ECLI:NL:RBLIM:2025:7588

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 juli 2025
Publicatiedatum
30 juli 2025
Zaaknummer
03.298570.24
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van het voorbereiden van het bewerken en verwerken van een versnijdingsmiddel voor cocaïne in een laboratorium

Op 30 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorbereiden van het bewerken en verwerken van procaïne-HCL, een versnijdingsmiddel voor cocaïne. De verdachte werd bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten en was op het moment van de zitting gedetineerd. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 juli 2025, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging zich voornamelijk richtte op de hoeveelheden van de aangetroffen stoffen.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen een laboratorium had ingericht voor de grootschalige productie van procaïne-HCL. Tijdens een politie-inval op 16 september 2024 werden in de loods aanzienlijke hoeveelheden procaïne-HCL, aceton, zoutzuur en ammonia aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van het bewerken en verwerken van cocaïne, en dat hij ook elektriciteit had gestolen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 27 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en het strafblad van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten.

De rechtbank benadrukte de risico's die het laboratorium met zich meebracht voor de volksgezondheid en de veiligheid van omwonenden. De verdachte werd schuldig bevonden aan het opzettelijk voorhanden hebben van stoffen en voorwerpen die bestemd waren voor het plegen van strafbare feiten, en aan diefstal van elektriciteit. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een deel van de tenlastelegging, maar achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03.298570.24
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 30 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres 1] ,
nu gedetineerd in [P.I.] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. B.H.M. Nijsten, advocaat te Cadier en Keer.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 16 juli 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.
Deze zaak is gelijktijdig behandeld met de strafzaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (parketnummer: 03.298541.24), [medeverdachte 2] (parketnummer: 03.298597.24) en [medeverdachte 3] (parketnummer: 03.298400.24).

2.De tenlastelegging

De (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte
feit 1:samen met anderen de bewerking van cocaïne heeft voorbereid en daarvoor verschillende voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad;
feit 2:in de periode van 1 augustus 2024 tot en met 16 september 2024, al dan niet samen met een of meer anderen, elektriciteit heeft gestolen door middel van verbreking.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van beide tenlastegelegde feiten, met dien verstande dat de verdachte ten aanzien van feit 1 partieel dient te worden vrijgesproken van het onderdeel butacaïne, nu deze stof slechts indicatief is getest. Tevens dient de verdachte ten aanzien van feit 2 partieel te worden vrijgesproken van het onderdeel medeplegen. De officier van justitie heeft de hoeveelheden met betrekking tot de procaïne (HCL) en ammonia bijgesteld, namelijk 68,42 kg procaïne (HCL) en 116,8 liter ammonia.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft voor wat betreft de hoeveelheden procaïne (HCL) en ammonia aansluiting gezocht bij de door de officier van justitie bijgestelde hoeveelheden. Voor het overige heeft de verdediging geen verweer gevoerd tegen de bewezenverklaring en geen vrijspraak bepleit.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
3.3.1
Bewijsmiddelen
Feit 1
In de maand september 2024 kwam bij het TCI (Team Criminele Inlichtingen) van de politie Eenheid Limburg via een informant een melding binnen dat in een loods aan de achterzijde van de woning aan de [adres 2] te Meersen (hierna: de woning) een lab stond voor de vervaardiging van synthetische drugs. [2]
