveco versnelt tot 14 km/u. Deze snelheid heeft de Iveco de laatste 7 seconden van minuut 09:25 uur en de eerste 5 seconden van minuut 09:26 uur. Hierna remt de Iveco abrupt af in 2 seconden naar stilstand. Dan staat de Iveco 22 seconden stil en wordt dan voor 5 seconden verplaatst met zeer lage snelheden waarna het voertuig weer stilstaat. Na 13 minuten wordt de Iveco weer verplaatst.
Zichtbepalingen door de buitenspiegels en de achteruitrijcamera
Door mij, verbalisant [verbalisant 3] , werden de gezichtsvelden van de buitenspiegels van het voertuig en de achteruitrijcamera, merk Iveco gecontroleerd. Op de rijbaan was er via de linker buitenspiegels goed zicht langs de Iveco, op het achter de Iveco gelegen weggedeelte van de Misweg. Via de achteruitrijcamera was er goed zicht naar achteren.
Vermoedelijke toedracht
De voetganger had gelopen over de Misweg aan de rechterzijde van de rijbaan, komende uit de richting van de Steenweg en gaande in de richting van Schinveld. De bestuurder van de Iveco had achterwaarts op de Misweg gereden, komende uit de richting van de Steenweg en gaande in de richting van Schinveld. Ter hoogte van de zone belijning kwam de achterzijde links van de Iveco in contact met de rugzijde
van de voetganger, waarbij de voetganger omver werd geduwd en het linker onderbeen onder het linker wiel kwam van de achterste as. De achterzijde van het rechter bovenbeen is in contact gekomen met de spatlap links van de achterste as.
Oorzaak
Het ongeval is ontstaan doordat de bestuurder tijdens het achteruitrijden het overige verkeer niet voor liet gaan en zijn voertuig niet tot stilstand bracht binnen de afstand dat de weg te overzien en vrij was.
Gevolg
Op dinsdag 29 november 2022 overleed de voetganger ten gevolge van de bij de aanrijding opgelopen letsels.
Vermijdbaarheid
De bestuurder van de Iveco had het ongeval kunnen voorkomen door alvorens achterwaarts door te rijden naar het achter gelegen perceel de voetganger voor te laten gaan of zijn voertuig tijdig tot stilstand te brengen binnen de afstand dat de weg te overzien en vrij was. De voetganger moet al enige tijd op de Misweg gelopen hebben en had via de buitenspiegels of de achteruitrijcamera zichtbaar moeten zijn geweest voor de bestuurder van de Iveco. De voetganger was tot circa 1 meter achter de Iveco zichtbaar en had dus geruime tijd zichtbaar kunnen en moeten zijn voor de bestuurder van de Iveco. De voetganger kon in alle redelijkheid het ongeval niet voorkomen.
Het
aanvullend proces-verbaal VOA [5] bevat – zakelijk weergegeven – het volgende:
Ik, [verbalisant 4] , brigadier van politie, werkzaam bij de afdeling Forensische Opsporing Verkeer van de Divisie Regionale Recherche van de Eenheid Limburg, heb op verzoek van officier van justitie M.E. Dekker situatietekeningen vervaardigd van een ongeval. Op de posities vanaf 09:25:53 uur tot aan 09:26:08 uur is de Iveco teruggeplaatst. Hierbij is de positie van 09:26:08 uur de feitelijke eindpositie van de Iveco. Omstreeks 09:26:05 uur heeft de botsing met de voetganger plaatsgevonden.
Op dinsdag 29 november 2022 werd door de forensisch arts op het stoffelijk overschot een lijkschouw verricht. Het
schouwverslag [6] van de lijkschouwer vermeldt – zakelijk weergegeven – het volgende:
De ondergetekende, [naam lijkschouwer] , lijkschouwer in o.a. de gemeente Maastricht, verklaart het lijk persoonlijk te hebben geschouwd en verklaart er niet van overtuigd te zijn dat de dood ten gevolge van een natuurlijke oorzaak is ingetreden.
