ECLI:NL:RBLIM:2025:6587

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
8 juli 2025
Zaaknummer
03/009709-25
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een ongeval met zwaar lichamelijk letsel en het verlaten van de plaats van ongeval

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 29 februari 2024 te Geleen een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die als bestuurder van een Volkswagen Golf reed, heeft een aanrijding veroorzaakt met een Peugeot, bestuurd door het slachtoffer, waarbij het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld door dicht achter het slachtoffer te rijden en deze gevaarlijk in te halen. Na de aanrijding heeft de verdachte de plaats van het ongeval verlaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het slachtoffer letsel had opgelopen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de verdachte voor 2 jaren de rijbevoegdheid ontzegd, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zwaar laten meewegen in de strafoplegging.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer : 03/009709-25
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer van 8 juli 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 1982,
wonende te [adres]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. H.E.P. van Geelkerken, advocaat kantoorhoudende te Brunssum.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 24 juni 2025. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1:op 29 februari 2024 te Geleen als bestuurder van een personenauto een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft veroorzaakt, waardoor aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht. Subsidiair is dit tenlastegelegd als het veroorzaken van gevaar/hinder op de weg.
Feit 2:betrokken geweest zijnde bij vorengenoemd ongeval, [slachtoffer] in hulpeloze toestand heeft achtergelaten, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat aan haar letsel was toegebracht.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. De verdachte heeft zich zeer onvoorzichtig en onoplettend gedragen door dicht achter het voertuig van [slachtoffer] te rijden, haar gevaarlijk rechts in te halen en vervolgens naar links te sturen waarbij hij [slachtoffer] heeft afgesneden en een aanrijding is ontstaan. Door die gevaarlijke inhaalmanoeuvre is [slachtoffer] van de weg geraakt en in de berm tegen een boom tot stilstand gekomen.
De verklaring van de verdachte dat [slachtoffer] heeft geremd en de verdachte genoodzaakt was om naar rechts uit te wijken, acht de officier van justitie ongeloofwaardig;
meerdere hebben getuigen verklaard dat de remlichten van [slachtoffer] niet geactiveerd waren. Ook het onder feit 2 tenlastegelegde is wettig en overtuigend bewezen. De verdachte is na het ongeval doorgereden en heeft [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit ten aanzien van het onder feit 1 primair tenlastegelegde en zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft het subsidiair tenlastegelegde. De verdachte heeft moeten uitwijken voor [slachtoffer] , omdat zij plots remde met haar voertuig. De verdachte heeft hierdoor in een fractie van een seconde moeten reageren en is naar rechts uitgeweken. Vervolgens is hij weer naar links gegaan en heeft daarbij [slachtoffer] geraakt. De verdachte heeft zich hierbij niet aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig gedragen als bedoeld in artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW). Ten aanzien van het ontstane letsel bij [slachtoffer] heeft de raadsman opgemerkt dat uit het forensisch onderzoek verkeer blijkt dat zij geen gordel droeg. Dit is een factor die door de rechtbank moet worden meegewogen in haar oordeel. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich eveneens gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen
Op 29 februari 2024 omstreeks 09:00 uur vond op de N294/Urmonderbaam te Geleen een verkeersongeval plaats. Daarbij waren een personenauto van het merk Volkswagen type Golf , bestuurd door de verdachte, en een personenauto van het merk Peugeot type 107 , bestuurd door [slachtoffer] , betrokken. [2]
Naar aanleiding van dit ongeval is
een proces-verbaal Forensisch onderzoek verkeeropgemaakt. Hieruit volgt –zakelijk weergegeven– het volgende: [3]
Op donderdag 29 februari 2024, omstreeks 09:50 uur, stelden wij op de plaats van het ongeval een onderzoek in naar de aanleiding/oorzaak/vermijdbaarheid van het verkeersongeval dat op donderdag 29 februari 2024, omstreeks 09:12 had plaatsgevonden op de N294 kort voor hectometerpaal 2,5 Re .