Naar aanleiding van de melding werd de DSI (Dienst Speciale Interventies) ingeschakeld om een inkijk te doen in de loods bij de woning (hierna: de loods). Toen commandant [nummer 1] op maandag 16 september 2024 omstreeks 2:00 uur bij de achterzijde van die loods kwam, hoorde hij meerdere mannenstemmen van binnen uit de loods, aan de achterzijde. Ook hoorde hij geluiden die hij herkende als geluiden van een ventilator en/of een mechanische afzuiging en geluiden die klonken als het verschuiven van goederen over de vloer. Vervolgens werd in overleg met de recherche-onderzoeksleider besloten de loods niet te betreden. [nummer 1] verliet het perceel, om kort daarna terug te komen en de loods te betreden ter aanhouding op heterdaad van de aanwezige personen op verdenking van overtreding van de Opiumwet. Om 2:55 uur heeft [nummer 1] vervolgens met een inzetploeg de loods betreden. Daarbij zag hij diverse goederen die hij ambtshalve herkende als goederen die worden gebruikt bij de (deel)productie van synthetische drugs. [3]
[nummer 2] , werkzaam bij de DSI, betrad de loods op 16 september 2024 omstreeks 02:56 uur. Bij het betreden zag hij aan zijn rechterzijde meerdere deuren. Hij liep door de gang naar de tweede deur. Hij zag dat hier een gang was en aan het einde van de gang zag hij een kast met een ventilator en twee planken met witte blokken en poeder. Hij liep richting die kast en zag dat er nog een gang naar links was. Hij keek de gang in en zag in het verlengde vier personen staan. Hij zag meerdere ketels, pannen en jerrycans staan in de ruimte waar de personen stonden. Hij zag dat de personen bij meerdere pannen stonden. Hij zag dat de eerste persoon, die later [verdachte] bleek te zijn, in het zwart gekleed was. De tweede persoon, ook in het zwart gekleed, bleek later [medeverdachte 2] te zijn. De derde persoon had een witte overal aan en miste een been. Hij bleek later [medeverdachte 3] te zijn. De vierde en tevens laatste persoon bleek later [medeverdachte 1] te zijn. Ook hij was in het zwart gekleed. [4]
Verbalisanten van de LFO troffen in de woning 20 vervuilde filterdoeken en een gevulde en verzegelde 20 liter jerrycan met het etiket ‘Chemiblaze’ aan.
In de loods troffen de verbalisanten onder meer literflessen met ammoniak, witte poederblokken, witte en crèmekleurige brokken, pannen, emmers, tonnen, tientallen jerrycans met etiket ‘Chemiblaze’, mengsels van naar aceton ruikende vloeistof, jerrycans met zoutzuur, filterdoeken, magnetrons en een au-bain-marie opstelling aan. Zij zagen met behulp van een warmtebeeldcamera dat er diverse tonnen met afvalvloeistof veel warmer waren dan de omgevingstemperatuur. De verbalisanten concludeerden daaruit dat er de avond ervoor en/of een deel van de nacht ter plaatse actief met de aangetroffen stoffen is gewerkt. [5]
Van de aangetroffen productieapparatuur en chemicaliën werd een inventarisatielijst gemaakt, die in het proces-verbaal is opgenomen. [6] Als een monster is genomen, is er een SIN-nummer (spooridentificatienummer) bij vermeld.
In de inventarisatielijst zijn onder meer de volgende voorwerpen en stoffen opgenomen:
  • A1: Een doos met een verzegelde ton met een 24,5 kg Procaïne-HCL etiket, met daarin een zwarte verzegelde zak met wit poeder. Van dit poeder werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8568NL;
  • A4: Vijfentwintig geheel gevulde literflessen ammonia van ‘Bleko’ met de geur van ammoniak;
  • C1: Een henneptent ingericht als droogopstelling bestaande uit een houten frame met twee planken met filterdoek waarop/waaronder brokken Procaïne-HCL lagen te drogen. In totaal bleek het te gaan om 17,44 kg aan witte brokken en poeder. Van dit poeder werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8569NL;
  • C3: Een groene kunststof regenton van circa 200 liter inhoudende circa 150 liter zwak gele vloeistof met een laag fijne kristallen op de wanden en de bodem;
  • C6: 32 zwarte 20 liter jerrycans met etiket ‘Chemiblaze’ gevuld met zwak gele vloeistof met fijne kristallen op de bodem;
  • D2: Een zwarte bak met netto 11,6 kg witte harde korrelige brokjes en grote brokken. Van dit poeder werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8572NL;
  • D3: Een witte kunststof lekbak met netto 17,8 kg gele harde korrelige brokjes en grote brokken;
  • D4: Een crèmekleurige vierkante bak met hierin circa 500 gram Procaïne-HCL
