ECLI:NL:RBLIM:2025:7673

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 augustus 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
03.084611.23
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak afpersing/diefstal met geweld, veroordeling tot gevangenisstraf voor overtreden Opiumwet en Wet wapens en munitie

Op 4 augustus 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van afpersing, diefstal met geweld, en overtredingen van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. De verdachte, geboren in 1975 en gedetineerd, werd bijgestaan door mr. S.J.F. van Merm. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 9 juli 2025, waarbij zowel de verdachte als zijn raadsman aanwezig waren. Het slachtoffer heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het proces, vertegenwoordigd door een medewerker van Slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld, maar deze werd niet toegewezen omdat de verdachte niet werd veroordeeld voor de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen.

De tenlastelegging omvatte onder andere het afpersen van het slachtoffer met geweld, het voorhanden hebben van vuurwapens en het vervaardigen van amfetamine. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding voor een deel nietig was, omdat de beschrijving van de gedragingen niet voldoende duidelijk was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de afpersing, omdat er onvoldoende wettig bewijs was dat het slachtoffer onder dwang goederen had afgegeven. Wel werden de feiten van het voorhanden hebben van wapens en het vervaardigen van amfetamine bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verantwoordelijk was voor het drugslab dat in zijn woning was aangetroffen.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 31 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet was veroordeeld voor de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over het beslag dat onder de verdachte was genomen, waarbij de meeste voorwerpen aan het verkeer werden onttrokken.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.084611.23
tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 augustus 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. S.J.F. van Merm, advocaat te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juli 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Het slachtoffer [benadeelde partij] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Namens de benadeelde partij is op de zitting gehoord [naam] , verbonden aan Slachtofferhulp Nederland. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding behandeld.
De zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaak tegen medeverdachte [medeverdachte] met het parketnummer 03.033977.23.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: samen met een ander met geweld en/of dreiging met geweld [benadeelde partij] heeft afgeperst en/of bestolen;
Feit 2: geheime vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad;
Feit 3: amfetamine heeft vervaardigd, dan wel opzettelijk aanwezig heeft gehad.

