ECLI:NL:RBLIM:2025:826

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 januari 2025
Publicatiedatum
31 januari 2025
Zaaknummer
11044594 \ CV EXPL 24-1871
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor schade door verbouwingswerkzaamheden tussen buren

In deze zaak vordert eiseres, een buurvrouw, een verklaring voor recht dat gedaagden, haar buren, aansprakelijk zijn voor schade aan haar woning die zou zijn ontstaan door verbouwingswerkzaamheden aan de woning van gedaagde sub 1. De werkzaamheden, die in 2021 zijn gestart, leidden tot vochtproblemen in de woning van eiseres. Eiseres stelt dat zij voor de werkzaamheden geen vochtklachten had en dat de schade is ontstaan door de werkzaamheden van gedaagde sub 1 en gedaagde sub 2, die de verbouwing uitvoerde. Eiseres heeft een schade-expert ingeschakeld die de schade begrootte op € 8.060,00. Gedaagde sub 1 betwist de aansprakelijkheid en stelt dat de schade al aanwezig was voordat de werkzaamheden begonnen. Gedaagde sub 2 heeft geen conclusie van antwoord genomen, waardoor haar recht daartoe is vervallen. De kantonrechter heeft de vorderingen van eiseres afgewezen, omdat zij onvoldoende bewijs heeft geleverd dat de schade het gevolg was van de werkzaamheden. De kantonrechter oordeelt dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vorderingen, omdat zij niet alle relevante feiten naar waarheid heeft gepresenteerd. Eiseres wordt veroordeeld in de proceskosten van beide gedaagden.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11044594 \ CV EXPL 24-1871
Vonnis van 29 januari 2025 in de hoofdzaak en in de incidenten
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
verweerster in het incident van [gedaagde sub 1] tot oproeping in vrijwaring van [gedaagde sub 2] ,
verweerster in het incident van [gedaagde sub 2] tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. J.B. Gubbels,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,

te [woonplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiser in vrijwaring,
hierna te noemen: [gedaagde sub 1] ,
gemachtigde: mr. A.J. Schoonen (Achmea BV.),
en

2.[gedaagde sub 2] ,

te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
eiseres in het incident tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht,
hierna te noemen: [gedaagde sub 2] ,
gemachtigde: mr. W.E. Widdershoven,

1.De procedure in de hoofdzaak en in de incidenten

1.1.
Het verder verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis van 4 september 2024 in de hoofdzaak, in het incident tot oproeping in vrijwaring en in het incident tot het houden van een voorlopig deskundigenbericht
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak
- de brief met producties 10 en 11 van [eiseres] van 8 november 2024
- de akten producties en de akte uitlaten proceskostenveroordeling van [gedaagde sub 2]
- de mondelinge behandeling van 20 november 2024 in de hoofdzaak en incidenten, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt
- de spreekaantekeningen van [gedaagde sub 2] .
1.2.
[gedaagde sub 2] heeft in de hoofdzaak geen conclusie van antwoord genomen waarna haar recht daartoe vervallen is verklaard.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten in hoofdzaak en in de incidenten