  • D6: 12 gestapelde droogrekken, alle vervuild met resten poeder. Op vier rekken lagen sealzakken met in totaal 11,46 kg aan harde brokken;
  • D7: Een blauwe en een zwarte vuilniszak met zakken van respectievelijk 10 kg en 5 kg crèmekleurig tot bruinige brokken die ogenschijnlijk uit doeken afkomstig zijn;
  • E1: Een kookopstelling van drie op elektra aangesloten gebruiksklare inductieplaten. Hierop stonden drie pannen van 22 liter. Eén met een vast (gestold) laagje procaïnebase en twee grotendeels gevuld met een sterk basische aceton houdende vloeistof en procaïnebase kristallen. Uit de middelste pan werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8571NL. Het nettogewicht van de twee gevulde pannen bedroeg 14,3 kg;
  • E2: Een 20 liter pan voor de helft gevuld met netto 7 kg kristallen en vloeistof. Gedurende de dag stolde de inhoud van de pan volledig;
  • E3: Een zwarte 20 liter emmer gevuld met 15 liter vloeistof en kristallen (10 kg netto). Gedurende de dag stolde de inhoud van de emmer grotendeels;
  • E4: Een tas met één dichte en één aangebroken zak wit poeder van respectievelijk 10 en 5 kg netto;
  • E6: Een maatbeker van 3 liter met 1,8 liter naar ammonia ruikende vloeistof;
  • E7: Een blauw open klemdekselvat van 220 liter met circa 80 liter heldere sterk basische waterige vloeistof met op bodem witte kristallen;
  • E8: Een schappenkast met onder meer een volgelaatsmasker;
  • E9: Een schappenkast met onder meer vijf 20 liter jerrycans met etiket ‘Ammonia water 25%’, waarvan vier vol en een met aftapkraan;
  • E10: Een open groene regenton van 200 liter met aftapkraan inhoudende circa 10 liter sterk naar ammonia ruikende vloeistof;
  • E11: Een zwarte 20 liter jerrycan etiket 'Chemiblaze’’ (aceton) met aftapkraan met 15 liter aceton;
  • E12: Een witte diepvrieskist met twee diepgevroren zwarte 20 liter jerrycans etiket ‘Hydrofortify’ (zoutzuur);
  • E13: Twee au-bain-marie opstellingen voor het verwarmen van maximaal 2 x negen 20 liter emmers;
  • E16: Twee naast elkaar geplaatste zwarte kunststof bakken waarvan één ingericht als au-bain-marie bak met water met hierin twee elektrische dompelaars waarin een open transparante 30 liter emmer stond met circa 27 liter heldere aceton. Verder naast de bak nog een lege 30 liter emmer en een 45 liter emmer met circa 20 liter aceton;
  • E17: Drieëntwintig lege zwarte 20 liter jerrycans etiket ‘Chemiblaze’ (aceton);
  • E19: Twee zwarte 50 liter emmers met hierop een vergiet met daarover een witte filterdoek met resten wit poeder. De emmers bevatten nog circa 40 liter aceton met fijne kristallen op de bodem. Van het poeder op de filterdoek poeder werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8574NL;
  • E20: Veertig Zwarte 20 liter jerrycans geheel gevuld en verzegeld met etiket ‘Chemiblaze’;
  • E21: Een groene kunststof regenton van circa 200 liter inhoudende circa 150 liter zwak gele vloeistof met laag fijne kristallen op de wanden en bodem;
  • H1: Een zwarte verzegelde 20 liter jerrycan etiket ‘Chemiblaze’ met een
heldere vloeistof met de geur aceton;
  • H2: Een zwarte 20 liter emmer met 20 met wit poeder vervuilde filterdoeken. Van het poeder van een van de doeken werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8573NL;
  • F2: Transparante seal zak met 580 gram witte brokken. Van de brokken werd een monster genomen dat werd voorzien van SIN AARX8570NL;
  • F3: Witte kunststof bak met hierin een elektrische weegschaal en twee transparante seal zakken met 2 Kg witte brokken.
Ten behoeve van de voorlopige vaststelling van de aangetroffen chemicaliën werd door het LFO onder andere gebruik gemaakt van de ThermoScientific First Defender, een identificatieapparaat dat werkt op basis van Ramantechnologie. Met dat identificatieapparaat werden verschillende van de aangetroffen stoffen indicatief getest.
De volgende stoffen en voorwerpen testten positief op Procaïne-HCL of procaïnebase:
  • A1 (24,5 kg wit poeder),
  • C1 (17,44 kg witte brokken en poeder),
  • D2 (11,6 kg harde korrelige brokjes en grote brokken),
  • D3 (17,8 kg gele harde korrelige brokjes en grote brokken.,
  • D6 (11,46 kg aan harde brokken),
  • F2 (580 gram witte brokken),
  • F3 (2 kg witte brokken).