3.De voorvragen

De rechtbank is van oordeel dat de dagvaarding ter zake van de tenlastelegging onder feit 1 gedeeltelijk nietig moet worden verklaard. Dat betreft de zinsnede:
“die [benadeelde partij] een knipschaar, althans een op een knipschaar gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, zou beginnen met de vingers van die [benadeelde partij] eraf te knippen als die [benadeelde partij] aan verdachte niet alles zou zeggen wat hij, verdachte, wilde weten”.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende. Deze aangehaalde gedraging en verbale uitlating betreft een uitvoeringshandeling waarmee het slachtoffer gedwongen zou zijn diverse goederen, waaronder een auto, af te geven (afpersing), dan wel een uitvoeringshandeling met behulp waarvan deze goederen van hem zijn afgenomen (diefstal met geweld). Uit de tekst volgt echter dat het tonen van een knipschaar en het dreigement vingers af te knippen tot doel had het slachtoffer informatie, niet zijnde een goed, te laten geven. Daarmee kan dan door de opsteller van de tenlastelegging gedoeld zijn op het onderdeel “gegevens” in artikel 317 Sr, waarbij gedacht kan worden aan bijvoorbeeld het afgeven van een pincode. De feitelijke afgifte door het slachtoffer van gegevens is echter door het Openbaar Ministerie niet opgenomen onder de items die zouden zijn afgeperst, dan wel weggenomen. Dat maakt dat ook de rechtbank van oordeel is dat de dagvaarding op dit onderdeel onbegrijpelijk is en gedeeltelijk nietig moet worden verklaard.
De rechtbank is ten aanzien van de overige voorvragen van oordeel dat zij bevoegd is tot kennisneming van de (resterende) tenlastegelegde feiten, de officier van justitie ontvankelijk is en er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] [benadeelde partij] heeft beroofd. Het slachtoffer werd mishandeld, bedreigd met een vuurwapen en van zijn vrijheid beroofd. Het slachtoffer heeft zijn auto, geld en andere goederen af moeten staan aan de verdachten.
Naar aanleiding van dit feit werd de woning van verdachte aan de [adres] betreden ter aanhouding van verdachte. Verdachte werd niet aangetroffen.
Vervolgens is de woning van de verdachte doorzocht. Daarbij werden geheime vuurwapens (schietpennen) en munitie aangetroffen en in de kelder bleek zich een amfetaminelab te bevinden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ter zake van feit 2, het voorhanden hebben van wapens en munitie. Van de andere feiten moet de verdachte worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Op basis van de bewijsmiddelen in het dossier kan de rechtbank vaststellen dat vanaf de avond van 1 februari 2023 de verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en aangever [benadeelde partij] in elkaars gezelschap hebben verkeerd in de woning van [medeverdachte] in [woonplaats] .
Een dag later, op 2 februari 2023, werd het kenteken van de auto van [benadeelde partij] overgeschreven op naam van de verdachte. De auto zelf werd door de politie op 3 februari 2023 aangetroffen voor de woning van [medeverdachte] in [woonplaats] . In deze woning werden vervolgens andere goederen aangetroffen die van aangever [benadeelde partij] waren, zoals diens rijbewijs, de autosleutel van de overgeschreven auto en pinpassen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er genoeg wettig en overtuigend bewijs is dat aangever [benadeelde partij] deze goederen onder dwang heeft afgegeven en/of dat deze onder dwang van hem zijn afgenomen, zoals hij zelf heeft verklaard. Zijn verklaring alleen levert daarvoor onvoldoende wettig bewijs op.
Door [medeverdachte] is verklaard dat [benadeelde partij] in diens woning verbleef, wat [benadeelde partij] desgevraagd ontkend noch bevestigd heeft. [benadeelde partij] heeft wél verklaard zich samen met [medeverdachte] bezig te houden met drugshandel en [medeverdachte] heeft verklaard dat hij ruimte in zijn woning aan [benadeelde partij] ter beschikking had gesteld voor de productie van drugs. Het aantreffen van spullen van [benadeelde partij] op verschillende plekken in de woning in [woonplaats] kan dus op zichzelf niet bijdragen aan het bewijs dat [benadeelde partij] die spullen onder dwang heeft moeten afstaan.
De verdachte heeft betwist dat [benadeelde partij] onvrijwillig goederen heeft achtergelaten in de woning van [medeverdachte] . Ook de auto is volgens de verdachte vrijwillig overgeschreven vanwege openstaande schulden. Dat betekent dat de rechtbank bewijsmiddelen moet kunnen aanwijzen die [benadeelde partij] verklaring op dit essentiële punt in voldoende mate ondersteunen.
Is dat steunbewijs er? De officier van justitie heeft gewezen op feiten en omstandigheden die steun bieden aan de verklaring van [benadeelde partij] , zoals de in het dossier opgenomen foto’s van letsel van [benadeelde partij] , wat past bij zijn verklaring dat niet alleen zijn vrijheid ontnomen was, maar dat er ook fysiek geweld is gebruikt.
Dat fysiek geweld is toegepast, kan echter passen bij de verklaring van [medeverdachte] dat hij [benadeelde partij] met de platte hand heeft geslagen. Uit het bewijs volgt echter niet dat deze mishandeling in verband staat met het moeten afgeven van goederen, nu zowel [benadeelde partij] , [medeverdachte] , als de verdachte verklaard hebben dat die mishandeling plaatsvond naar aanleiding van de verhouding die [benadeelde partij] bleek te hebben met de echtgenote van [medeverdachte] en waarover [medeverdachte] erg boos was. Ook het gegeven dat [medeverdachte] in het kader van het ontdekte overspel in de telefoon van [benadeelde partij] heeft willen kijken en daartoe minst genomen druk op [benadeelde partij] heeft uitgeoefend, maakt niet dat [medeverdachte] , dan wel de verdachte, deze telefoon zich op dat moment heeft toegeëigend. Dat volgt ook niet uit de verklaring van [benadeelde partij] . De telefoon is wel achtergebleven, maar, zoals gezegd, is dat niet zonder meer belastend voor de verdachte.