2.1.
[eiseres] en [gedaagde sub 1] zijn buren en hun woningen zijn direct verbonden aan elkaar.
2.2.
[gedaagde sub 1] is in 2021 begonnen met verbouwingswerkzaamheden (verder: de werkzaamheden) aan zijn woning. [gedaagde sub 1] heeft de werkzaamheden deels zelf uitgevoerd door eind oktober 2021 de dakpannen van de hellende daken van zijn woning te verwijderen en heeft de overige werkzaamheden door middel van een aannemingsovereenkomst van
15 juli 2021 uitbesteed aan [gedaagde sub 2] . [gedaagde sub 2] heeft op haar beurt de werkzaamheden uitbesteed aan onderaannemers en is met de werkzaamheden op 2 december 2021 aangevangen.
2.3.
Tijdens de werkzaamheden constateerde [eiseres] vochtproblemen in en aan haar woning. [eiseres] heeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daar meermaals op aangesproken. Op 7 juli 2022 heeft mr. Van Hees, die door [eiseres] was ingeschakeld, [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] schriftelijk aansprakelijk gesteld voor de ontstane schade aan de woning van [eiseres] .
2.4.
[eiseres] heeft voorts EMN ingeschakeld om de schade te onderzoeken. EMN heeft op
2 november 2022 een quickscan uitgevoerd en de bevinding daarvan in kaart gebracht in een rapport van 24 november 2022. De schade van [eiseres] werd door EMN begroot op
€ 8.060,00. De kosten voor het rapport bedragen € 726,00.
2.5.
Op 14 december 2022 heeft [eiseres] het rapport van EMN aan [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] verzonden. De verzekeraar van [gedaagde sub 2] heeft bij brief van 22 december 2022 de aansprakelijkheid voor de schade van de hand gewezen. De verzekeraar van [gedaagde sub 1] heeft bij brief van 17 januari 2023 de schade ter discussie gesteld en een eventueel causaal verband laten onderzoeken door expert ing. [naam expert] die daartoe de woning van [eiseres] op 10 april 2024 heeft bezocht. [naam expert] heeft van zijn bevindingen op 8 mei 2024 een rapport opgesteld waarin de foto’s die [gedaagde sub 1] in juli 2021 in de woning van [eiseres] heeft gemaakt, zijn verwerkt.
2.6.
[gedaagde sub 2] heeft voorafgaande aan de mondelinge behandeling het schriftelijke advies van Waprof van 28 december 2021, dat Waprof op verzoek van [eiseres] heeft uitgebracht overgelegd.
2.7.
Ondanks pogingen daartoe door [eiseres] is met [gedaagde sub 1] noch met [gedaagde sub 2] een oplossing voor de gestelde schade gevonden.

