ECLI:NL:RBLIM:2025:74

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 januari 2025
Publicatiedatum
8 januari 2025
Zaaknummer
NL:TZ:0000204558:B001
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om aanvullende beloning voor bewindvoerder op basis van forfaitaire regeling

Op 8 januari 2025 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht, uitspraak gedaan in een zaak waarin de bewindvoerder, ID2 Bewindvoering B.V., verzocht om vaststelling van extra uren en een aanvullende beloning van negen extra uren. Dit verzoek werd afgewezen door de kantonrechter. De kantonrechter baseerde zijn beslissing op het forfaitaire beloningssysteem zoals vastgelegd in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Dit systeem stelt dat een bewindvoerder in beginsel niet meer of minder kan ontvangen dan de forfaitaire beloning die uit de regeling voortvloeit, tenzij er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden. De bewindvoerder had geen voldoende onderbouwing geleverd voor het bestaan van dergelijke uitzonderlijke omstandigheden. De kantonrechter benadrukte dat de bewindvoerder de verantwoordelijkheid heeft om aan te tonen dat er sprake is van deze uitzonderlijke omstandigheden, maar dat de onderbouwing in dit geval enkel bestond uit het feit dat er meer uren waren besteed dan de standaard zeventien uren per jaar. De kantonrechter concludeerde dat de bewindvoerder niet had aangetoond dat de werkzaamheden die waren verricht, niet onder de standaardwerkzaamheden vielen. Daarom werd het verzoek om extra beloning afgewezen. De beschikking kan door de verzoeker en andere belanghebbenden worden aangevochten bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, met inachtneming van de gestelde termijnen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Toezicht
Locatie Maastricht
toezichtnummer
:
NL:TZ:0000204558:B001
CBM-nummer
:
BM395171
beschikkingsnummer
:
4
datum
:
8 januari 2025

Beschikking van de kantonrechter

naar aanleiding van het verzoek van:

ID2 Bewindvoering B.V.,Postbus 1004, 6436 ZG Amstenrade,Kamer van Koophandel-nummer 68616848,

hierna te noemen: verzoeker,
met betrekking tot:

[betrokkene] ,geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,wonende te [adres] , [woonplaats] ,hierna te noemen: betrokkene.

procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van het verzoek (met bijlagen), ontvangen op 11 december 2024. De kantonrechter heeft op grond van de ontvangen informatie afgezien van een mondelinge behandeling.

verzoek

Bij beschikking van 11 februari 2021 is met ingang van 1 maart 2021 een bewind en mentorschap ingesteld ten behoeve van de betrokkene. Verzoekster is bewindvoerder van de betrokkene en verzoekt om vaststelling van extra uren voor de werkzaamheden die in het kader van een zaak tegen de bewindvoerder zijn gemaakt. Specifiek wordt verzocht om toekenning van negen extra uren voor onder andere een zitting op de rechtbank, het schrijven van een verweerschrift, het doornemen van schriftelijke bescheiden van een gemachtigde en het overleggen met verschillende partijen.