Overledene: [slachtoffer]
Overleden: 29 november 2022 om 20:03 uur
Schouwitems
Linkerbeen: Het linkerbeen is tot boven de knie geamputeerd. Om zoveel mogelijk beensparend te werken, is getracht zo min mogelijk been te amputeren. Vanwege een persisterende infectie, hebben in verschillende etappes amputaties moeten plaatsvinden. Uiteindelijk is de infectie, die is ontstaan door straatvuil, verder ontwikkeld tot een bloedvergiftiging. Deze heeft vervolgens multi orgaanfalen veroorzaakt en heeft de dood van betrokkene veroorzaakt.
Evaluatie: Betrokkene is overleden aan de gevolgen van een sepsis. Deze is kunnen ontstaan doordat straatvuil in de open wond van de beenfractuur, opgelopen door een verkeersongeval, terecht is gekomen.
Conclusie: er is sprake van een niet-natuurlijk overlijden.
De
getuige [getuige] [7] verklaarde – zakelijk weergegeven – als volgt:
Op 17 november 2022 reed ik met mijn man even een rondje in mijn nieuwe auto. Mijn man reed. Ik zat op de bijrijdersstoel. Wij gingen rechtsaf de Misweg in. Daar zagen we een vuilnisauto, die achteruit reed. Wij zijn stil blijven staan ter hoogte van de vuilnisbak en een elektriciteitskast. Ik keek langs de vuilnisauto. Ik kon langs de vrachtwagen heel ver kijken. Ik had zicht langs de rechterkant van de vrachtwagen. Ik zag [slachtoffer] met Billie lopen. Vanuit mijn positie zag ik [slachtoffer] dus rechts van de vrachtauto, aan de rechterkant van de weg. [slachtoffer] liep van mij af, dus ik keek tegen zijn rug. [slachtoffer] liep tussen de eerste en de tweede lindeboom. Hij liep op de straat, niet in de berm. De vrachtauto begon toen achteruit te rijden. Ik vraag me af of [slachtoffer] die vrachtwagen opgemerkt heeft. [slachtoffer] was zeer slechthorend. Ik zei hardop tegen mijn man: “Daar loopt [slachtoffer] . Hij ziet het niet, hij ziet hem niet, hij ziet hem niet!” Hiermee bedoelde ik de vrachtwagenchauffeur. Toen heeft de vrachtwagen [slachtoffer] aangereden. ik wist dat het fout was omdat de vrachtwagen niet afremde. Het was precies waar [slachtoffer] liep. Ik wist toen hij achteruit reed dat het fout zou gaan.
Ik ben links langs de vrachtwagen gelopen, dus niet waar [slachtoffer] lag. Billie liep in de berm. De chauffeur zat al op zijn hurken bij [slachtoffer] . Ik heb me nog tot [slachtoffer] gewend, hij was bij kennis.
De
verklaringvan de
verdachte [8] , afgelegd bij de politie, bevat – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende:
O: Je hebt vandaag in Merkelbeek over de Steenweg gereden en bent vervolgens achterwaarts de Misweg ingereden met de bedoeling een vuilniscontainer te legen van een perceel dat daar is gevestigd. Je hebt daarbij een aanrijding veroorzaakt waarbij je met de achterzijde van de door jou bestuurde vrachtauto tegen en over een wandelaar bent gereden.
V: Hoe kun jij dat verklaren?
A: Dat ik hem niet of te laat heb gezien.
V: Was je mogelijk ergens anders door afgeleid dat je die wandelaar niet of althans te laat hebt gezien?
A: Mijn aandacht werd tijdens het achteruit de Misweg inrijden getrokken door een personenauto die voor mij reed. Deze personenauto kwam net als ik ook uit de Steenweg gereden en reed de Misweg in om vervolgens bij het eerste perceel te stoppen.
