ECLI:NL:RBLIM:2025:831

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
11359495 \ CV EXPL 24-5214
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding na onterecht uitgekeerde verzekeringspenningen

In deze zaak vordert Hoist Finance AB, als cessionaris van Volkswagen Pon Financial Services B.V., betaling van een bedrag van € 23.970,98 van de gedaagde partij, die een financial lease-overeenkomst had met Volkswagen Bank GmbH. De gedaagde heeft in 2018 een Audi A3 Sportback geleased en is in 2019 slachtoffer geworden van diefstal. De auto was verzekerd bij Promovendum, die ten onrechte € 18.600,00 aan de gedaagde heeft uitgekeerd na de diefstal, terwijl dit bedrag contractueel aan Volkswagen Pon toekwam. Hoist stelt dat de gedaagde ondanks aanmaningen een bedrag van € 19.736,19 onbetaald heeft gelaten en dat zij aanspraak maakt op de contractuele rente en buitengerechtelijke incassokosten. De gedaagde erkent de ontvangst van de verzekeringspenningen, maar stelt dat zij deze ten onrechte heeft ontvangen en inmiddels een betalingsregeling heeft getroffen met de gerechtsdeurwaarders. De kantonrechter heeft geoordeeld dat Hoist de verkeerde partij heeft gedagvaard, aangezien de vordering tegen Promovendum had moeten worden ingesteld. De vordering van Hoist is afgewezen en zij is veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11359495 \ CV EXPL 24-5214
Vonnis van 29 januari 2025
in de zaak van
de vennootschap naar buitenlands recht
Hoist Finance AB,
gevestigd te Stockholm,
eisende partij,
hierna te noemen: Hoist,
gemachtigde: AGIN Timmermans Gerechtsdeurwaarders Juristen,
tegen
[gedaagde] handelend onder de naam [handelsnaam],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 oktober 2024
  • de schriftelijke weergave van het mondelinge antwoord
  • de akte vermindering van eis van Hoist van 10 oktober 2024
  • de akte van Hoist waarbij de akte van 10 oktober 2024 als niet verzonden dient te worden beschouwd
  • de mondelinge behandeling van 17 december 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 7 juni 2018 een financial lease-overeenkomst gesloten met Volkswagen Bank GmbH h.o.d.n. AutoCash (hierna: AutoCash)) waarbij [gedaagde] voor de duur van 60 maanden een Audi A3 Sportback (hierna: auto) least van AutoCash.
[gedaagde] is daarvoor in totaal een bedrag van € 26.795,40 verschuldigd, te betalen in maandelijkse termijnen van € 358,59 met ingang van 16 juli 2018, met een slottermijn van
€ 5.260,00 op 16 juni 2023.
2.2.
Op de overeenkomst zijn de algemene voorwaarden van AutoCash (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing. De algemene voorwaarden bevatten onder meer de volgende bepalingen:
‘1. Verplichtingen
(…)
U moet er voor zorgen dat het voertuig is verzekerd tegen alle soorten schade (“all-risk”).
(…)

2.Verzekering en Schade

(…)
U bent economisch eigenaar van het voertuig. Dit betekent onder meer dat alle mogelijke kosten voor onderhoud, verzekering en schade voor uw rekening en risico zijn.
(…)
Onherstelbare schade
Als het voertuig total loss is of zodanig is beschadigd dat reparatie volgens ons geen zin meer heeft, dan eindigt de financieringsovereenkomst op de dag van de schade.
Vergoeding verzekering
U moet ons een pandrecht geven op alle bedragen die u van uw verzekering krijgt ter vergoeding van het voertuig. Wij brengen uw verzekeraar hiervan schriftelijk op de hoogte. Wij laten het u meteen weten als wij ons pandrecht uitoefenen en overgaan tot het innen van bedragen. U heeft dan nog de gelegenheid om een vervangende zekerheid te stellen.
Overdracht rechten
Wij mogen de rechten en verplichtingen uit de financieringsovereenkomst helemaal of gedeeltelijk over dragen aan een derde partij. Door de financieringsovereenkomst te tekenen heeft u ons hier toestemming voor gegeven.
(…)’
2.3.
AutoCash heeft haar vorderingsrechten overgedragen aan (gecedeerd) aan Volkswagen Leasing B.V, Volkswagen Leasing B.V. heeft daarna haar statutaire naam gewijzigd in Volkswagen Pon Financial Services B.V. (hierna VW Pon).
2.4.
[gedaagde] heeft de auto bij verzekeringsmaatschappij Promovendum (hierna: Pormovendum) verzekerd.
2.5.
In 2019 is de auto van [gedaagde] gestolen.
2.6.
Bij brief van
16 december 2019heeft VW Pon aan Promovendum -voor zover hier van belang- het volgende geschreven:

Conform de contractvoorwaarden heeft onze lessee de vergoeding uit hoofde van bovengenoemde schadeclaim (in aanhef: Diefstal [kenteken] ) aan ons gecedeerd.
Wij verzoeken u derhalve enige uitkering van de schadepenningen aan ons te doen toekomen, opdat wij daarmee het restant verschuldigde bedrag kunnen vereffenen.
Voor de volledigheid delen wij u mede dat ingevolge artikel 3:94 lid 1 BW een machtiging van de verzekerde niet noodzakelijk is. (…)’
2.7.
In
januari 2020heeft Promovendum vervolgens € 18.600,00 aan verzekeringspenningen aan [gedaagde] overgemaakt.
2.8.
In een e-mail d.d. 20 februari 2024 (productie 8 bij dagvaarding) van gerechtsdeurwaarders [naam gerechtsdeurwaarders] namens Promovendum (hierna [naam gerechtsdeurwaarders] ) is (onder meer) het volgende opgenomen:
‘U ontvangt deze brief naar aanleiding van uw eerdere e-mails. Wij hebben wederom uw mail doorgezet naar onze opdrachtgever. U heeft vragen in deze strekking eerder gesteld en alle stukken zouden u bekend moeten zijn. Hieronder kunt u het antwoord vinden die onze opdrachtgeven heeft gegeven op uw vragen:
Het betreft inderdaad een terugvordering van een betaald bedrag inzake de Audi A3 met kenteken [kenteken] . Het schadebedrag à € 18’600,00 is in januari 2020 aan verzekerde betaald, terwijl dit aan de leasemaatschappij betaald had moeten worden. Dit is binnen een week opgemerkt. In reactie op een verzoek om het bedrag aan ons terug te betalen, heeft verzekerde aangegeven het bedrag grotendeels reeds uitgegeven te hebben.
Op 6 februari 2020 is een telefonische afspraak gemaakt met de leasemaatschappij. Wij zouden het bedrag terugvorderen bij verzekerde en daarna overmaken naar de leasemaatschappij. Het is niet bekend welke procedure er nu is gestart en door wie. Betreft dit de leasemaatschappij ? En zo ja, voor welk bedrag ? Betreft dit het volledig openstaande saldo op de leaseovereenkomst?’
Wij verzoeken u vriendelijke de betaal afspraak die met ons heeft netjes na te komen.
In dit bericht wordt verder aangegeven dat – na aftrek van een bedrag van 5 1.162,81 en reeds gedane aflossingen – voor [gedaagde] een nog af te lossen bedrag van € 15.052,81 resteert.
2.9.
VW Pon heeft op 28 augustus 2020 op haar beurt haar vorderingen op [gedaagde] via cessie overgedragen aan Hoist. Eerst op 27 maart 2023 doet Hoist daarvan per brief mededeling aan [gedaagde] (productie 2d bij dagvaarding).