Toedracht
De bestuurster van de Peugeot gereden over de linkerrijstrook van de rechterrijbaan van de N294 , komende uit de richting van Sittard en rijdende in de richting van de kruising met de Burgemeester Lemmensstraat en de Veldweg . Bij deze kruising had deze bestuurster haar voertuig tot stilstand gebracht voor het in haar richting rood licht stralende verkeerslicht. Nadat het verkeerslicht groen licht in haar richting uitstraalde, was deze bestuurster het kruisingsvlak rechtdoor overgestoken, teneinde haar weg over de N294 te vervolgen in de richting van Stein. De bestuurder van de Volkswagen had gereden over de linkerrijstrook van de rechterrijbaan van de N294 , komende uit de richting van Sittard en rijdende in de richting van de kruising met de Burgemeester Lemmensstraat en de Veldweg . Bij deze kruising had deze bestuurder zijn voertuig tot stilstand gebracht achter een personenauto voor het in zijn richting rood licht stralende verkeerslicht. Nadat het verkeerslicht groen licht in zijn richting uitstraalde, was deze bestuurder en de bestuurder/bestuurster van de personenauto voor hem het kruisingsvlak rechtdoor overgestoken, teneinde hun weg over de N294 te vervolgen in de richting van Stein. Nadat de bestuurster van de Peugeot het kruisingsvlak was overgestoken bleef zij op de linkerrijstrook van de rechterrijbaan van de N294 rijden. De bestuurder van de Volkswagen reed eveneens op genoemde linkerrijstrook achter de Peugeot . Op een gegeven moment wisselde de bestuurder van de Volkswagen van rijstrook (van links naar rechts) en haalde hij de Peugeot aan de rechterzijde via de rechterrijstrook in. Tijdens deze inhaalmanoeuvre wisselde de bestuurder te vroeg wederom van rijstrook (van rechts naar links) en sneed hierbij de Peugeot af. Hierbij botste de bestuurder van de Volkswagen met de linkerflank achter i.c. met het linker achterwiel van zijn voertuig tegen de rechterflank voor i.c. het rechter voorwiel van de Peugeot . Door de botsing i.c. met een stuurbeweging werd de Peugeot naar links weggedrukt en kwam het voertuig in de middenberm terecht. Vervolgens botste de bestuurster van de Peugeot frontaal met de voorzijde links van haar voertuig tegen een boom staand in deze berm. De bestuurder van de Volkswagen vervolgde zijn weg zonder te stoppen over de linkerrijstrook in de richting van Stein.
Oorzaak
Het ongeval is ontstaan doordat de bestuurder van de Volkswagen de Peugeot rechts inhaalde en vervolgens de Peugeot afsneed i.c. niet voor liet gaan, nadat de bestuurder van de Volkswagen tijdens het inhalen weer naar links van rijstrook wisselde.
De bestuurder van de Volkswagen had het ongeval kunnen voorkomen indien hij de voor hem rijdende Peugeot niet aan de rechterzijde had ingehaald en de bestuurster van de Peugeot niet had afgesneden tijdens de inhaalmanoeuvre bij het wisselen van rijstrook en bij het wisselen van rijstrook de bestuurster van de Peugeot , die links naast hem reed, voor had laten gaan.
De bestuurster van de Peugeot werd aan de rechterzijde ingehaald door de Volkswagen . Tijdens het inhalen sneed de bestuurder van de Volkswagen de bestuurster van de Peugeot af bij het wisselen van de rijstrook. De bestuurster van de Peugeot kon een aanrijding met de Volkswagen niet voorkomen. Door de kracht van de botsing werd de Peugeot naar links weggedrukt en kwam de bestuurster met haar voertuig in de middenberm terecht en kon zij een aanrijding met de betrokken boom niet meer voorkomen.
Het slachtoffer [slachtoffer] is door de aanrijding gewond geraakt en met de ambulance naar het ziekenhuis gebracht. [4]
[slachtoffer] verklaarde bij de rechter-commissarishet volgende: [5]
Heeft u geremd toen u merkte dat er een auto heel dicht achter u reed?
Nee.
(…)
Op vragen van de raadsman van de verdachte:
Mijn cliënt heeft ook een verklaring afgelegd bij de politie. De agent stelde mijn cliënt de
vraag: Wat kunt u vertellen over het verkeersongeval? Mijn cliënt antwoordt: Ik stond voor de verkeerslichten. Ik had het idee dat zij ineens remde. Ik zag ook remlichten’.