De rechtbank constateert verder dat zij uit de afbeeldingen van het letsel niet kan afleiden dat [benadeelde partij] meerdere vuistslagen heeft gekregen, zoals hij verklaard heeft en die volgens [benadeelde partij] wél in direct verband staan met het moeten achterlaten van goederen. Evenmin kan de rechtbank steun zien in de omstandigheid dat er een revolver is aangetroffen met vier kogels erin, waarmee [benadeelde partij] verklaarde te zijn bedreigd. [benadeelde partij] verklaarde immers ook dat hij al eerder tot in detail wist van dit wapen en van de aanwezigheid van diverse wapens en munitie in de woning. De omstandigheid van het aantreffen van dit wapen geeft dus wat de rechtbank betreft geen uitsluitsel over de beschuldiging van [benadeelde partij] dat het tegen hem is gebruikt.
Tot slot heeft de rechtbank geen betrouwbaar steunbewijs kunnen ontlenen aan de verklaringen van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] . Met de belastende elementen uit de verklaring van [benadeelde partij] dient hoe dan ook behoedzaam te worden omgegaan, nu de beide verdachten in elk geval nadrukkelijk betwist hebben dat er sprake is geweest van afpersing dan wel diefstal. Daar komt vervolgens bij dat de rechtbank moet constateren dat alle verklaringen, zowel die van de verdachte, die van [medeverdachte] , als die van [benadeelde partij] tegenstrijdigheden bevatten, wisselen in de loop der tijd, op punten aantoonbaar onjuist zijn en zich kenmerken door gebrek aan openheid van zaken. Bij die stand van zaken kan de rechtbank niet door middel van wettig en overtuigend bewijs vaststellen dat het tenlastegelegde onder feit 1 is begaan. Zij zal de verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
De overige feiten
Feit 2 zal de rechtbank bewezen verklaren. Op 3 februari 2023 werd binnengetreden in een woning, gelegen aan de [adres] ter aanhouding van de verdachte in verband met de aangifte van [benadeelde partij] . Bij een daarop volgende doorzoeking zijn schietpennen (geheime vuurwapens) en bijpassende patronen aangetroffen. Deze voorwerpen werden aangetroffen in een kluis in het woongedeelte van de woning. De kluis bevond zich in een kledingkast in een slaapkamer en werd op 7 februari 2023 door de politie geopend. De verdachte huurde de woning en heeft ter terechtzitting verklaard dat hij deze voorwerpen in de desbetreffende kluis had gelegd.
Ook feit 3, het samen met anderen opzettelijk vervaardigen, bereiden, bewerken en verwerken van amfetamine zal de rechtbank bewezen verklaren. Bij gelegenheid van het binnentreden op 3 februari 2023 in voornoemde woning bleek dat de kelder was ingericht als productielocatie voor (synthetische) drugs. Deze kelder was via een mangat vanuit de garage toegankelijk. De kelder en de daarin aangetroffen voorwerpen waren vervuild en er werd drugsafval aangetroffen. In de naar het NFI gestuurde bemonsteringen werd onder andere amfetamine aangetoond en BMK, een grondstof voor amfetamine en metamfetamine.
De verdachte heeft verklaard dat hij niets wist van het drugslab en als katvanger is gebruikt door iemand anders, maar de rechtbank ziet voldoende bewijs om hieraan voorbij te gaan. Dit bewijs start met het gegeven dat de verdachte de woning met ingang van 1 november 2022 huurde. In het woongedeelte werden op 3 februari 2023 persoonlijke voorwerpen van hem aangetroffen, zoals zijn paspoort en pinpas. Ook blijkt uit zijn verklaring en camerabeelden dat hij in elk geval de woning bezocht en er ook verbleef. Dat betekent dat er in beginsel vanuit mag worden gegaan dat de verdachte op de hoogte was van wat er zich in zijn woning bevond en wat zich daar afspeelde en daarmee strafrechtelijk verantwoordelijk kan worden gehouden. Maar er is meer.
Zo zijn er in het drugslab handschoenen aangetroffen en gelaatsmaskers, waarvan bemonsteringen zijn genomen die op DNA zijn onderzocht en waarbij een DNA-profiel werd aangetroffen waarvan verdachte en [medeverdachte] als mogelijke donoren werden aangemerkt. Vlakbij de ingang van het lab, dat toegankelijk was via een mangat, zijn schoenen aangetroffen, die bemonsterd werden en welke bemonstering eveneens een DNA-profiel opleverde waarvan verdachte als mogelijke donor werd aangemerkt.
Daarnaast is in voornoemde kluis in het woongedeelte een telefoon aangetroffen die gelinkt kan worden aan verdachte. Die telefoon is uitgelezen en daarin is te zien is dat op 25 en 26 januari 2023 (in de avonduren maar ook midden in de nacht om 04.41 uur) gezocht is op onder andere: destillatie-opstelling, stoomketel en destilleerketel. Die zoektermen kunnen volgens de politie in verband worden gebracht met het aangetroffen drugslab in de woning van verdachte.
De verdachte schuift alles wat drugsgerelateerd is, af op anderen die toegang zouden hebben gehad tot de garage en kelder en zelfs tot zijn telefoon. Dat laatste is in het geheel niet aannemelijk geworden. Betrokkenheid van anderen kan op basis van het dossier wel worden aangenomen, maar niet zodanig dat de verdachte daardoor volledig wordt vrijgepleit. Gelet op de samenhang die de rechtbank aanneemt tussen alle hiervoor kort aangeduide bewijselementen, kan het voor de rechtbank niet anders zijn dan dat de verdachte, samen met anderen, opzettelijk de productielocatie voorhanden had.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden acht de rechtbank bewezen dat de verdachte het amfetaminelab niet alleen aanwezig heeft gehad, maar dat hij daar ook werkzaam in en voor is geweest.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
Feit 2