3.Het geschil

3.1.
Hoist vordert, als cessionaris van VW Pon (zie hiervoor onder 2.11), dat de kantonrechter bij vonnis voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 23.970,98 te vermeerderen met de contractuele rente van 1,5% per maand over € 19.736,19 vanaf 15 september 2024 tot de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.2.
Hoist legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] ondanks aanmaning en sommatie een bedrag van € 19.736,19 onbetaald heeft gelaten. [gedaagde] zou enerzijds een achterstand in de termijnbetaling van € 717,18 hebben laten ontstaan. Anderzijds verwijt Hoist [gedaagde] dat na diefstal van de betreffende auto ten onrechte aan [gedaagde] door de verzekeringsmaatschappij de schadepenningen zijn uitgekeerd. Op die schadepenningen was contractueel een pandrecht gevestigd (zie hiervoor onder 2.2). VW Pon had, als toenmalige rechthebbende, [gedaagde] destijds bij brief van 10 februari 2020 al gesommeerd tot betaling van ‘het restant verschuldigde ad € 19.703,98’ (productie 5 bij dagvaarding). Hoist maakt verder aanspraak op de contractuele rente van 1,5 % per maand daarover, vanaf de datum ontstaan verzuim tot 25 september 2024 zijnde een bedrag van € 7030,41. Hoist vordert verder € 1.176,56 aan buitengerechtelijke incassokosten op grond van artikel 6:96 BW.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] erkent dat ze destijds, naar achteraf bleek ten onrechte, verzekeringspenningen heeft ontvangen van Promovendum voor de gestolen auto. Ze heeft hiervan een andere/vervangende auto gekocht. Ze heeft later ingezien dat dat voorbarig was en vervolgens een afbetalingsregeling getroffen met [naam gerechtsdeurwaarders] namens Promovendum om het onterechte gestorte bedrag terug te betalen aan Promovendum. [gedaagde] lost hier nu al 4 jaar op af. Onlangs heeft [naam gerechtsdeurwaarders] het financiële dossier gesloten. Hoist zou het vanaf dat moment overnemen, zo begreep [gedaagde] van [naam gerechtsdeurwaarders] . [gedaagde] vindt het onterecht dat er een nieuwe procedure wordt gestart. Ze heeft al ruim € 6.000,00 afgelost aan [naam gerechtsdeurwaarders] en wil dat hier rekening mee wordt gehouden en er geen extra kosten en proceskosten bij haar in rekening worden gebracht.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Omdat één van partijen in het buitenland is gevestigd, zal ambtshalve worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het voorliggende geschil van toepassing is.
4.2.
[gedaagde] heeft haar woonplaats in Nederland. Nederland is lidstaat van de Europese Unie. Op grond van de herschikte EEX Verordening (EU) Nr. 1215/2012 wordt de gedaagde partij opgeroepen voor een gerecht van de lidstaat waarin zij woont. Dat betekent dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft. Gelet op de woonplaats van [gedaagde] is de Rechtbank Limburg, team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Maastricht bevoegd van de vordering kennis te nemen.
4.3.
Op basis van de Verordening (EG) Nr. 593/2005 (Rome I), kan worden vastgesteld welk recht op het geschil van partijen toepasselijk is. De verordening bepaalt in artikel 3 lid 1 dat een overeenkomst wordt beheerst door het recht dat de partijen hebben gekozen en dat deze rechtskeuze uitdrukkelijk kan worden gedaan of kan blijken uit de bepalingen van de overeenkomst of de omstandigheden van het geval. In de financieringsovereenkomst is gekozen voor Nederlands recht. Dat betekent dat het geschil van partijen naar Nederlands recht zal worden beoordeeld.
4.4.
De financieringsovereenkomst die door [gedaagde] met AutoCash is gesloten, is een kredietovereenkomst waarop titel 2B van boek 7 van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) van toepassing is (goederenkrediet-huurkoop). Kenmerk van dit krediet is dat de (juridische) eigendom van de roerende zaak, in dit geval de auto, bij AutoCash is gebleven en blijft, totdat [gedaagde] de auto heeft afbetaald. Dat de auto door [gedaagde] niet volledig is afbetaald/ het krediet niet volledig is afgelost is niet in geschil.
4.5.
De auto is op enig moment in 2019 gestolen. [gedaagde] heeft de auto verzekerd bij Promovendum, zodat zij in beginsel een vordering betreffende de verzekeringspenningen heeft op Promovendum. Krachtens de op de lease overeenkomst van toepassing zijnde algemene voorwaarden (zie hiervoor onder 2.2) heeft Autocash een pandrecht op die verzekeringspenningen.
