ECLI:NL:RBLIM:2025:696

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 januari 2025
Publicatiedatum
28 januari 2025
Zaaknummer
ROE 24/5069
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake woningsluiting door burgemeester wegens grootschalige hennepplantage

Op 14 januari 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. J.M. McKernan, een voorlopige voorziening vroeg tegen het besluit van de burgemeester van Sittard-Geleen. Dit besluit, genomen op 26 november 2024, hield in dat de woning van verzoekster vanaf 12 december 2024 gesloten zou worden voor de duur van drie maanden op grond van artikel 13b van de Opiumwet. De burgemeester had deze maatregel genomen naar aanleiding van een politie-inval op 2 juli 2024, waarbij in de woning een professionele hennepplantage met 527 plantenpotten en andere druggerelateerde materialen werd aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten, gezien de ernst van de situatie en de eerdere rapportages over drugshandel in de buurt. De voorzieningenrechter wees het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat de sluiting noodzakelijk werd geacht voor het herstel van de openbare orde en het woon- en leefklimaat. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster niet volledig onschuldig was aan de situatie, aangezien zij op de hoogte had kunnen zijn van de hennepplantage. De uitspraak werd openbaar uitgesproken op 29 januari 2025, en er stond geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/5069
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 januari 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoekster

(gemachtigde: mr. J.M. McKernan),
en

de burgemeester van de gemeente Sittard-Geleen (de burgemeester)

(gemachtigde: mr. J.L.G. Niederer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen het besluit van de burgemeester van 26 november 2024 (het bestreden besluit) om vanaf 12 december 2024 op grond van artikel 13b, eerste lid, aanhef en onder a, van de Opiumwet haar woning te sluiten voor de duur van drie maanden.
1.1.
Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende schorsing van het bestreden besluit.
1.2.
De burgemeester heeft een verweerschrift ingediend.
1.3.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 14 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoekster, de gemachtigde van verzoekster, [naam] (dochter van verzoekster) en de gemachtigde van de burgemeester.
1.4.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Overwegingen