De volgende stoffen en voorwerpen testten positief op aceton:
  • C3 (150 liter zwak gele vloeistof),
  • E14 (emmer met 27 liter en emmer met 20 liter heldere vloeistof),
  • E20 (veertig zwarte 20 liter jerrycans met etiket ‘Chemiblaze’),
  • E21 (circa 150 liter zwak gele vloeistof).
De volgende stoffen en voorwerpen testten positief op Butacaïne:
- D7 (15 kg crèmekleurig tot bruine brokken).
De aangetroffen goederen en chemicaliën kunnen volgens het LFO gebruikt worden bij en zijn deels bestemd voor het bewerken en/of verwerken van procaïne-HCL. [7]
Het NFI (Nederlands Forensisch Instituut) onderzocht de monsters die door de LFO werden voorzien van SIN-nummers AARX8568NL (A1), AARX8569NL (C1), AARX8572NL (D2), AARX8571NL (E1), AARX8574NL (E19), AARX8573NL (H2) en AARX8570NL (F2). De conclusie van het NFI is dat in al deze monsters procaïne of procaïne-HCL is aangetoond. Het NFI merkt op dat procaïne een versnijdingsmiddel is voor cocaïne en dat het een kortwerkend verdovingsmiddel is dat nauwelijks meer wordt toegepast. [8]
Het proces-verbaal van het de LFO vermeldt dat procaïne wordt gebruikt als versnijdingsmiddel voor cocaïne. Het LFO is ermee bekend dat deze middelen eerst in aceton worden gebracht, waarna deze middelen te drogen worden gelegd of nog in vochtige vorm met de cocaïne worden vermengd. Om de oplosbaarheid van het versnijdingsmiddel te vergroten, wordt deze vaak verwarmd. Dit kan met behulp de aangetroffen elektrische verwarmingsspiralen.
Procaïne wordt voornamelijk vanuit China geïmporteerd en wordt veelal als fijn wit dof poeder aangetroffen. In die vorm is het ongeschikt om te worden gebruikt als versnijdingsmiddel. Nadat de procaïne-HCL met aceton en ammoniak naar procaïnebase is omgezet, wordt deze na het drogen opgelost in schone aceton en vervolgens met zoutzuur geherkristalliseerd. Bij dit proces kan men onder de juiste omstandigheden en droging als het ware een parelmoerglans over het versnijdingsmiddel laten verschijnen en krijgen de kristallen een meer schilferachtige structuur. Deze glans en schilferachtige structuur wordt ook waargenomen bij blokken pure cocaïne, zoals deze uit Zuid-Amerika afkomstig zijn, waardoor het in eerste oogopslag niet waarneembaar is dat de cocaïne versneden is. Nadat de cocaïne en het versnijdingsmiddel met elkaar gemengd zijn, zal men dit over het algemeen in de nog vochtige toestand tot blokken persen van (de in het criminele circuit gangbare handelsmaat van) 1 kg. Gelet op de aangetroffen hoeveelheden is hier volgens het LFO sprake van het grootschalig bewerken/verwerken van versnijdingsmiddelen voor cocaïne. [9]
Op 16 september 2024 omstreeks 8:55 uur werd forensisch onderzoek verricht in de woning en de loods. In de achterste ruimtes van de loods zagen zij onder meer dat er twee halfgelaatsmaskers aan de wand hingen. Ook zagen zij aan de rechterzijde van de ruimte een wandrek. In dat wandrek zagen zij een paar gele rubberen handschoenen. Verderop in de ruimte werden onder meer twee volgelaatsmaskers, een paar rubberen handschoenen, een losse rubberen handschoen op een jerrycan en een paar rubberen handschoenen uit een maatbeker aangetroffen. [10]
Aan de gele handschoenen en gelaatsmaskers werden bij het veiligstellen van die voorwerpen de volgende goednummers en SIN-nummers gekoppeld: [11]
SIN
goednr.