3.De vorderingen in de hoofdzaak

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aansprakelijk zijn voor de schade aan haar woning met veroordeling van [gedaagde sub 1] en
[gedaagde sub 2] tot betaling van € 8.786,00 aan schadevergoeding en de proceskosten.
3.2.
[eiseres] stelt daartoe dat zij, voordat de werkzaamheden werden uitgevoerd, geen vochtklachten en (water)schade aan haar woning had. Nadat het dak van de woning van [gedaagde sub 1] deels open lag en er gedurende een lange tijd een hemelwaterafvoer aan dat dak ontbrak heeft neerslag in haar woning en in het gevelmetselwerk van haar woning kunnen binnendringen en merkte zij dat er schade in de vorm van schimmel- en vochtplekken aan haar woning ontstond. Zo is er vochtschade in de wanden en de vloer en zijn er scheuren in de muren ontstaan. Verder is na de aanvang van de werkzaamheden condensvorming in een van de ramen van haar woning ontstaan. Dat komt waarschijnlijk door de trillingen van de werkzaamheden die speling tussen de glasbladen van de dubbele beglazing hebben veroorzaakt waardoor er vocht/condens kan inwerken. [eiseres] verwijst ter onderbouwing van haar stellingen naar het schaderapport van EMN waarin het voorgaande staat beschreven. Nu [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] niet hebben ontkend dat de werkzaamheden tot schade hebben geleid en haar hebben aangegeven dat zij goed verzekerd zijn en dat het opgelost zou worden acht zij het, gelet daarop en op het schaderapport en de daarbij behorende fotobestanden, voldoende aannemelijk dat de werkzaamheden de ontstane schade aan haar woning hebben veroorzaakt. Aangezien de schades pas zijn ontstaan nadat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] met de werkzaamheden zijn gestart, grondt zij haar vorderingen op een door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] jegens haar gepleegde onrechtmatige daad, aldus [eiseres] .
3.3.
[gedaagde sub 1] voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] . met veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure in een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis. [gedaagde sub 1] voert daartoe aan dat het aannemelijk is dat er een causaal verband bestaat tussen het verwijderen van de dakpannen en de lekkage in de slaapkamer op de eerste verdieping grenzend aan de voorzijde van zijn pand (door [gedaagde sub 1] aangeduid als gevel B) maar betwist zowel de aansprakelijkheid daarvan als van de overige schade. Niet hij maar [gedaagde sub 2] heeft de goot van zijn woning verwijderd waarbij [gedaagde sub 2] geen alternatieve afvoer van het hemelwater van zijn dak heeft gecreëerd. Bovendien was er al in de zomer van 2021 sprake van vochtschade in de slaapkamers op de eerste verdieping en in de wanden van de woonkamer. Dat volgt uit de foto’s die hij op 25 juli 2021 in de woning van [eiseres] heeft genomen. Wat de condensvorming in de beglazing en de scheur in de wandafwerking van de overloop op de eerste verdieping betreft, betwist hij dat condensvorming zou zijn ontstaan door trillingen veroorzaakt door het verpompen van het beton. Bovendien heeft hij die werkzaamheden niet zelf verricht. Verder zijn de experts het er over eens dat de scheur in de wandafwerking niet is veroorzaakt door de uitgevoerde werkzaamheden. De vorderingen van [eiseres] dienen te worden afgewezen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, aldus [gedaagde sub 1] .
3.4.
[gedaagde sub 2] heeft, na daartoe driemaal verleend uitstel, geen conclusie van antwoord genomen waarna haar recht daartoe vervallen is verklaard.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
de vorderingen in de incidenten
3.6.
[gedaagde sub 1] vordert in het incident toestemming om [gedaagde sub 2] in vrijwaring op te roepen. Aangezien [eiseres] daartoe geen bezwaar heeft gemaakt heeft de kantonrechter de oproeping in vrijwaring toegestaan. Bij conclusie van antwoord in de hoofdzaak heeft [gedaagde sub 1] er alsnog van af gezien om [gedaagde sub 2] in vrijwaring te mogen oproepen.
3.7.
[gedaagde sub 2] vordert in het incident om een voorlopig deskundigenbericht te gelasten. Aangezien [gedaagde sub 2] in de hoofdzaak geen conclusie van antwoord heeft genomen is bij opgemeld vonnis beslist dat het door [gedaagde sub 2] laat opgeworpen en summier onderbouwde incident eerst ter mondelinge behandeling van de hoofdzaak behandeld zal worden.

