In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] en [gedaagden] over de ontruiming van een huurwoning. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. P.M.H. Cruts, vorderde ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van ten minste drie maanden. De gedaagden, die de huur vanaf mei 2025 niet meer hadden betaald, stelden dat zij recht hadden op een verhuiskostenvergoeding omdat de eiseres de woning zelf wilde betrekken. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand door de gedaagden was erkend en dat de ontruiming gerechtvaardigd was. De rechter benadrukte dat een ontruiming een ingrijpende maatregel is en dat er grote terughoudendheid moet worden betracht. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van een boete van € 10,- per dag af, omdat het boetebeding oneerlijk was en niet in verhouding stond tot de wettelijke rente. De gedaagden werden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen en tot betaling van de achterstallige huur van € 2.850,- en de proceskosten van € 1.334,47.