op 3 februari 2023 te Heerlen wapens van categorie II, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 3 geheime vuurwapens, van het merk onbekend, type onbekend, kaliber .22 Long Rifle (goednummers 1578519, 1579960, 1579723) en
- een geheim vuurwapen, van het merk onbekend, type onbekend, kaliber .22 Short (goednummer 1579720), zijnde een vuurwapen dat uiterlijk geleek op een ander voorwerp dan een wapen en munitie van categorie II en/of III, te weten:
- 1 kogelpatroon van het kaliber .22 short (goednr. 1579720) en
- 1 kogelpatroon van het kaliber .22 Long Rife (goednr. 1579723) en
- 2 kogelpatronen van het kaliber 7.62 Nagant (goednr. 1579771, 1579686)
voorhanden heeft gehad:
Feit 3
in de periode van 1 november 2022 tot en met 3 februari 2023 te Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen wat meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, wordt de door de rechtbank redengevend geachte inhoud van de bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Feit 3
medeplegen van handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaren met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 40.000,-.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het reeds ondergane voorarrest en af te zien van het opleggen van een geldboete. Tevens zou een korting op de op te leggen straf moeten worden verleend vanwege de overschrijding van de redelijke termijn.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich ingelaten met de productie van verdovende middelen. In zijn woning was een drugslab aanwezig waarin, gelet op het aantreffen van onder andere afval, lege verpakkingen en productierestanten, ook feitelijk geproduceerd is. De rechtbank gaat er
– gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – vanuit dat de verdachte ook daadwerkelijk bij de productie betrokken is geweest.
De georganiseerde handel in verdovende middelen en alle daarmee samenhangende en eruit voortvloeiende misdrijven ontwrichten de maatschappij op velerlei vlak, onder andere als gevolg van het onderling tussen deelnemers aan die handel gepleegde (vuurwapen)geweld. Gebruik van verdovende middelen veroorzaakt diverse problemen, zoals verwervingscriminaliteit, overlast op straat en een extra druk op de gezondheidszorg. Het aanwezig hebben van een drugslab in een woonwijk is uitermate gevaarlijk.
Uitgangspunt voor de straftoemeting is daarom een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf, wanneer een verdachte aan dit fenomeen bijdraagt zoals de verdachte heeft gedaan. Met een andere of lichter sanctie kan niet worden volstaan.
Daar komt nog bij dat bij de verdachte vier heimelijke vuurwapens en bijpassende munitie voorhanden heeft gehad. Ook voor dit feit is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf de enige passende sanctie.
De rechtbank heeft acht geslagen op de voor het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting. Die vermelden bij het voorhanden hebben in een woning van een vuurwapen dat lijkt op een ander voorwerp, in deze zaak op een pen, als vertrekpunt voor de straftoemeting een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 5 maanden.
Deze uitgangspunten zijn van toepassing, ook als de rechtbank meeweegt dat de verdachte niet eerder veroordeeld is vanwege het overtreden van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie in Nederland. De verdachte heeft wel een strafblad en is ook in België en Duitsland veroordeeld voor strafbare feiten, zij het dat dit allemaal zodanig lang geleden is dat dit niet in het nadeel van de verdachte wordt meegewogen.
De rechtbank beschouwt, alles afwegend, het opleggen van 35 maanden onvoorwaardelijke gevangenisstraf een gepaste en geboden sanctie voor de bewezenverklaarde feiten. Voor het opleggen van een geldboete ziet de rechtbank geen aanleiding.
Tot slot heeft de rechtbank ambtshalve te beoordelen of een strafvermindering aan de orde is om reden dat het recht van de verdachte op een openbare behandeling binnen een redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geschonden.
De rechtbank stelt voorop dat elke verdachte recht heeft op een openbare behandeling van zijn zaak binnen een redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6 EVRM. Deze waarborg strekt er onder meer toe te voorkomen dat een verdachte langer dan redelijk is onder de dreiging van een strafvervolging zou moeten leven.
De Hoge Raad neemt in zijn uitleg van de redelijke termijn als uitgangspunt dat een einduitspraak in eerste aanleg dient te volgen binnen twee jaren vanaf het moment waarop de verdachte redelijkerwijs kenbaar was dat tegen hem een vervolging werd ingesteld, tenzij er bijzondere omstandigheden zijn aan te wijzen die een langere termijn redelijk maken. In geval een verdachte zich in voorarrest bevindt, geldt als uitgangspunt een termijn van 16 maanden.
Het aanvangsmoment van die termijn kan worden bepaald op de dag waarop de verdachte in verzekering is gesteld, te weten 26 maart 2023. De verdachte is op bevel van de rechtbank op 20 december 2023 in vrijheid gesteld onder voorwaarden, maar deze schorsing heeft slechts enkele weken geduurd, waarbij ook vermeld dient de worden dat de verdachte in zijn vrijheid beperkt werd vanwege de opgelegde voorwaarde van elektronische monitoring.
Op 12 januari 2024 werd de schorsing opgeheven. De rechtbank wijst dit vonnis op 4 augustus 2025. Rekenend vanaf 26 maart 2023 is de redelijke termijn overschreden met ongeveer 12 maanden terwijl van bijzondere omstandigheden die deze termijnoverschrijding rechtvaardigen niet is gebleken.
Alles afwegend vindt de rechtbank het gepast een korting op de op te leggen straf toe te passen, groot 4 maanden. Aan de verdachte wordt dus een gevangenisstraf opgelegd van 31 maanden. De rechtbank acht geen termen aanwezig om daarnaast een geldboete op te leggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