Mijn vraag is: Heeft u geremd?
Nee.
Uit
de geneeskundige verklaringvan [slachtoffer] blijkt dat zij een open dijbeen fractuur en een polsfractuur heeft opgelopen. [slachtoffer] is op 29 februari 2024 acuut geopereerd aan haar dijbeen voor een tijdelijke stabilisatie. Op 8 maart 2024 is zij nogmaals geopereerd aan haar been, waarbij een pen en schroeven zijn aangebracht. Ook is zij geopereerd aan de polsbreuk. [6]
Op 4 december 2024 nam
verbalisant [naam]telefonisch contact op met [slachtoffer] . Hierover relateert verbalisant [naam] het volgende: [7]
Zij vertelde dat zij vond dat het nog niet goed gaat met haar. Er zit wel opbouw in.
Ze werkt momenteel 4 uur 3 dagen in de week. Ze heeft 2 x fysiotherapie per week en
sport ook 2 x in de week met een begeleidend sport schema. In haar pols heeft men een
plaatje aangebracht dat er waarschijnlijk operatief uitgehaald moet worden.
Geestelijk heb ik het nog zwaar met de verwerking. Men zegt dat ik een herstel kan
halen van maximaal 80%. Verdachte [naam] heeft geen contact opgenomen met het slachtoffer [naam] .
Getuige [getuige 1]verklaarde, voor zover van belang, – zakelijk weergegeven – het volgende: [8]
Op 29 februari 2024 omstreeks 09:10 uur reed ik op de Urmonderbaan ter hoogte van hectometerpaal 2,4. Ik reed in mijn werkbus. Ik reed op de meest rechter rijbaan. Toen ik aankwam rijden zag ik dat dit verkeerslicht op rood stond. Toen ik het verkeerslicht naderde zag ik dat het verkeerslicht op groen sprong. Ik hoefde niet stil te staan en kon doorrollen. Ik zag dat een personenauto naast mij precies hetzelfde deed. Deze personenauto was voorzien van het merk Peugeot . Deze Peugeot bevond zich op rijstrook een (
de rechtbank begrijpt: de linkerrijstrook). Ik zag voordat ik voorbij de verkeerslichten was, dat er nog een personenauto achter de Peugeot reed. Dit was een Volkswagen Golf . Ik zag dit omdat deze auto mij links inhaalde. Ik zag dat de Peugeot rustig optrok. Ik zag dat de Volkswagen Golf achter de Peugeot bleef rijden. Ik zag dat de Volkswagen Golf direct achter de Peugeot reed op ongeveer 1 meter afstand ertussen. Ik zag dat de Volkswagen Golf consistent achter de Peugeot bleef rijden op 1 tot 1,5 meter tussen beide voertuigen. Ik zag dat de Volkswagen Golf geen afstand hield. Ik zag dat de Volkswagen Golf op enig moment abrupt een beweging naar rechts maakte. Ik zag dat er geen enkel overig verkeer voor de Volkswagen Golf of Peugeot aanwezig was op de rechter rijstrook. Ik zag dat de
Volkswagen Golf geen richting aangaf naar rechts, maar dat het een hele snelle
beweging was. De Volkswagen Golf reed voor mij. Ik zag dat de Volkswagen Golf ineens naar links ging. De bestuurder van de Volkswagen Golf hoefde helemaal niet naar links, want voor hem was er geen enkel verkeer. Ik zag dat de Volkswagen Golf een beweging naar links maakte op het moment dat de achterwielen van de Volkswagen Golf op dezelfde hoogte waren van de voorwielen van de Peugeot . Ik zag dat de Peugeot
geraakt werd en richting de berm bewoog. Ik zag dat de Peugeot in een direct rechte lijn de berm inschoot. Ik zag dat de Peugeot tegen een boom aan de linkerkant aan knalde. Ik hoorde een harde knal toen ik zag dat de Peugeot de boom raakte. Ik zag dat de Volkswagen Golf verder reed richting de autosnelweg. Ik besloot de Volkswagen Golf te volgen zodat ik zijn kenteken kon doorgeven. Ik zag dat de Volkswagen Golf voorzien was van het Nederlands kenteken: [nummer kenteken] .