omschrijving
aangetroffen
AAOT4388NL
1739089
Handschoen 2 stuks geel
op een rek in de achterste ruimte van de loods
AAOT4402NL
1739090
Handschoen 2 stuks geel
op de vloer in de achterste ruimte van de loods
AAOT4401NL
1739094
Handschoen 1 stuks geel
op een jerrycan in de achterste ruimte van de loods
AAOT4397NL
1739095
Handschoen 1 stuk geel
op de vloer in de achterste ruimte van de loods
AAOT4395NL
1739098
Handschoen 2 stuks geel
in een maatbeker op de werktafel in de achterste ruimte van de loods
AAOT4384NL
1739115
Volgelaatsmasker (gasmasker)
in een rek in de achterste ruimte van de loods
AAOT4385NL
1739117
Volgelaatsmasker (gasmasker)
in een rek in de achterste ruimte van de loods
AAOT4387NL
1739120
Halfgelaatsmasker (gasmasker)
hangend aan muur (links) in de achterste ruimte van de loods
AAOT4386NL
1739121
Halfgelaatsmasker (gasmasker)
hangend aan muur (rechts) in de achterste ruimte van de loods
Verbalisant [naam 1] , werkzaam als forensisch onderzoeker, heeft een onderzoek verricht naar biologische sporen aan de handschoenen die zijn aangetroffen in een rek in de achterste ruimte van de loods (AAOT4388NL), de handschoen die is aangetroffen op een jerrycan in die ruimte (AAOT4401NL), de volgelaatsmaskers die zijn aangetroffen in een rek in die ruimte (AAOT4384NL en AAOT4385NL) en de halfgelaatsmaskers die in die ruimte zijn aangetroffen (AAOT4386NL en AAOT4387NL). Hij heeft de gehele binnenzijde van de handschoenen bemonsterd op humane biologische sporen en bij de gelaatsmaskers de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht bemonsterd op biologische sporen. Hij heeft de sporen veiliggesteld en de sporen gewaarmerkt met de volgende SIN-nummers: [12]
  • Handschoen 1 stuks geel (AAOT4401NL): AARX1563NL
  • Handschoen 2 stuks geel (AAOT4388NL): AARX1564NL
  • Volgelaatsmasker (AAOT4384NL): AARX1565NL
  • Volgelaatsmasker (AAOT4385NL): AARX1566NL
  • Halfgelaatsmasker (AAOT4386NL): AARX1567NL
  • Halfgelaatsmasker (AAOT4387NL): AARX1568NL
Ten behoeve van DNA-onderzoek werd van de verdachte celmateriaal afgenomen. Dat celmateriaal werd veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN WACZ9880NL. [13] Ook van [naam 2] werd celmateriaal afgenomen, dat werd veiliggesteld en gewaarmerkt met SIN WADZ0791NL. [14] Van de overige medeverdachten was al een DNA-profiel opgeslagen in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken. [15]
De DNA-profielen van de verdachten zijn vergeleken met de hiervoor genoemde aangetroffen en veiliggestelde sporen.
In monster AARX1564NL, afkomstig van de binnenzijde van de handschoenen die zijn aangetroffen op een rek in de achterste ruimte van de loods (AAOT4388NL) werd een DNA-mengprofiel aangetroffen afkomstig van minimaal vier donoren, waarvan, medeverdachten [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en
[medeverdachte 2]mogelijk donor zijn, maar waarbij geen berekening van de bewijskracht is uitgevoerd. [16]
In monster AARX1565NL, afkomstig van de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht van één van de volgelaatsmaskers die zijn aangetroffen in een rek in de achterste ruimte van de loods (AAOT4384NL), werd een DNA hoofdprofiel aangetroffen, waarvan medeverdachte [medeverdachte 3] mogelijk de donor is en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op een miljard. [17]
In monster AARX1566NL, afkomstig van de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht van één van de volgelaatsmaskers die zijn aangetroffen in een rek in de achterste ruimte van de loods (AAOT4384NL) werd een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarvan medeverdachten [medeverdachte 3] en
[medeverdachte 2]mogelijk donor zijn. Van de mogelijkheid dat [medeverdachte 3] donor is van het DNA-mengprofiel, is geen berekening van de bewijskracht uitgevoerd. Van de mogelijkheid dat
[medeverdachte 2]donor is van het mengprofiel, is wel een berekening van de bewijskracht uitgevoerd. Op basis daarvan kan worden geconcludeerd dat het extreem veel waarschijnlijker (meer dan een miljoen keer waarschijnlijker) is dat het monster DNA van medeverdachte
[medeverdachte 2]bevat dan dat dat niet het geval is. [18]
In monster AARX1567NL, afkomstig van de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht van het halfgelaatsmasker dat hangend aan muur (rechts) werd aangetroffen in de achterste ruimte van de loods (AAOT4386NL) werd een enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen, waarvan verdachte mogelijk donor is en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op een miljard. [19]
In monster AARX1568NL, afkomstig van de ventielopening inclusief het contactvlak met het gezicht van het halfgelaatsmasker dat hangend aan muur (links) werd aangetroffen in de achterste ruimte van de loods (AAOT4387NL) werd een enkelvoudig DNA-profiel aangetroffen, waarvan de verdachte mogelijk donor is en waarbij de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op een miljard. [20]
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij verantwoordelijk is voor het lab en hij de voorwerpen en stoffen daarmee opzettelijk voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist van de strafbare bestemming ervan.
