ECLI:NL:RBLIM:2025:8051

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 augustus 2025
Publicatiedatum
18 augustus 2025
Zaaknummer
11619414 \ CV EXPL 25-1542
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake zorgverzekeringsovereenkomst tussen CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V. en een gedaagde partij, die in persoon procedeerde. De zaak betreft een vordering van CZ op basis van een zorgverzekeringsovereenkomst. De gedaagde heeft na verkregen uitstel niet meer gereageerd, waardoor de vordering ten aanzien van de hoofdsom als niet weersproken vaststaat. De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van CZ getoetst aan het consumentenrecht, met inachtneming van de Richtlijn 93/13 EG over oneerlijke bedingen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten in overeenstemming zijn met de geldende wetgeving en dat de bepalingen in de algemene voorwaarden eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Uiteindelijk is de gedaagde veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 750,46, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten van € 687,95. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11619414 \ CV EXPL 25-1542
Vonnis van 13 augustus 2025
in de zaak van
de naamloze vennootschap
CZ ZORGVERZEKERINGEN N.V.,
gevestigd te Tilburg,
eisende partij,
hierna te noemen: CZ,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De verdere procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 4 juni 2025
- de akte uitlating van CZ.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Naar aanleiding van het tussenvonnis van 4 juni 2025 heeft CZ de toepasselijke algemene voorwaarden overgelegd.
Ambtshalve toetsing: informatieverplichtingen
2.2.
CZ baseert haar vordering op nakoming van de tussen haar en [gedaagde] gesloten zorgverzekeringsovereenkomst. De Richtlijn Consumentenrechten is niet van toepassing op zorgverzekeringen, zodat niet hoeft te worden getoetst of is voldaan aan de informatieverplichtingen van artikel 6:230m BW.
Inhoudelijke beoordeling
2.3.
[gedaagde] heeft na verkregen uitstel niet meer geantwoord. De vordering ten aanzien van de hoofdsom staat daarom als niet weersproken tussen partijen vast en behoort als onvoldoende betwist te worden toegewezen.
Ambtshalve toetsing: algemene voorwaarden
2.4.
De zorgverzekeringsovereenkomst is gesloten met een consument, zodat ambtshalve toetsing aan het Europese en Nederlandse consumentenrecht moet plaatsvinden, in het bijzonder aan de Richtlijn 93/13 EG (Richtlijn oneerlijke bedingen).
2.5.
CZ vordert betaling van rente en buitengerechtelijke incassokosten.
De kantonrechter moet in beginsel ambtshalve vaststellen of in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt over deze gevorderde onderdelen en beoordelen of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het betreffende beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen, ook als CZ in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak. Dit alles volgt uit het Dexia-arrest (HvJ EU 27 januari 2021, ECLI:EU:C:2021:69) en het Gupfinger-arrest (HvJ, EU 8 december 2022, ECLI:EU:2022:971).
2.6.
Op de zorgverzekeringsovereenkomst zijn de Algemene voorwaarden CZ direct (Zorgverzekering Natura Direct), geldig vanaf 01-01-2024 tot en met 31-12-2024, van toepassing.
2.7.
In de verzekeringsvoorwaarden zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:
“A.9. Betalingsachterstand
Wat doen wij als u uw premie en kosten niet op tijd betaalt?
Als u niet op tijd en volledig betaalt, doen wij het volgende:
• wij sturen u een herinnering;
• als u daarna niet binnen 14 dagen betaalt dan sturen wij een 2e herinnering;
• wij verrekenen uw schuld met geld waar u nog recht op heeft vanuit uw verzekering(en);
• als er dan nog schuld over is dan moet u die nog betalen. Daarvoor schakelen wij een deurwaarder in.
Als u een betalingsachterstand bij ons heeft, betaalt u over de opeisbare schuld ook wettelijke rente, vertragingsrente en incassokosten.
(…)”
Rente
2.8.
Het rentebeding in voormelde bepaling is in overeenstemming met de regeling in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit beding isdaarom op zichzelf voor wat betreft de verschuldigdheid van rente niet oneerlijk. Hieruit volgt dat dit beding niet ambtshalve vernietigd zal worden.
2.9.
Gelet op het onbetaald laten van de facturen en het uiteindelijk in verzuim raken van [gedaagde] , is ook de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar.
Buitengerechtelijke incassokosten
2.10.
De kantonrechter stelt vast dat voormelde bepaling ook beding bevat op grond waarvan CZ aanspraak kan maken op vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter is van oordeel dat dit beding eerlijk is. Hieruit volgt dat dit beding niet ambtshalve vernietigd zal worden.
2.11.
De vordering voor vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De kantonrechter stelt vast dat [gedaagde] een consument is (een natuurlijk persoon die niet heeft gehandeld in de uitoefening van een beroep of bedrijf). Daarom moet de kantonrechter controleren of is voldaan aan de dan geldende extra eisen voor de verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten.
CZ heeft aan [gedaagde] een aanmaning gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. [gedaagde] is op grond van eenzelfde rechtsverhouding termijnbetalingen aan CZ verschuldigd.
De aanmaning die CZ aan [gedaagde] heeft verstuurd heeft betrekking op meerdere termijnbetalingen waarvan er ten minste één minder dan € 266,67 bedraagt.
De gevorderde vergoeding is toewijsbaar. Daarom zal een bedrag van € 42,90 worden toegewezen.
Conclusie
2.12.
Uit het voorgaande volgt dat in totaal het volgende bedrag wordt toegewezen:
- hoofdsom
- rente tot 3 maart 2025
- buitengerechtelijke incassokosten


680,76
26,80
42,90
+
Totaal
750,46
Proceskosten
2.13.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van CZ worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
145,45
- griffierecht
340,00
- salaris gemachtigde
135,00
(1 punt × € 135,00)
- nakosten
67,50
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
687,95

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan CZ te betalen een bedrag van € 750,46, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 680,76, met ingang van 3 maart 2025, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 687,95, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.V.L. Heuts en in het openbaar uitgesproken op 13 augustus 2025.
type: JEC