Getuige [getuige 1] verklaarde bij de rechter-commissarishet volgende:
Had u goed zicht?
Ja. Ik stond eigenlijk op een auto na vooraan bij het stoplicht. Het was goed weer. Ik heb een
grote hoge bus. Ik kon eroverheen kijken. Ik kan vanuit de bus over personenauto’s heen
kijken.
(…)
Uit het dossier blijkt dat er een Peugeot en een VW Golf op de linkerbaan reden. Heeft u
gezien of de VW Golf kort op de Peugeot voor hem reed?
Ja.
Wat is in uw ogen kort?
Voor mijn gevoel was dat een meter, anderhalve meter ofzo.
(…)
Heeft u remlichten gezien bij de Peugeot toen die VW Golfweer naar de linkerbaan ging?
Dat heb ik ook niet gezien. [9]
Getuige van [getuige 2] verklaarde bij de rechter-commissarishet volgende: [10]
Op 29 februari 2024 was er een verkeersongeval op de Urmonderbaan in de richting van
Urmond. Een auto botste tegen een boom. U reed op dat moment ook op de Urmonderbaan in dezelfde richting. Op dat stuk zijn er volgens mij twee rijstroken. Op welke rijstrook reed u?
Op de linkerrijstrook.
(…)
Heeft u gezien of de VW Golf kort op de kleine auto voor hem reed?
Ik heb gezien dat de Golf heel kort op de auto van het slachtoffer reed. Als het minder dan een meter is, vind ik dat heel kort en dit was minder dan een meter.
(…)
Zo nee, wat zag u voor u?
De auto van het slachtoffer bleef op de linkerbaan rijden. Daar was de verdachte het niet echt mee eens. De Golf ging naar rechts en meteen daarna weer naar links. Toen botsen ze tegen elkaar.
De raadsman merkt op dat de getuige verklaart dat de verdachte het er niet meer eens was. Dat is een conclusie.
Ik kan die conclusie wel toelichten. Iets verder bij het Fortuna -stadion reed de verdachte
achter mij. Ik reed daar 70/80, maar dat ging iets te langzaam voor hem. Toen deed hij ook bumperkleven en met de lichten knipperen.
(…)
Ik heb geen remlichten gezien.
De verdachteverklaarde bij zijn verhoor – zakelijk weergegeven – het volgende: [11]
V: vraag verbalisant
A: antwoord verdachte
V: Wat kunt u vertellen over het verkeersongeval?
A: Ik stond voor de verkeerslichten en de ander auto stond voor mij. Toen het licht
op groen sprong trok de auto voor mij op en ik ook. Even later, ik reed misschien wel
iets dicht achter de auto. (…) Ik moet haar geraakt hebben op het moment dat ik naast haar reed. Volgens mij met mijn linker achterzijde. Ik ben daarna doorgereden.
(…)
V: Voelde u (…) de (…) aanrijding?
A: Ik hoorde wel een tikje
(…)
V: Bent u gestopt na (…) de aanrijding (…).
A: Ik ben niet gestopt.
Bewijsoverwegingen
Feit 1
Om tot bewezenverklaring te kunnen komen van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), is vereist dat verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval heeft plaatsgevonden. Voor schuld in de zin van dit artikel moet op z’n minst sprake zijn van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Of dit het geval is hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte na het verlaten van de verkeerslichten op zeer korte afstand achter [slachtoffer] is gaan rijden. Zowel [slachtoffer] alsook twee getuigen hebben het over bumperkleven. Vervolgens is de verdachte zonder enige aanleiding gewisseld van de linker- naar de rechterrijstrook en vervolgens weer, te vroeg, en wederom zonder aanleiding nu er geen voertuig voor hem reed, terug naar de linkerrijstrook gegaan. Hierbij heeft hij het voertuig van [slachtoffer] afgesneden middels een gevaarlijke inhaalmanoeuvre. Door zo te rijden, is het – anders dan de verdediging heeft bepleit – aan zijn schuld te wijten dat het verkeersongeval is veroorzaakt.