Feit 2
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van feit 2 overweegt de rechtbank dat zij, met de officier van justitie, van oordeel is dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking met (een of meer) anderen. De rechtbank zal de verdachte derhalve partieel vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen.
De rechtbank volstaat ten aanzien van feit 2 met een opgave van de bewijsmiddelen overeenkomstig het bepaalde in artikel 359, derde lid tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, die hieronder zijn vermeld, nu de verdachte het bewezenverklaarde duidelijk en ondubbelzinnig heeft bekend en door of namens hem ten aanzien daarvan geen vrijspraak is bepleit.
De rechtbank acht dit feit wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
  • De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 16 juli 2025;
  • De aangifte van [benadeelde] van 20 september 2024;
- Het proces-verbaal vooronderzoek lab van 29 oktober 2024; [22]
- Het proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen van 31 oktober 2024; [23]
- Het TMFI rapport van 30 oktober 2024 [24] .
3.3.2
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1
Productielaboratorium voor procaïne-HCL
De rechtbank stelt op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen vast dat de loods werd gebruikt als productielaboratorium voor procaïne-HCL. Omdat van een deel van de procaïne-verdachte stoffen monsters zijn genomen die door het NFI positief zijn getest op procaïne(-HCL) en de overige procaïne-verdachte stoffen slechts indicatief zijn getest, gaat de rechtbank bij de vaststelling van de hoeveelheid aangetroffen procaïne(-HCL) uit van de door het NFI positief geteste stoffen. Daarvan uitgaande stelt de rechtbank vast dat in de loods in totaal ongeveer (24,5 kg +17,44 kg +11,6 kg +14,3 kg + 580 gram =) 68 kilogram procaïne(-HCL) is aangetroffen. Verder stelt de rechtbank op basis van de inventarisatielijst van de LFO vast dat in de loods de volgende stoffen zijn aangetroffen:
  • (40 + 36 =) 76 liter zoutzuur
  • (150 + 640 + 15 + 20 + 47 + 40 + 800 + 150 =) 1862 liter aceton
  • (25 + 1,8 + 80 + 10 =) 116,8 liter ammonia
Medeplegen
Voor een bewezenverklaring van het medeplegen (tezamen en in vereniging) is nodig dat vaststaat dat bij het begaan van het strafbaar feit sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking; deze samenwerking kan ook worden aangenomen indien sprake is van een gezamenlijke uitvoering. De DSI trof de verdachte midden in de nacht samen met zijn medeverdachten aan in een productielaboratorium van een behoorlijke omvang. Zij stonden op dat moment alle vier bij pannen, in de ruimte waar ook de au-bain-marie-opstelling werd aangetroffen. Dit is naar het oordeel van de rechtbank al een indicatie voor de hierboven genoemde gezamenlijke uitvoering. Dit in combinatie met het feit dat op verschillende handschoenen en gelaatsmaskers DNA is aangetroffen waarvan de verdachte en zijn medeverdachten met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid de donor zijn, leidt de rechtbank tot het oordeel dat de voor medeplegen vereiste voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten is komen vast te staan. Dat ieders rol niet exact te duiden is, leidt niet tot een ander oordeel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich tezamen en in vereniging met anderen schuldig heeft gemaakt aan overtreding van artikel 10a van de Opiumwet.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1
op 16 september 2024 te Meerssen tezamen en in vereniging met anderen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden, te weten
- het opzettelijk bewerken en verwerken van cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I,
- voorwerpen en stoffen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededaders, wisten dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door ongeveer 68 kilo procaïne en/of procaïne-HCL en ongeveer 1847 liter aceton en 76 liter zoutzuur en 116 liter ammonia en meerdere au-bain-marie-kookopstellingen voorhanden te hebben;
feit 2
in de periode van 1 augustus 2024 tot en met 16 september 2024 te Meerssen een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis, heeft weggenomen met het oogmerk om zich deze wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte die weg te elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1