V: Hoe zit het met jouw plaatselijke bekendheid wat betreft de locatie waar de aanrijding vandaag heeft plaatsgevonden?
A: Ik ben daar in het verleden twee of drie keer geweest dus ik ben er wel bekend.
V: Hoe was het uitzicht voor jou op het moment dat je achterwaarts de Misweg bent
ingereden?
A: Goed. Het was droog weer op dat moment. Ik had zicht op de landweg en de bomen die daar aan de zijkant van de Misweg staan.
V: Wanneer en hoe kwam jij erachter dat je mogelijk over iemand was heengereden toen jij daar achteruit door de Misweg reed?
A: Ik keek in de linker spiegel van mijn vrachtauto en toen zag ik een man vallen. Die man bevond zich linksachter mijn vrachtauto. Ik zag dus dat die man op de grond viel en nadat ik dat zag heb ik meteen geremd en mijn vrachtauto tot stilstand gebracht. Ik ben meteen uit de vrachtauto gestapt en ben toen naar de man gelopen. Ik zag dat die man op de grond lag en ik zag dat hij bij bewustzijn was. Wel zag ik dat hij een flinke beenwond had.
Juridisch kader
Om tot een bewezenverklaring van artikel 6 van de WVW te kunnen komen, moet vastgesteld kunnen worden dat verdachte zich zodanig heeft gedragen dat het aan zijn schuld te wijten is dat het betreffende verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg dat het slachtoffer is overleden. Daarbij wordt over het algemeen de gemiddelde mens of, rekening houdend met de bijzondere positie die iemand inneemt, de doorsnee beroepsgenoot als maatstaf genomen. Bij de beoordeling van de vraag of een verdachte schuld heeft aan een ongeval in de zin van artikel 6 van de WVW komt het volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad aan op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Het gaat daarbij om aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam verkeersgedrag waardoor het ongeval en de gevolgen daarvan zijn ontstaan.
Niet in zijn algemeenheid valt aan te geven of één verkeersfout voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW. Daarvoor zijn meerdere factoren van belang. Daarbij geldt dat uit de enkele omstandigheid dat de verdachte een verkeersdeelnemer aan wie hij voorrang had moeten verlenen, niet heeft gezien, hoewel deze voor de verdachte wel waarneembaar moet zijn geweest en hij zijn rijgedrag daarop moet hebben kunnen afstemmen, niet kan volgen dat sprake is van aanmerkelijke schuld. Een enkel moment van onoplettendheid is in het algemeen niet voldoende voor het aannemen van aanmerkelijke schuld. Ook geldt dat niet reeds uit de ernst van de gevolgen van het verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
Bewijsoverweging
Uit de genoemde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte in de ochtend van 17 november 2022 als bestuurder van een vuilniswagen minimaal 15 seconden over een afstand van minstens 52 meter met een gemiddelde snelheid van 10 kilometer per uur achteruit is gereden waarna hij het slachtoffer [slachtoffer] ter hoogte van de bebouwde kom grens heeft aangereden. Het slachtoffer is twaalf dagen na het verkeersongeval aan zijn verwondingen overleden. De verdachte heeft verklaard dat hij het slachtoffer niet of te laat heeft gezien en dat zijn aandacht werd getrokken door een auto die voor hem de Misweg in reed.
Uit de VOA situatieschetsen komt duidelijk naar voren dat [slachtoffer] , die op de weg achter de vuilniswagen liep, voor de verdachte tijdens het achteruitrijden waarneembaar was in de linker spiegels en op de achteruitrijcamera. Voorts is uit het forensisch onderzoek niet gebleken van omstandigheden die van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval, zoals de toestand van het wegdek, technische gebreken aan het voertuig, een onjuiste afstelling van de spiegels of weersomstandigheden. Het zicht van de verdachte werd niet belemmerd, er was goed zicht op het achter de Iveco gelegen weggedeelte van de Misweg en ook door de achteruitrijcamera was er goed zicht naar achteren. De verdachte had [slachtoffer] tijdig kúnnen en móeten zien.