De verklaring van de verdachte dat [slachtoffer] plots remde en hij daardoor moest uitwijken naar de rechterrijstrook, acht de rechtbank op basis van de bewijsmiddelen ongeloofwaardig. [slachtoffer] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat zij niet heeft geremd. Dit wordt bevestigd door de getuigen [getuige 1] , die vanuit zijn hoge werkbus vrij zicht had en [getuige 2] , die beiden hebben verklaard dat zij geen remlichten hebben gezien. Bovendien biedt dit geen verklaring voor het wederom wisselen naar de linkerrijstrook, de gedraging die uiteindelijk heeft geleid tot het ongeval van [slachtoffer] .
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beantwoorden is hoe de mate van schuld dient te worden gekwalificeerd. Schuld, in juridische zin, kan bestaan in verschillende gradaties: van aanmerkelijk onvoorzichtig tot roekeloos. Dat laatste geldt als de zwaarste vorm van schuld. De officier van justitie heeft (ook) die zwaarste schuldvorm tenlastegelegd en de rechtbank zal dus moeten beoordelen of daarvan sprake is.
Roekeloosheid
Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan nader willen duiden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW. Is dat het geval, dan kan de schuld als roekeloos worden aangemerkt.
De rechtbank moet derhalve beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) overtreden van de verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat de verdachte op zeer korte afstand achter het voertuig van [slachtoffer] is blijven rijden. Daarnaast heeft de verdachte een gevaarlijke inhaalmanoeuvre uitgevoerd waardoor de aanrijding is ontstaan. Deze gedragingen zijn in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. De verdachte heeft dus verkeersregels overtreden.
b) in ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw worden genomen. In deze zaak gaat het om het schenden van twee voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels; de verdachte heeft zeer dicht op het voertuig van [slachtoffer] gereden en heeft haar gevaarlijk ingehaald. Daardoor is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) opzettelijk
Het opzet van de verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
De rechtbank is van oordeel dat het zeer dicht achter iemand rijden en vervolgens gevaarlijk rechts halen, niet anders dan opzettelijk kan worden gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de hierboven vermelde gedragingen, in samenhang bezien, naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels. Dit opzettelijk handelen wordt voor de rechtbank ook bevestigd in de getuigenverklaring van [getuige 2] . Vlak voor de aanrijding heeft de verdachte ook op zeer korte afstand achter hem gereden en heeft hij daarbij met de lichten van zijn voertuig geknipperd.
d) gevaar te duchten
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat er een zeer gevaarlijke situatie ontstaat door het hiervoor beschreven verkeersgedrag. Dat die situatie zich in dit geval ook daadwerkelijk heeft voorgedaan, blijkt wel uit het feit dat de verdachte een verkeersongeval heeft veroorzaakt, waarbij [slachtoffer] letsel heeft opgelopen.
Dat betekent dat het verkeersgedrag van de verdachte dat tot het ongeval heeft geleid, tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft de verdachte, anders dan door de officier van justitie is gerekwireerd, de zwaarste vorm van schuld aan dat ongeval, namelijk roekeloosheid.
Zwaar lichamelijk letsel
[slachtoffer] heeft als het gevolg van het ongeval een beenbreuk opgelopen waaraan zij tweemaal is geopereerd. Ook voor de opgelopen polsbreuk was een operatie noodzakelijk. Tien maanden na het ongeval blijkt dat zij nooit volledig zal herstellen. De rechtbank is gelet op de aard en ernst van het letsel en het medische ingrijpen van oordeel dat het letsel van [slachtoffer] kan worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel. Dat [slachtoffer] geen gordel droeg, doet daar niet aan af.
Alles overwegende acht de rechtbank het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen, waarbij sprake is van schuld in de zin van roekeloosheid.