4.6.
Indien er op de vordering een pandrecht rust, dan is ingevolge artikel 3:246 lid 1 BW de pandhouder bevoegd in en buiten rechte nakoming daarvan te eisen en de betalingen in ontvangst te nemen. Deze bevoegdheden blijven bij de pandgever, zolang het pandrecht niet aan de schuldenaar van de vordering is medegedeeld.
4.7.
Bij brief van 16 december 2019 heeft VW Pon bovengenoemd pandrecht ingeroepen en aan Promovendum medegedeeld (zie hiervoor onder 2.6). Na deze mededeling kon Promovendum (als schuldenaar) vanaf dat moment alleen nog bevrijdend aan VW Pon betalen.
4.8.
Vast staat dat Promovendum de verzekeringspenningen (€ 18.600,00) in januari 2020, dus na de mededeling van VW Pon en daarmee ten onrechte, aan [gedaagde] heeft betaald. Zulks wordt overigens ook erkend door Promovendum (zie hiervoor onder 2.8 en productie 8 bij dagvaarding), alsook door Hoist in het lichaam van de dagvaarding.
[gedaagde] heeft erkend dat zij de verzekeringspenningen heeft ontvangen en dat zij deze - naar achteraf bleek - ten onrechte heeft gebruikt om een andere auto van te kopen. Ze heeft daarop met [naam gerechtsdeurwaarders] een betalingsregeling getroffen om de door haar ontvangen verzekeringspenningen in termijnen terug te betalen aan Promovendum. Promovendum zou dit vervolgens conform afspraak doorbetalen aan VW Pon (productie 8 bij dagvaarding) .
4.9.
VW Pon heeft op 28 augustus 2020 haar vorderingen op [gedaagde] via cessie overgedragen aan Hoist, zodat Hoist vanaf die datum inningsbevoegd werd. Hoist dient de vordering (betaling verzekeringspenningen) echter rechtstreeks in te stellen bij Promovendum. Promovendum heeft immers na de mededeling van VW Pon aan haar ten onrechte de schadepenningen aan [gedaagde] uitgekeerd en daarmee niet bevrijdend betaald. Nu Hoist de vordering tegen [gedaagde] heeft ingesteld heeft zij echter de verkeerde partij gedagvaard. Reeds op die grond dient de vordering te worden afgewezen.
4.10.
Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat de vordering bovendien onduidelijk is. Niet wordt inzichtelijk gemaakt waarom [gedaagde] enerzijds een tekortschieten ten belope van € 717,18 wordt verweten en anderzijds van haar ‘het gehele openstaande bedrag van € 19.703,98’ (productie 5 bij dagvaarding) wordt gevorderd na diefstal van de auto en daarop een ten onrechte uitkering van de daarmee verband houdende schadepenningen aan [gedaagde] door Promovendum. Is in dat laatste bedrag nu ook het bedrag van € 717,18 opgenomen? Hoist komt daar in het geheel niet op terug.
4.11.
Verder wordt onder het kopje
‘totaalvordering van eiseres’namens Hoist aangegeven dat
‘na sommatie’een bedrag van € 3.972,18
‘ín mindering is voldaan’om even later aan te geven’:
‘Eiseres heeft – van wie dan ook – geen betaling ontvangen op de vordering waarom het in deze procedure gaat’.Om vervolgens weer aan te geven dat
‘slechts’een bedrag van € 3.972,18 door [gedaagde] aan
‘de autoverzekeraar’zou zijn betaald. Dit bedrag correspondeert niet met het in productie 8 bij dagvaarding (waar in de dagvaarding naar wordt verwezen, zie hiervoor onder 2.8) opgenomen bedrag, bovendien wordt ten onrechte hier de indruk gewekt dat [gedaagde] haar overeengekomen betalingsverplichtingen met Promovendum niet zou zijn nagekomen. Dat volgt immers niet uit deze productie 8. Op geen enkele wijze wordt deze kennelijke overdracht en verrekening van geld door Promovendum aan Hoist inzichtelijk gemaakt, noch wordt onderbouwd waarom de eerdere afspraak (zoals opgenomen in productie 8) geen gestand meer wordt gedaan en [gedaagde] aan Hoist daarop opnieuw buitengerechtelijke incassokosten en procedurekosten verschuldigd zou zijn. Ook Hoist heeft zich immers te houden aan de kennelijk tussen Promovendum en VW Pon eerder gemaakte afspraak tot inning bij [gedaagde] door Promovendum en doorbetaling aan VW Pon.
4.12.
Hoist is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- verletkosten
100,00
Totaal
100,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Hoist af,
5.2.
veroordeelt Hoist in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 100,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op 29 januari 2025.
MW