8.De benadeelde partij

De benadeelde partij [benadeelde partij] heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend van – na vermindering van eis ter terechtzitting – € 9.772,67, waarvan € 3.000,- voor geleden immateriële schade (smartengeld). De vordering heeft betrekking op het tenlastegelegde onder feit 1. De benadeelde partij heeft verzocht om vermeerdering van het toe te wijzen bedrag met de wettelijke rente en om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, zal de rechtbank de benadeelde niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.

9.Het beslag

Onder de verdachte is een groot aantal voorwerpen in beslag genomen. Hierover is nog geen beslissing genomen. Hierna in het dictum van het vonnis zal de rechtbank haar beslissingen vermelden. Samengevat moeten de meeste voorwerpen worden onttrokken aan het verkeer, omdat het voorwerpen zijn met betrekking tot welke de feiten zijn begaan (wapens, munitie en een gasmasker) en van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezet ervan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Van de overige voorwerpen zal de rechtbank de teruggave aan de beslagene gelasten.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
Voorvragen
- verklaart de dagvaarding (gedeeltelijk) nietig ter zake van het tenlastegelegde onder feit 1, onderdeel: “die [benadeelde partij] een knipschaar, althans een op een knipschaar gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, zou beginnen met de vingers van die [benadeelde partij] eraf te knippen als die [benadeelde partij] aan verdachte niet alles zou zeggen wat hij, verdachte, wilde weten”;