Feit 2
De rechtbank acht ook het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft verklaard dat hij niet is gestopt en is doorgereden. Bij zijn politieverhoor heeft de verdachte verklaard dat hij “misschien” een tik heeft gehoord. Echter, gelet op de getuigenverklaringen en het forensisch onderzoek kan het niet anders dan dat er een luide knal is geweest op het moment dat [slachtoffer] tegen de boom aanreed, zodat de verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat [slachtoffer] letsel had opgelopen. Doordat hij is doorgereden, heeft hij haar in hulpeloze toestand achtergelaten.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
T.a.v. feit 1 primair:
op 29 februari 2024 te Geleen, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een personenauto, daarmede rijdende over de weg, N294/Urmonderbaan , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht, welke gedragingen roekeloos waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, met zijn motorrijtuig (zeer) dicht achter een voor hem rijdende personenauto, bestuurd door voornoemde [slachtoffer] , is gaan rijden en is blijven rijden en deze personenauto aan de rechterzijde (gevaarlijk) heeft ingehaald en (vervolgens) naar links heeft gestuurd en is gereden en (daarbij) voornoemde personenauto heeft afgesneden een aanrijding is ontstaan met deze personenauto waarna laatstgenoemde in de middenberm is terechtgekomen en tegen een boom is gebotst:
T.a.v. feit 2:
als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden te Geleen, op de Urmonderbaan/N294 , op 29 februari 2024, de plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl daardoor, naar hij redelijkerwijs moest vermoeden, een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is tenlastegelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Kennelijke taal- en schrijffouten in de tenlasteleggingen zijn voor zover aanwezig in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor redelijkerwijs niet in zijn verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
T.a.v. feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht;
T.a.v. feit 2:
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel c van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis. Tevens dient aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid te worden opgelegd voor de duur van 1 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om een deels voorwaardelijke taakstraf op te leggen bij veroordeling van de verdachte voor het onder feit 1 subsidiair en feit 2 tenlastegelegde.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft op 29 februari 2024 in Geleen roekeloos rijgedrag vertoond. Nadat hij eerder al bij een ander aan de bumper kleefde, deed hij dat ook bij [slachtoffer] . Helaas voor [slachtoffer] bleef het daar niet bij. De verdachte, die kennelijk vond dat [slachtoffer] niet hard genoeg reed, haalde haar rechts in en stuurde toen weer abrupt en zonder dat voor hem rijdend verkeer daartoe noodzaakte, weer naar links. Dat deed hij veel te vroeg met als gevolg dat de Peugeot van [slachtoffer] werd geraakt, deze van de weg raakte en tegen een boom tot stilstand kwam. Hierbij liep [slachtoffer] ernstig letsel op. Dit moet de verdachte ook gemerkt hebben. Desondanks is hij doorgereden en heeft hij haar in hulpeloze toestand achtergelaten. Als verdachtes partner later op de dag aan hem meedeelt dat er een 112-melding is van een verkeersongeval, besluit de verdachte zich te melden bij de politie omdat hij ‘denkt’ daarbij betrokken te zijn geweest. Als bij de politie blijkt dat de verdachte inderdaad betrokken is bij het ongeval, toont de verdachte vervolgens geen enkel inzicht in de laakbaarheid van zijn handelen. Ook op de terechtzitting van 24 juni 2025 schuift de verdachte zijn verantwoordelijkheid af en verklaart hij meermaals dat hij geen schuld heeft aan het ongeval en dat hij niets van het ongeval heeft gemerkt. De verdachte zegt in paniek te zijn geweest en heeft zichzelf in veiligheid willen brengen. Als de rechtbank meerdere keren vraagt waarom hij in paniek was en zich onveilig voelde, is het antwoord telkens “ik weet het niet”. De verdachte neemt hiermee geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen. Dit neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft voor de straftoemeting gekeken naar wat in vergelijkbare zaken pleegt te worden opgelegd. De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de oriëntatiepunten van het LOVS ter zake van overtreding van artikel 6 WVW. Daarnaast heeft de verdachte ook de plaats van ongeval verlaten. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid van lange duur dient als uitgangspunt voor de strafmaat te worden genomen.
De rechtbank houdt bij de strafoplegging ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn strafblad. Hieruit blijkt dat aan hem in 2022 een strafbeschikking is opgelegd voor gevaarlijk rijgedrag. De verdachte was een gewaarschuwd mens.
Hoewel de ernst van de gepleegde feiten in beginsel de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen, ziet de rechtbank aanleiding om dat niet te doen. De verdachte heeft jonge kinderen en is naast de strafbeschikking uit 2022 niet eerder met politie en justitie in aanraking gekomen. De rechtbank is echter van oordeel dat niet kan worden volstaan met alleen een geheel voorwaardelijke straf. De bewezenverklaarde feiten en de gevolgen voor het slachtoffer zijn daarvoor te ernstig. Daarom zal de verdachte ook worden veroordeeld tot een taakstraf voor de maximale duur van 240 uren.