4.De beoordeling in hoofdzaak en in de incidenten

4.1.
Gelet op het in 3.6. vermelde hoeft over het incident tot oproeping in vrijwaring niet meer te worden beslist.
4.2.
Gelet op de samenhang van de vordering in de hoofdzaak en het door [gedaagde sub 2] opgeworpen incident zal de kantonrechter de inhoud van alle processtukken bij zijn beoordeling betrekken.
4.3.
Het verst strekkend verweer van [gedaagde sub 2] , dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vorderingen omdat de woning van [eiseres] in de onverdeelde nalatenschap van wijlen de echtgenoot van [eiseres] valt waardoor [eiseres] niet op eigen titel een rechterlijke uitspraak kan verlangen en [eiseres] in de dagvaarding niet kenbaar heeft gemaakt dat zij als deelgenoot ten behoeve van de gemeenschap (de nalatenschap) procedeert, treft geen doel. [eiseres] heeft ter mondelinge behandeling het verweer van [gedaagde sub 2] gemotiveerd weerlegd en onweersproken gesteld dat zij met wijlen haar echtgenoot in gemeenschap van goederen was gehuwd en dat wijlen haar echtgenoot geen testament heeft gemaakt. In dat kader geldt dat de erfopvolging van [eiseres] bij versterf heeft plaatsgevonden en [eiseres] enig eigenaar van de woning is geworden waardoor [eiseres] op eigen titel kan procederen.
4.4.
[gedaagde sub 2] voert voorts aan dat [eiseres] in strijd met de waarheidsplicht als bepaald in art. 21 Rv heeft geprocedeerd. [eiseres] heeft feiten gesteld waarvan zij wist dat die niet juist zijn of niet juist kunnen zijn. Zo wist [eiseres] , althans behoorde [eiseres] te weten, dat de schade al aanwezig was voordat enige verbouwwerkzaamheden werden verricht, dat deskundige Waprof heeft vastgesteld dat de schade te wijten is aan optrekkend en doorslaand vocht in de woning van [eiseres] en dat niet [gedaagde sub 2] maar een andere firma trillingen aan de woning, als daarvan al sprake is, heeft veroorzaakt. [gedaagde sub 2] verwijst ter onderbouwing van haar stellingen naar de foto’s die [gedaagde sub 1] in de zomer van 2021 van de vochtschade bij [eiseres] heeft gemaakt (de e-mail van [gedaagde sub 1] van 13 januari 2022), naar het rapport van Waprof van 28 december 2021 en naar een foto van [eiseres] uit september 2021. Gelet hierop dienen de vorderingen van [eiseres] te worden afgewezen met veroordeling van [eiseres] in de proceskosten, aldus [gedaagde sub 2] .
4.5.
Naar aanleiding van het door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ter mondelinge behandeling verklaarde heeft [eiseres] het door haar bij dagvaarding en aanvankelijk ter mondelinge behandeling gestelde, dat zij vóór de aanvang van de werkzaamheden (eind oktober 2021) geen last had van vochtschade in haar woning, weerlegd en aangevoerd dat er, voordat Waprof haar des verzocht advies gaf, al een hoeveelheid vocht in de muur van de woning zat en dat het vocht in de woonkamer tot een hoogte van 70 cm oud zeer is en de rest van de vochtschade nieuw is. Los van het feit dat dit tegenstrijdige stellingen zijn, lag het op de weg van [eiseres] om het schriftelijke advies van Waprof van 28 december 2021 en de foto’s die [eiseres] als productie 13 voorafgaande aan de mondelinge behandeling heeft ingediend al bij dagvaarding in de procedure in te brengen. Dat heeft [eiseres] nagelaten. De toelichting van [eiseres] bij de foto van 29 september 2021 (productie 13) “De vocht en schimmel in de woonkamer, deels door het lang leegstaan van het pand“ en de bevindingen van Waprof, “De ontstane schade is het gevolg van jaren vochtbelasting. De schadelijke zouten die in de muur aanwezig zijn en als gevolg van de vochtbelasting naar het oppervlakte van de muren worden getransporteerd, die veroorzaken de schade aan de gipsgebonden stukwerken”, zijn feiten die van belang zijn voor de beoordeling van het tijdstip van het ontstaan van de schade, de omvang van de schade en het causaal verband en die feiten kende [eiseres] .
4.5.1.
Het voorgaande samen bezien met door [eiseres] onweersproken gelaten foto’s van [gedaagde sub 1] van juli 2021 waarop de vochtplekken in de ruimtes die [eiseres] als schadeplekken heeft aangewezen duidelijk zijn te zien, staat voldoende vast dat vóórdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] de werkzaamheden uitvoerden, al sprake was van aanwezigheid van vocht en schimmelplekken in de woning van [eiseres] . Dat de gemachtigde van [eiseres] tijdens de mondelinge behandeling heeft verklaard dat hij de foto’s van [eiseres] en het advies van Waprof niet kende blijft voor rekening van [eiseres] .