Vrijspraak

- spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde onder feit 1;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de onder feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde feiten tot
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering wordt gebracht;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil;
Beslag
-
onttrekt aan het verkeerde volgende in beslag genomen voorwerpen:
  • 1 1 STK Munitie (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579686 kogelpatroon)
  • 3 1 STK Wapen (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579723, Zilverkleurig)
  • 4 1 STK Wapen (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579720, Zilverkleurig)
  • 5 1 STK Munitie (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579771 kogelpatroon, Nabant)
  • 6 1 STK Gasmasker (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579776)
  • 8 1 STK Wapen (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579750)
  • 9 1 STK Wapen (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579753)
  • 10 1 STK Wapen (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579691)
  • 11 1 STK Wapen (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1578519)
  • 12 6 STK Patroon (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579780, Dan Wesson)
  • 13 1 STK Steekwapen (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579729, grijs, merk: Benchmade)
  • 23 6 STK Munitie (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579780, Dan Wesson)
-
gelast de teruggavevan de volgende in beslag genomen voorwerpen aan de beslagene:
  • Motor, merk Suzuki, kleur zwart (goednummer 1579575)
  • 7 1 STK Motorrijtuig (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1529273, KTM)
  • 2 2 STK Schoenen (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579716, Blauw, merk: Jeezy)
  • 24 1 STK Videocamera (Omschrijving: PL2300-2023017696-G1579684)
Dit vonnis is gewezen door mr. E.B.A. Ferwerda, voorzitter, mr. L.E.M. Hendriks en mr. S.L.M. van Venrooij, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.P. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 4 augustus 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na wijziging- ten laste gelegd dat
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2023 tot en met 2 februari 2023 te Nuth , gemeente Beekdaelen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een telefoon en/of
- autosleutels en/of
- een personenauto en/of
- een hoeveelheid geld (ongeveer 700 euro) en/of
- een of meerdere pinpassen en/of
- een (heup)tasje en/of
- een identiteitsbewijs en/of
- een rijbewijs en/of
- een kentekenbewijs,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde partij] en/of een derde toebehoorde(n), althans een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [benadeelde partij] meermaals met de platte hand en/of gebalde vuisten in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- eenmaal of meerdere malen een vuurwapen op die [benadeelde partij] heeft/hebben gericht en/of
- op dreigende toon die [benadeelde partij] heeft/hebben toegesproken dat hij, verdachte, helemaal klaar was met die [benadeelde partij] en/of
- die [benadeelde partij] een knipschaar, althans een op een knipschaar gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, zou beginnen met de vingers van die [benadeelde partij] eraf te knippen als die [benadeelde partij] aan verdachte niet alles zou zeggen wat hij, verdachte, wilde weten en/of
- die [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden door alle deuren van de woning waar die [benadeelde partij] zich op dat moment bevond te sluiten en die [benadeelde partij] te heeft/hebben belet de woning te verlaten
en/of
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2023 tot en met 2 februari 2023 te Nuth , gemeente Beekdaelen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
- een telefoon en/of
- autosleutels en/of
- een personenauto en/of
- een hoeveelheid geld (ongeveer 700 euro) en/of
- een of meerdere pinpassen en/of
- een (heup)tasje en/of
- een identiteitsbewijs en/of
- een rijbewijs en/of
- een kentekenbewijs,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
die [benadeelde partij], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s):
- die [benadeelde partij] meermaals met de platte hand en/of gebalde vuisten in het gezicht heeft/hebben geslagen en/of
- eenmaal of meerdere malen een vuurwapen op die [benadeelde partij] heeft/hebben gericht en/of
- op dreigende toon die [benadeelde partij] heeft/hebben toegesproken dat hij, verdachte, helemaal klaar was met die [benadeelde partij] en/of
- die [benadeelde partij] een knipschaar, althans een op een knipschaar gelijkend voorwerp, heeft getoond en/of voorgehouden en tegen die [benadeelde partij] heeft gezegd dat hij, verdachte, zou beginnen met de vingers van die [benadeelde partij] eraf te knippen als die [benadeelde partij] aan verdachte niet alles zou zeggen wat hij, verdachte, wilde weten en/of
- die [benadeelde partij] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden door alle deuren van de woning waar die [benadeelde partij] zich op dat moment bevond te sluiten en die [benadeelde partij] te heeft/hebben belet de woning te verlaten;
(art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
2
hij in of omstreeks de periode van 3 februari 2023 tot en met 5 februari 2023 te Heerlen een of meer wapen(s) van categorie II, onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- 3 geheim(e) vuurwapen(s), van het merk onbekend, type onbekend, kaliber .22 Long Rifle (goednummer(s). 1578519, 1579960, 1579723) en/of
- een geheim vuurwapen, xan het merk onbekend, type onbekend, kaliber .22 Short (goednummer 1579720) zijnde een vuurwapen dat uiterlijk geleek op een ander voorwerp dan een wapen en/of munitie van categorie II en/of 111, te weten:
- 1 kogelpatroon van het kaliber .22 short (goednr. 1579720) en/of
- 1 kogelpatroon van het kaliber .22 Long Rife (goednr.1579723) en/of
- 2 kogelpatro(o)n(en) van het kaliber 7.62 Nagant (goednr.1579771, 1579686) voorhanden heeft gehad:
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
3
hij in of omstreeks de periode van 1 november 2022 tot en met 3 februari 2023 te Heerlen tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft vervaardigd en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.