Alles afwegende zal de rechtbank de verdachte veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis, alsmede een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 2 jaren, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Met deze ontzegging wordt eveneens beoogd te voorkomen dat de verdachte opnieuw op een dergelijke wijze aan het verkeer zal deelnemen en maakt het in generaal preventieve zin duidelijk dat dergelijk roekeloos rijgedrag niet wordt geaccepteerd.
De rechtbank legt hiermee een hogere straf op dan door de officier van justitie is geëist. Dit is gelegen in het feit dat de rechtbank het gedrag van de verdachte bij feit 1 primair, anders dan door de officier van justitie werd gerekwireerd, als roekeloos kwalificeert.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 7, 175 en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Gevangenisstraf
  • veroordeelt de verdachte tot
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
Taakstraf
- veroordeelt de verdachte tot
een taakstraf voor de duur van 240 uren;
- beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 dagen;
Ontzegging van de rijbevoegdheid
  • legt aan de verdachte op
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.B. Bax, voorzitter, mr. M.M. Beije en mr. D.J.E. Hamers-Aerts, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.W.P. Huntjens, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 8 juli 2025.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
T.a.v. feit 1 primair:
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmede rijdende over de weg, N294/Urmonderbaan , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (te weten [slachtoffer] ) zwaar lichamelijk letsel of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, welke gedragingen roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, waren en hieruit hebben bestaan dat hij, verdachte, met zijn motorrijtuig (zeer) dicht achter een voor hem rijdende personenauto, bestuurd door vooornoemde [slachtoffer] , is gaan rijden en/of is blijven rijden en/of deze personenauto aan de rechterzijde (gevaarlijk) heeft ingehaald en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd en/of is gereden en/of (daarbij) voornoemde personenauto niet voor heeft laten gaan dan wel heeft afgesneden, waardoor, althans mede waardoor, een aanrijding/botsing is ontataan met deze personenauto waarna laatstgenoemde in de middenberm is terechtgekomen en tegen een boom is gebotst;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 februari 2024 te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg N294/Urmonderbaan , met zijn motorrijtuig (zeer) dicht achter een voor hem rijdende personenauto is gaan rijden en/of is blijven rijden en/of deze personenauto aan de rechterzijde (gevaarlijk) heeft ingehaald en/of (vervolgens) naar links heeft gestuurd en/of is gereden en/of (daarbij) voornoemde personenauto niet voor heeft laten gaan dan wel heeft afgesneden, waardoor althans mede waardoor, een aanrijding/botsing is ontataan met deze personenauto waarna laatstgenoemde in de middenberm is terechtgekomen en tegen een boom is gebotst, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
T.a.v. feit 2:
dat hij, als degene die al dan niet als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval
dat had plaatsgevonden te Geleen, in de gemeente Sittard-Geleen, op/aan de Urmonderbaan/N294 ,
op of omstreeks 29 februari 2024,
de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten,
terwijl daardoor, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden,
een ander (te weten [slachtoffer] ), aan wie bij dat ongeval letsel was toegebracht, in hulpeloze toestand werd achtergelaten.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie met proces-verbaalnummer PL2300-2024033610 , gesloten d.d. 30 maart 2024, digitaal doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 96.
2.Het proces-verbaal van aanrijding, d.d. 6 december 2024, pag. 5 tot en met 8.
3.Het proces-verbaal forensisch onderzoek verkeer d.d. 13 november 2024, pag. 10 tot en met 36.
4.Proces-verbaal van verhoor slachtoffer d.d. 1 maart 2024, pag. 45 en 46.
5.Proces-verbaal van verhoor [slachtoffer] bij de rechter-commissaris d.d. 4 september 2024.
6.Geneeskundige verklaring d.d. 21 mei 2024, pag. 44.
7.Proces-verbaal aanrijding misdrijf d.d. 6 december 2024, pag. 5 tot en met 8
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 29 februari 2024, pag. 60 tot en met 63.
9.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] bij de rechter-commissaris d.d. 4 september 2024.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris d.d. 9 september 2024.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 29 februari 2024, pag. 47 tot en met 52.