4.5.2.
Daargelaten of [eiseres] niet, althans onvoldoende, bewust is geweest van de op grond van art. 21 Rv op haar rustende verplichting om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, heeft [eiseres] feiten waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen of op stellingen waarvan zij op voorhand moest begrijpen dat deze geen kans van slagen hadden, achtergehouden. Dat valt [eiseres] aan te rekenen en wel zodanig dat de vordering van [eiseres] op grond van het bepaalde in art 21 Rv wordt afgewezen. De vordering zou bovendien ook op grond van de beoordeling van de inhoudelijke merites worden afgewezen. De kantonrechter overweegt ter zake nog het volgende.
4.6.
Ondanks het feit dat vanaf eind oktober tot 2 december 2021 (het moment dat [gedaagde sub 1] de dakpannen heeft verwijderd tot het moment waarop [gedaagde sub 2] met de werkzaamheden is aangevangen) het dak van de aangrenzende en hoger gelegen woning van [gedaagde sub 1] open lag en de hemelwaterafvoer toen ontbrak en het aannemelijk is dat er hemelwater heeft kunnen binnendringen in de woning van [eiseres] , laat [eiseres] in het midden in welke mate de schade is toegenomen en in welke mate die schade [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] valt aan te rekenen. De inhoud van het rapport van de door [eiseres] ingeschakelde expert EMN, waarin de EMN termen hanteert als “naar alle waarschijnlijkheid” en “kunnen” leveren [eiseres] geen onomstotelijk bewijs op. Dat geldt ook voor de gestelde schade aan condensvorming in een raam en de scheur in de gevel. Ter zake heeft EMN gerapporteerd “Volgens verklaring van client is deze lekkage kunnen ontstaan” en “Gelet op de ouderdom van het betreffend glaspaneel kan gesteld worden dat enerzijds sprake is van “oud zeer” en anderzijds inderdaad sprake zou kunnen zijn geweest van bovenmatige trillingen, waardoor op de kopse kanten de bladen van het thermisch glas enigszins zijn los kunnen raken”. Kortom, afgezet tegen het niet, althans onweersproken laten van de gemotiveerde verweren en de foto’s van [gedaagde sub 1] van juli 2021, de inhoud van het deskundigenrapport van de door [gedaagde sub 1] ingeschakelde [naam expert] en de stellingen van [gedaagde sub 2] , heeft [eiseres] te weinig gesteld en doen blijken dat is voldaan aan alle vereisten van een onrechtmatige daad (onrechtmatigheid, toerekenbaarheid, schade, causaal verband en relativiteit) om te kunnen oordelen dat [eiseres] ter zake een succesvolle schadeclaim heeft.
4.7.
Aangezien de vorderingen in de hoofdzaak worden afgewezen komt de kantonrechter niet meer toe aan een bewijsopdracht en daarmee evenmin aan de inhoudelijke beoordeling van de incidentele conclusie tot het houden van een voorlopig deskundigenonderzoek.
4.8.
[eiseres] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde sub 1] worden begroot op € 678,00 (2 punten × € 339,00 in de hoofdzaak) aan salaris gemachtigde. [gedaagde sub 2] vordert op haar beurt een volledige proceskostenvergoeding, door haar begroot op € 9.107,65 aan salaris gemachtigde. De kantonrechter gaat hier echter niet in mee, nu weliswaar de vorderingen van [eiseres] in deze procedure reeds sneuvelen op de uit art. 21 Rv voortvloeiende verplichting, doch daarmee nog niet zonder meer gesteld kan worden dat het instellen van die vordering misbruik van recht zou inhouden dan wel onrechtmatig zou zijn. Onder meer rekening houdende met het meermaals verzoeken van uitstel, waarbij uiteindelijk het recht om te antwoorden vervallen werd verklaard, begroot de kantonrechter de kosten voor [gedaagde sub 2] op € 339,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
In de hoofdzaak
5.1.
wijst de vorderingen van [eiseres] af,
In de hoofdzaak en in de incidenten
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 678,00 te betalen aan [gedaagde sub 1] ,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten van € 339,00 te betalen aan [gedaagde sub 2] ,
Met betrekking tot zowel [gedaagde sub 1] als [gedaagde sub 2] :
5.4.
veroordeelt [eiseres] als zij niet binnen twee weken na aanschrijving door gedaagde partij volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 132,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de dag der voldoening,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op
29 januari 2025.
YT