beoordeling

De jaarbeloning van de bewindvoerder wordt vastgesteld op grond van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (hierna: de Regeling). De vergoeding die een bewindvoerder voor één bewindsdossier ontvangt komt overeen met zeventien uren per jaar. Het enkele feit dat er meer uren zijn besteed dan deze zeventien, is onvoldoende om tot aanvullende beloning over te gaan. Door de wetgever is middels de Regeling namelijk voorzien in een forfaitair systeem.
Het uitgangspunt hierbij is dat extra uren in het ene dossier in een bepaald jaar gecompenseerd worden door andere dossiers of jaren waarin minder dan zeventien uur gemaakt worden. De wetgever omschrijft dat als volgt in de Nota van Toelichting bij de Regeling (hierna: de Nota): ‘
De jaarbeloning geldt als gemiddelde. Het ene bewind zal meer tijd vergen dan het andere. Het zal ook voorkomen dat gedurende een aantal jaren veel uren aan een betrokkene worden besteed en de volgende jaren minder dan het gemiddelde aantal uren waarop de forfaitaire jaarbeloning is gebaseerd.’
De wetgever benadrukt dat:
‘De bewindvoerder in beginsel niet meer en niet minder wordt toegekend dan de forfaitaire beloning als bedoeld in artikel 3 lid 2 van de Regeling’. De wetgever heeft de kantonrechter echter ruimte gelaten om in het geval van ‘uitzonderlijke omstandigheden’ de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vast te stellen. De wetgever omschrijft dit als volgt
: ‘Indien zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen, kan de kantonrechter door deze ingebouwde ‘noodklep’ bijvoorbeeld een hogere beloning toekennen dan door deze regeling wordt voorgeschreven’
Over deze uitzonderlijke omstandigheden, zegt de wetgever het volgende: ‘
Naar aanleiding van reacties op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden’ in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken.’
De wetgever beschrijft vervolgens dat het niet mogelijk is om de uitzonderlijke omstandigheden op te sommen. Wel geeft de wetgever verduidelijking over wat
nietonder uitzonderlijke omstandigheden verstaan kan worden:
‘Werkzaamheden die blijkens de toelichting vallen onder de verschillende voor professionele vertegenwoordigers onderscheiden categorieën werkzaamheden kunnen in geen geval onder uitzonderlijke omstandigheden worden verstaan (zie voor een omschrijving van deze werkzaamheden een toelichting bij (...) artikel 3 tweede lid’.De wetgever benadrukt dat: ‘
Van belang is dat het dient te gaan om incidentele extra werkzaamheden’.
De kantonrechter moet dus de vraag beantwoorden of er sprake is van uitzonderlijke omstandigheden die het toekennen voor een beloning op andere wijze rechtvaardigen (dus hoger dan de volgens de Regeling vastgestelde zeventien uren). Voor ‘standaardwerkzaamheden’ kan volgens de wetgever nooit een hogere beloning worden toegekend.
De kantonrechter overweegt met betrekking tot het onderhavige verzoek als volgt:
Volgens de toelichting bij artikel 3, tweede lid, van de Regeling zijn de standaardwerkzaamheden de volgende:
  • het beheren van het vermogen van rechthebbende en het regelen van zijn financiële huishouding,
  • regelmatig contact met rechthebbende, mentor en instanties zoals de gemeente, belastingdienst, het UWV en het CJIB hebben,
  • het bijwonen van zittingen van de kantonrechter,
  • het verstrekken van een maandelijks mutatieoverzicht,
  • belastingaangifte over het afgelopen kalenderjaar doen,
  • het treffen van enkele afbetalingsregelingen,
  • het opmaken en afleggen van rekening en verantwoording,
  • het bevorderen van de zelfredzaamheid van rechthebbende.
De kantonrechter is van oordeel dat (in ieder geval een groot deel van) de door de bewindvoerder opgesomde werkzaamheden zijn te classificeren als ‘standaardwerkzaamheden’. De bewindvoerder heeft geen onderscheid gemaakt tussen standaard en niet-standaardwerkzaamheden. Het ligt op de weg van de bewindvoerder om toe te lichten waarom er ten aanzien van de niet-standaardwerkzaamheden sprake is van uitzonderlijke omstandigheden waarvoor een toekenning van een extra beloning gerechtvaardigd zou zijn. De onderbouwing van het verzoek komt er enkel op neer dat er meer uren zijn gemaakt dan de zeventien uren die de Regeling koppelt aan de jaarbeloning. Zoals eerder toegelicht, kan alleen deze reden niet leiden tot een toekenning van een extra beloning. De lat voor afwijking van het forfaitaire beloningsysteem ligt hoog. De lat wordt in deze zaak niet gehaald, het verzoek wordt daarom afgewezen.

beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. G.M. Drenth, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, L.W.H. Rademacher.
Tegen deze beschikking kan -uitsluitend door tussenkomst van een advocaat- hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking (digitaal) is verstrekt of verzonden binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na betekening daarvan of nadat deze beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.