medeplegen van: om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet voor te bereiden, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan de schuldige weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
feit 2
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest. De officier van justitie heeft erop gewezen dat van de productie van (versnijdingsmiddelen voor) verdovende middelen een ontwrichtende en ondermijnende werking uitgaat. De daders houden geen rekening met de schade voor de gezondheid en het milieu en het gevaar voor de samenleving. De officier van justitie heeft bij het formuleren van zijn strafreis rekening gehouden met de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en met het strafblad van de verdachte, waaruit volgt dat hij in 2021 in België is veroordeeld voor onder meer het vervaardigen van verdovende middelen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman acht de geëiste straf van de officier van justitie te hoog, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De raadsman heeft verzocht om de veroordeling uit 2021 niet als strafverzwarend bij de bepaling van de strafhoogte mee te wegen en de verdachte als een
first offenderte beschouwen. De verdachte stond daarnaast voor detentie onder reclasseringstoezicht in verband met een voorwaardelijke invrijheidsstelling. Dat toezicht is goed verlopen, maar de voorwaardelijke invrijheidsstelling is herroepen waardoor de verdachte al een kleine vier jaar zal moeten uitzitten. De raadsman heeft verzocht daarmee rekening te houden bij de bepaling van de strafhoogte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het voorbereiden van het bewerken en verwerken van cocaïne in een laboratorium dat was ingericht voor grootschalige productie van procaïne-HCL, aan de achterzijde van zijn woning. Daarnaast heeft hij elektriciteit gestolen door middel van een illegale aftakking op de aansluiting van de energieleverancier.
Door zijn aandeel in de bewezenverklaarde feiten is verdachte medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken voor de volksgezondheid en de criminaliteit die met harddrugs gepaard gaan. Daarnaast veroorzaakt het opslaan en het bewerken van chemicaliën die worden gebruikt bij het bewerken van procaïne, zoals aceton, zoutzuur en ammonia grote risico’s, zoals brand- en ontploffingsgevaar en het vrijkomen van giftige dampen. Na gebruik worden de (rest)stoffen veelal gedumpt in de natuur, die daaronder ernstig te lijden heeft.
Het LFO heeft in zijn proces-verbaal van bevindingen opgemerkt dat de situering van het laboratorium midden in een woonwijk en de gebruikte chemicaliën, productieapparatuur en processen een aanzienlijk gevaar opleveren. De grote hoeveelheden aanwezige oplosmiddelen, waaronder 1847 liter aceton, 76 liter zoutzuur en 116 liter ammonia kunnen leiden tot een ernstige en omvangrijke calamiteit. Bij een eventuele brand en/of explosie zullen hulpverleners zoals brandweer en politie in eerste instantie uitgaan van een woningbrand en niet van een brand in een groot drugslaboratorium. [25] Dit is niet alleen levensgevaarlijk voor de betrokkenen bij het laboratorium, maar ook voor de omwonenden van het laboratorium en de hulpverleners. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij samen met anderen enkel voor financieel gewin een laboratorium voor grootschalige productie van procaïne-HCL heeft gerund zonder ook maar enig oog te hebben voor de risico’s en mogelijke gevolgen voor omwonenden en hulpverleners als het mis gaat.
De rechtbank heeft acht geslagen op het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2021 in België voor het vervaardigen/produceren van verdovende middelen en illegale handel in verdovende middelen is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaren en een geldboete van € 24.000. Dat de verdachte zo snel na die veroordeling onderhavige feiten pleegt, acht de rechtbank bijzonder kwalijk. De rechtbank vraagt zich dan ook af of hij wel doordrongen is van de ernst van zijn handelen en of hij zijn les wel heeft geleerd. Anders dan de raadsman, ziet de rechtbank geen reden om die veroordeling niet in strafverzwarende zin mee te wegen bij het bepalen van de strafmaat.