Voor het alternatieve scenario dat de verdediging naar voren heeft gebracht ter terechtzitting, ziet de rechtbank onvoldoende aanwijzingen in het dossier. Voor de rechtbank staat op basis van de verklaring van de getuige [getuige] vast dat [slachtoffer] op de weg liep, en niet in de berm.
Het voorgaande betekent dat de verdachte bij het achteruit rijden onvoldoende voorzorgsmaatregelen heeft getroffen om een ongeval te voorkomen. Hij heeft immers niet voldoende in zijn spiegels en in zijn achteruitrijcamera gekeken om zich ervan te verzekeren dat er geen sprake was van andere verkeersdeelnemers op de weg achter hem voordat hij achteruit ging rijden, maar ook tijdens het achteruit rijden. De verdachte heeft tijdens het achteruit rijden geen voorrang verleend aan het slachtoffer [slachtoffer] , die op dat moment achter zijn vrachtwagen liep.
De verdachte heeft aanmerkelijk onoplettend gehandeld door secondenlang en tientallen meters achteruit te rijden met de vuilniswagen, zonder daarbij voldoende te letten op de weg achter hem en niet, althans niet voldoende, in de spiegels en op de achteruitrijcamera te kijken.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een enkel, kort moment van onoplettendheid, maar van een situatie waarin de verdachte bij het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre (seconden)lang zijn aandacht niet bij het achter de vrachtwagen gelegen gedeelte van de weg heeft gehouden. De rechtbank is daarom – met de officier van justitie – van oordeel dat het ongeval de verdachte in zodanige mate valt te verwijten dat dit schuld oplevert in de zin van artikel 6 WVW.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 17 november 2022 te Merkelbeek, in de gemeente Beekdaelen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vuilniswagen), daarmede rijdende over de weg, Misweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen aanmerkelijk onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, met genoemd motorrijtuig achterwaarts is gereden over genoemde Misweg en (daarbij) niet althans onvoldoende heeft gelet en is blijven letten op de weg achter hem, althans op weggebruikers op de weg achter hem en (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate heeft gekeken in de spiegels en op de achteruitrijcamera van dat door hem bestuurde motorrijtuig, zulks op het moment dat een voetganger, zijnde voornoemde [slachtoffer] , op genoemde Misweg liep, waardoor een botsing en overrijding is ontstaan met zijn, verdachtes, motorrijtuig en die voetganger.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf van 180 uur waarvan 90 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen van 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring mocht komen, toepassing te geven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Voor het geval de verdediging daarin niet wordt gevolgd, heeft de raadsman subsidiair verzocht om rekening te houden met de enorme impact die het ongeval op de verdachte heeft gehad, met het blanco strafblad van de verdachte en met de overschrijding van de redelijke termijn.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een zeer ernstig verkeersongeval, ten gevolge waarvan het 86-jarige slachtoffer [slachtoffer] is overleden. De verdachte heeft hiermee dramatische gevolgen teweeg gebracht voor het slachtoffer, en groot en onherstelbaar leed aan de nabestaanden en alle overige betrokkenen. Juist van de verdachte, een beroepsvrachtwagenchauffeur die duizenden kilometers per jaar rijdt, en bekend was met de verkeerssituatie op de Misweg, mag worden verwacht dat hij extra oplettendheid betracht en zich bewust is van de gevaren die het besturen van een zware vrachtwagen met zich meebrengt.
Naast de ernst van het feit en de dramatische gevolgen daarvan voor het slachtoffer en zijn nabestaanden, heeft de rechtbank ter terechtzitting geconstateerd dat de verdachte het, bijna drie jaren later, ook nog altijd zeer moeilijk heeft. Het ongeval heeft op de verdachte diepe indruk gemaakt en voor de verdachte zowel in zijn persoonlijke als werkende leven, ook nog dagelijks een enorme impact. Sinds het ongeval krijgt hij psychologische begeleiding. Ook heeft hij spijt betuigd aan de nabestaanden en hebben deze – na een geslaagd mediationtraject – laten weten geen behoefte te hebben aan strafvervolging van de verdachte. Uit het - ook voor het overige blanco - strafblad blijkt dat de verdachte niet eerder voor verkeersdelicten is veroordeeld.