Is er sprake van een spoedeisend belang?
2. Gelet op de aard van de zaak, een woningsluiting, neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang aan en gaat zij over tot inhoudelijke behandeling van het bestreden besluit.
Wat blijkt uit de bestuurlijke rapportage van 15 oktober 2024?
3. Op 2 juli 2024 heeft de politie de woning van verzoekster doorzocht naar aanleiding van een op 14 juni 2024 ontvangen melding dat een sterke hennepgeur rondom de woning zou hangen en er op 16 juni 2024 een positieve netmeting was verricht. In de kelder van de woning werd een hennepplantage aangetroffen met 527 plantenpotten met afgeknipte stengels van hennepplanten. Op grond van hun kennis en ervaring constateerde de aanwezige politie dat het een (recent) geoogste hennepplantage betrof. Dit bleek uit de waargenomen kenmerken, kleur, vorm en herkenbare geur van de resterende plantenresten. De afzuiging van de hennepplantage was nog actief. Ook zijn er meerdere flessen met chemicaliën, armaturen (46 stuks), assimilatielampen (51 stuks), een schakelbord, snelheidsregelaars (2 stuks), transformatoren (45 stuks), koolstoffilters (3 stuks), een voedingscomputer, luchtafzuigers (3 stuks), slakkenhuizen (2 stuks), ventilatoren (9 stuks), CO2 boosters (2 stuks), kachels (2 stuks), water-, beluchting- en dompelpomp (5 stuks) en groeimiddel aangetroffen. Er waren aanwijzingen voor drie eerdere oogsten. Verder heeft er diefstal van elektriciteit en water plaatsgevonden. Daarnaast werden in de woning veel simkaarten, 650 euro aan cash geld, meerdere prepaid telefoons, twee betaalkaarten, zak met veel klein geld en cash geld uit verschillende landen, meerdere paspoorten (afkomstig uit China en Maleisië), veel dure merkkleren/-tassen en twee betaalpassen aangetroffen.
Is de burgemeester bevoegd om tot woningsluiting over te gaan?
4. De voorzieningenrechter overweegt dat in de woning een grootschalige en professionele hennepplantage is aangetroffen met 527 potten met afgeknipte hennepplanten. Die afgeknipte hennepplanten vormen een handelshoeveelheid drugs. Uit de omschrijving van hennep in lijst II van de Opiumwet volgt dat elk deel van de hennepplant onder hennep in de zin van die wet wordt gerekend. Dat geldt ook voor hennepresten. Of er nog hars kan worden gehaald uit die resten en of die resten verdord zijn, is niet van belang.
4.1.
Zelfs als de hennepresten niet als drugs zouden kwalificeren is de burgemeester bevoegd. Artikel 13b van de Opiumwet kan namelijk ook worden toegepast indien geen drugs zijn aangetroffen in de woning, maar op grond van andere feiten en omstandigheden aannemelijk is dat drugs worden verkocht, afgeleverd of verstrekt in de woning. Aangezien uit de bestuurlijke rapportage blijkt dat er drie keer is geoogst in de voorliggende periode van 36 weken, is dat aannemelijk.
4.2.
Gelet op wat er is aangetroffen, is de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan.
Is er een noodzaak om de woning te sluiten?
5. De volgende vraag is of de woningsluiting voor de duur van drie maanden noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde.
5.1.
De burgemeester heeft voldoende gemotiveerd dat er sprake is van een ernstig geval. Het gaat om een professionele en grootschalige hennepplantage waarbij sprake is van diefstal van water en elektriciteit. Verder blijkt uit de rapportage dat er drie oogsten zijn geweest gedurende ongeveer 36 weken.
5.2.
Verder is de woning gelegen in een voor drugshandel kwetsbare wijk, omdat er in de afgelopen zes jaar 25 bestuurlijke rapportages zijn uitgebracht met betrekking tot overtredingen van artikel 13b van de Opiumwet, die hebben geleid tot 22 woningsluitingen.
5.3.
Gelet op de aangetroffen hoeveelheid (restanten van) hennepplanten en de overige omstandigheden mag worden aangenomen dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Woningsluiting is dan noodzakelijk en een geschikt middel om de woning aan het drugscircuit te onttrekken. Het door verzoekster geduide tijdsverloop maakt dat niet anders.
Is de sluiting van de woning evenwichtig?
6. De woningsluiting is tot slot naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onevenredig.
6.1.
Er is geen sprake van een situatie waarin verzoekster helemaal geen verwijt kan worden gemaakt. Het is namelijk niet aannemelijk dat zij niet op de hoogte was van de hennepplantage. Verzoekster heeft verklaard dat zij niet wist hoe de afzuiging uit moest en dat haar overleden man contacten met derden onderhield over de hennepplantage. Daaruit blijkt al dat verzoekster op de hoogte was. Bovendien liep er een stroomkabel door de woning, stond de kelder vol met de kwekerij en was er een duidelijke hennepgeur te ruiken. Verzoekster had dus in elk geval op de hoogte kunnen en als woningeigenaar moeten zijn.
6.2.
Het is goed voorstelbaar dat verzoekster en haar kinderen door een moeilijke tijd gaan door het overlijden van haar man en dat verzoekster en haar minderjarige zoon hierdoor (psychische) klachten ondervinden. Uit medische gegevens blijkt echter geen gebondenheid aan de woning. Ook is niet onderbouwd waarom de medische klachten van verzoekster en haar minderjarige zoon een kortere sluiting tot gevolg zouden moeten hebben. Verder komt het eindexamen van de minderjarige zoon niet in gevaar en is er in dit kader hulp vanuit de gemeente (via Team Jeugd en Unit Leerplicht).
6.3.
Het zal lastig zijn om andere woonruimte te vinden, maar daarvoor kunnen inspanningen worden verricht en kan contact worden opgenomen met de gemeente. De pogingen die verzoekster heeft gedaan om vervangende woonruimte te vinden, zijn niet inzichtelijk gemaakt. Dat verzoekster dubbele woonlasten niet kan betalen gedurende drie maanden is niet met financiële stukken onderbouwd.
6.4.
Bovendien is in aanmerking genomen dat de burgemeester op de zitting heeft toegezegd dat de begunstigingstermijn loopt tot minimaal één week na de uitspraak, zodat verzoekster en haar kinderen voldoende tijd hebben om vervangende woonruimte te regelen.
Wat is de conclusie?
7. Uit het voorgaande volgt dat in bezwaar het bestreden besluit naar verwachting in stand kan blijven, zodat er geen aanleiding is voor het treffen van een voorlopige voorziening.
7.1.
Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
7.2.
Partijen worden erop gewezen dat tegen de mondelinge uitspraak geen rechtsmiddel openstaat, zoals hier beneden omschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. D.H.J. Laeven, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 januari 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 29 januari 2025.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.