Alles afwegende kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. De rechtbank komt, gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, tot een iets lagere straf dan de officier van justitie heeft gevorderd, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 27 maanden met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet of tot het moment dat de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling aan de orde is, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering.

7.Het beslag

Blijkens de beslaglijst dient een beslissing te worden genomen over de onder de verdachte in beslag genomen (elekticiteits)zegel en een maatbeker.
Omdat het belang van strafvordering zich daartegen niet (meer) verzet, zal de rechtbank de teruggave gelasten van de inbeslaggenomen zegel (goednummer: 1739088) aan de redelijkerwijs als rechthebbende aan te merken (rechts)persoon, te weten [benadeelde] .
De rechtbank zal de inbeslaggenomen maatbeker (goednummer: 1739087) verbeurd verklaren, omdat het onder 1 bewezenverklaarde feit met behulp van die maatbeker is begaan.
De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd om, ondanks het ontbreken van deze goederen op de beslaglijst, alle aangetroffen goederen in het pand, de kookopstellingen en verschillende telefoons verbeurd te verklaren, omdat het aannemelijk is dat met behulp daarvan het onder 1 t bewezenverklaarde feit is begaan.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Uit het procesdossier blijkt weliswaar dat (een deel van) deze goederen in beslag zijn genomen, maar een beslaglijst is niet voorhanden. Voor zover al duidelijk is welke goederen precies in beslag zijn genomen, is niet duidelijk geworden onder wie deze goederen in beslag zijn genomen en welke goednummers hieraan gekoppeld zijn; onder deze omstandigheden zal de rechtbank ten aanzien van deze goederen geen beslissing nemen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10a van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- verklaart verbeurd het volgende in beslag genomen voorwerp:
- maatbeker (goednummer: 1739087);
- gelast de teruggave van het volgende in beslag genomen voorwerp aan [benadeelde] :
- zegel (goednummer: 1739088).
Dit vonnis is gewezen door mr. L.E.M. Hendriks, voorzitter, mr. K.G. Witteman en mr. R.M.M. Menting, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Lejeune en mr. R. Micheels, griffiers, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 juli 2025.
Buiten staat
Mr. Menting is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: De tenlastelegging
Aan de verdachte is (na wijziging) ten laste gelegd dat
feit 1
hij op of omstreeks 16 september 2024 te Meerssen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
door:
- ongeveer 117 kilo procaïne en/of procaïne-HCL en/of ongeveer 30 kilo butacaïne en/of
- ongeveer 1847 liter aceton en/of 76 liter zoutzuur en/of 131 liter ammonia en/of
- Meerdere AU-BAIN-MARIE/kookopstellingen
voorhanden te hebben;
feit 2
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 augustus 2024 tot en met 16 september 2024, te Meerssen, (tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Enexis, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen stroom/elektriciteit
onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, proces-verbaalnummer LBRAA24215-69, gesloten d.d. 9 december 2024, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 552.
2.Proces-verbaal van bevindingen, p. 22.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p.158.
4.Proces-verbaal van bevindingen, p.159.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 164.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 166.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 165-170.
8.Rapport NFI “Drugsonderzoek aan materialen aangetroffen op 16 september 2024 op de locatie [adres 2] te Meerssen”, p. 205-206.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 169-170.
10.Proces-verbaal forensisch onderzoek, p. 231
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 233-235.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 295-298.
13.Proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal, p. 271-272.
14.Proces-verbaal waarneming en afname celmateriaal, p.278-279.
15.Proces-verbaal relaas, p. 225.
16.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305.
17.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305.
18.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305, 307.
19.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305.
20.‘Rapport Forensisch DNA-onderzoek’, p. 305.
21.De aangifte van [benadeelde] van 20 september 2024, pg. 210-218.
22.Het proces-verbaal vooronderzoek lab van 29 oktober 2024, pg. 299-300.
23.Het proces-verbaal identificatie n.a.v. DNA-sporen van 31 oktober 2024, pg. 337-338.
24.Het TMFI rapport van 30 oktober 2024, pg. 339-342.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 170.