De rechtbank overweegt met betrekking tot de aanvang van de redelijke termijn en het procesverloop in deze zaak het volgende. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat vanwege de Nederlandse staat tegenover de verdachte een handeling is verricht waaraan de verdachte in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem voor een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden.
In de onderhavige zaak is de redelijke termijn aangevangen op 17 november 2022 en het vonnis dateert van 27 augustus 2025. Daarmee is de redelijke termijn in aanzienlijke mate, te weten met 9 maanden, overschreden. De rechtbank houdt met deze overschrijding rekening bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank komt, alles afwegende, tot een lichtere straf dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank ziet daarnaast – anders dan de officier van justitie – geen meerwaarde in het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf, gelet op het lage recidiverisico en het tijdsverloop in de onderhavige strafzaak. Ook een waarschuwing in de vorm van een voorwaardelijke straf en een bijkomende straf in de vorm van een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid is naar het oordeel van de rechtbank niet geboden. De rechtbank acht, gelet op dit alles, een taakstraf van 60 uur passend en geboden.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar.
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.M.W. Nuijts, voorzitter, mr. L.P. Bosma en mr. G.H. Hermanides, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.E.M. Bongers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 27 augustus 2025.
BIJLAGE:
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 november 2022 te Merkelbeek, in de gemeente Beekdaelen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bedrijfsauto/vuilniswagen), daarmede rijdende over de weg, Misweg, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander, te weten: [slachtoffer] , werd gedood, welke gedragingen zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, met genoemd motorrijtuig achterwaarts is gereden over genoemde Misweg en/of (daarbij) niet althans onvoldoende heeft gelet en/of is blijven letten op de weg achter hem, althans op weggebruikers op de weg achter hem en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate heeft gekeken in de spiegels en/of op de achteruitrijcamera van dat door hem bestuurde motorrijtuig, zulks op het moment dat een voetganger, zijnde voornoemde [slachtoffer] , op genoemde Misweg liep, waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaant met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die voetganger;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 november 2022 te Merkelbeek, in de gemeente Beekdaelen als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto/vuilniswagen), daarmee rijdende op de weg, Misweg, met genoemd motorrijtuig achterwaarts is gereden over genoemde Misweg en/of (daarbij) niet althans onvoldoende heeft gelet en/of is blijven letten op de weg achter hem, althans op weggebruikers op de weg achter hem en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate heeft gekeken in de spiegels en/of op de achteruitrijcamera van dat door hem bestuurde motorrijtuig, zulks op het moment dat een voetganger op genoemde Misweg liep, waardoor althans mede waardoor een botsing en/of aan- of overrijding is ontstaant met/tussen/door zijn, verdachtes, motorrijtuig en die voetganger, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer PL2300-2022180167, gesloten op 15 maart 2023, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 82.
2.Proces-verbaal aanrijding misdrijf van 15 maart 2023, p. 2, 4-6.
3.Proces-verbaal van bevindingen van 17 november 2022, p. 78.
4.Proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van 7 maart 2023, p. 14-19, inclusief de bijbehorende foto’s en de tachograafdata,p. 71.
5.Aanvullend proces-verbaal verkeersongevallenanalyse van 29 maart 2024, en de bijbehorende situatieschetsen op p. 6-20.
6.Verslag betreffende een niet natuurlijke dood van 29 november 2022, p. 1-3.
7.Het aanvullend proces-verbaal verhoor getuige [getuige] van 28 mei 2024, blad 1-3.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte van 17 november 2022, p. 73-75.